4.2Bewijsmotivering
Vormverzuim?
De raadsman heeft – onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:584) – betoogd dat het onderzoek aan de smartphone van verdachte een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte oplevert. Nu dit onderzoek heeft plaatsgevonden zonder machtiging van een officier van justitie of rechter-commissaris is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, op grond waarvan de uit verdachtes smartphone verkregen informatie van het bewijs dient te worden uitgesloten, aldus de raadsman. Ditzelfde dient volgens de raadsman te gelden voor informatie verkregen uit onderzoek aan de smartphone van de medeverdachte. De politierechter overweegt als volgt.
De Hoge Raad heeft in het door de raadsman aangehaalde arrest het toetsingskader uiteengezet voor het doen van onderzoek aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken (waaronder smartphones) door de politie. Uit de uitspraak volgt dat indien het onderzoek bestaat uit het raadplegen van een gering aantal opgeslagen of beschikbare gegevens, de daarmee samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, waardoor de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, zoals neergelegd in de artikelen 94 juncto 95 en 96 Sv daarvoor voldoende legitimatie biedt. Uit dit arrest volgt verder dat indien het onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de – in dit geval – smartphone, dat onderzoek jegens verdachte onrechtmatig kan zijn, indien toestemming van de officier van justitie voor het doen van dit onderzoek ontbreekt. Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de smartphone opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.
Het toestelgeheugen van de onder verdachte in beslag genomen telefoon en de in deze telefoon aanwezige geheugenkaart zijn door de politie uitgelezen. Vervolgens is de telefoon op meerdere momenten onderzocht op ‘inhoud welke verband heeft/zou kunnen hebben met graffiti’, zoals telkens in de betreffende processen-verbaal van bevindingen is vermeld. Het uitgevoerde onderzoek was met andere woorden specifiek gericht op de beschuldiging tegen verdachte en beperkte zich tot WhatsApp-gesprekken en (verstuurde) foto's. Naar het oordeel van de politierechter is niet gebleken dat door dit naar zijn aard en omvang beperkte onderzoek – mede in aanmerking genomen de resultaten daarvan – een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het privéleven van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de politierechter van oordeel dat in de onderhavige zaak de door de politie uitgevoerde onderzoeken voldoende gelegitimeerd worden door de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren zoals neergelegd in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in verbinding met de artikelen 95 en 96 Sv. Van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is dan ook geen sprake. De politierechter acht de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van verdachte bruikbaar voor het bewijs. Hetzelfde geldt – mutatis mutandis – voor de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van de medeverdachte.
Openlijk in vereniging geweld plegen
16 augustus 2020
Verdachte en zijn medeverdachte zijn op 16 augustus 2020 op heterdaad aangehouden naar aanleiding van een waarneming door verbalisant [verbalisant 1] . Uit zijn proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2020 blijkt dat hij op genoemde datum rond 3.40 uur twee mannen zag lopen over de [straat 1] in Hoorn, die stopten bij een schakelkast. Verbalisant zag dat één van de mannen een schuddende beweging maakte met zijn hand, waarbij het onmiskenbare tikkende geluid hoorbaar was van een verfspuitbus die geschud wordt. Vervolgens zag hij dat de man zich voorover boog naar de schakelkast en hoorde hij het sissende geluid van een werkende spuitbus. De verbalisant nam waar dat de man met lichte verf een zogenaamde tag spoot op de schakelkast. De mannen liepen door en de verbalisant is hen gevolgd. De mannen liepen naar een schakelkast bij de spoorwegovergang van de stoomtram. Verbalisant hoorde vervolgens wederom het sissende geluid van een of meer spuitbussen en zag dat de mannen naast elkaar stonden en beiden een tag spoten op de schakelkast. Daarna liepen de mannen naar een bouwkeet, waar zij zich enige tijd ophielden, om vervolgens te verdwijnen in de bosjes naast een fietspad. Op het moment dat de mannen op precies dezelfde plaats weer uit de bosjes tevoorschijn kwamen, heeft de verbalisant hen aangewezen aan de inmiddels ter plaatse gekomen politiecollega’s en zijn zij aangehouden.
De aangehouden personen bleken te zijn verdachte [de verdachte] en verdachte [de medeverdachte] . Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hoorden verbalisant [verbalisant 1] zeggen dat de personen die op dat moment waren staande gehouden, de jongens waren die hij graffiti had zien spuiten.
Diezelfde ochtend bij daglicht heeft verbalisant [verbalisant 1] een nader onderzoek ingesteld langs de looproute van de verdachten. Daarbij heeft hij een tas met daarin een spuitbus aangetroffen.
Bij onderzoek in de omgeving op 16 augustus 2020 zag de politie op een elektriciteitshokje aan de [straat 1] een tag met witte verf, die nog nat was. Ook op een mobiel toilet zat natte verf. Dit betrof een tag met de letters: [tag 1] . Op de keet naast het toilet zat witte, nog natte verf met dezelfde tag als op het elektriciteitshokje.
Op foto’s in het dossier (pagina 111 en verder) is te zien dat op het eerstgenoemde elektriciteitshokje, c.q. schakelkast de tag ‘ [tag 2] ’ staat. Op de tweede staan zowel de tag ‘ [tag 2] ’ als ‘ [tag 1] '. Ook op het mobiele toilet staan zowel de tag ‘ [tag 2] ’ als ‘ [tag 1] '.
De politierechter is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de tag ‘ [tag 1] ’ kan worden toegeschreven aan verdachte [de verdachte] , terwijl de tag ‘ [tag 2] ’ aan verdachte [de medeverdachte] kan worden toegeschreven.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de politierechter van oordeel dat beide verdachten in dit geval een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het openlijke geweld tegen goederen hebben geleverd en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
19 en 20 mei 2020
Op 22 mei 2020 is namens [aangever] aangifte gedaan van het spuiten van graffiti op de muren van restaurant ‘ [naam] ’, gevestigd op het [straat 2] in Hoorn. Het aanbrengen van de graffiti moet zijn gebeurd tussen 15 en 20 mei 2020.
Bij het onderzoek aan de onder verdachte [de verdachte] in beslag genomen telefoon is een WhatsApp-gesprek gevonden tussen verdachte [de verdachte] (onder de naam [bijnaam verdachte] ) en verdachte [de medeverdachte] (onder de naam [bijnaam medeverdachte] ). Uit dit gesprek komt onder meer het volgende naar voren:
- 18-5-2020 23:57:22 [bijnaam medeverdachte] stuurt bericht:
Ben altijd aan om te painten
- 19-5-2020 00:19:24 [bijnaam medeverdachte] stuurt bericht:
Ik kan beter andere keer
En heb overmorgen weeer verf jwz
Alleen wil wel painten
Mja kan ook andere x
Wat wil je painten dan
- 19-5-2020 00:21:16 [bijnaam verdachte] stuurt bericht:
Ik dacht schou en bij de [X]
- 19-5-2020 00:21:28 [bijnaam medeverdachte] stuurt bericht:
Ohh die zijkant?
- 19-5-2020 00:21:32 [bijnaam verdachte] stuurt bericht:
Mensen chille daar weer
Bij die plantenbak en
Bij [X] achter die gebouwtje
- 19-5-2020 00:22:11 [bijnaam medeverdachte] stuurt bericht:
Gwn nu?
D8 zelf missch die zijkant bakstenen muurtje
Kan wel 1tje joinen
- 19-5-2020 00:22:42 [bijnaam verdachte] stuurt bericht:
Is goeie ook
Aii jaman hoelaat kan je
19-5-2020 00:24:12 [bijnaam medeverdachte] stuurt bericht:
Kwart voor?
19-5-2020 00:24:12 [bijnaam verdachte] stuurt bericht:
Kwart voor 1
Jaman gwn die bankje
Uit een eveneens in de telefoon van verdachte [de verdachte] aangetroffen WhatsApp-gesprek tussen verdachte [de verdachte] en een contact genaamd [WhatsApp-contact] komt het volgende naar voren:
- 19-5-2020 02:19:40 [bijnaam verdachte] stuurt bericht:
Yo kan je foto maken
Heb een kk mooie gezet
Bij de [X]
Alleen heb geen foto kunne fixen
Sws [Y] staat er ook
Heb me aan me woord gehouden
Kijk ik heb hem precies naast die stijger gezet
Kunne morge wel ff langs gaan
Ff fototje
Wdj morge middag
Fix ff foto daaro
Is precies zijkant van die gebouwtje
Naast die stijger
Bij de [X]
- 19-5-2020 23:14:44 [WhatsApp-contact] stuurt foto's:
tekst gelijkend op [tag 2] / tekst [tag 1] [Y] , op een wit gebouw, dat de verbalisant – zo begrijpt de politierechter – op grond van plaatselijke bekendheid herkent als het gebouw op het [straat 2] , genaamd " [naam] ".
Op 20-5-2020 om 04:40:53 stuurt [bijnaam verdachte] foto’s van hetzelfde witte gebouw met daarop zowel de tag [tag 2] als de tag [tag 1] naar verdachte [de medeverdachte] .
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de politierechter van oordeel dat beide verdachten met betrekking tot gebouw [naam] in Hoorn een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het openlijke geweld tegen goederen hebben geleverd en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, tot uitdrukking komend in een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering.
Conclusie
De politierechter concludeert dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte in de ten laste gelegde periode tweemaal heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen goederen door – kort gezegd – het spuiten van graffiti.
Het dossier bevat daarnaast aanwijzingen dat verdachten betrokken zijn geweest bij meer gevallen van graffiti spuiten, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om in die gevallen te komen tot een bewezenverklaring op basis van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste gelegd.