In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, JAM! B.V. [verzoeker] verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en vakantiedagen. De kern van het geschil was of de arbeidsovereenkomst door of namens JAM! was opgezegd, zoals [verzoeker] stelde. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] de mededelingen van JAM! niet redelijkerwijs kon opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder de rol van JAM! als payrollbedrijf en de communicatie tussen [verzoeker] en zijn werkgever. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een opzegging en dat er dus geen grond was voor de toewijzing van de verzoeken van [verzoeker]. Hoewel het verzoek werd afgewezen, besloot de kantonrechter dat iedere partij zijn eigen proceskosten moest dragen, gezien de onduidelijkheid en onjuiste standpunten van JAM! over de aard van de arbeidsrelatie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.