ECLI:NL:RBNHO:2021:2151

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
8962320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toekenning billijke vergoeding en andere vergoedingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, JAM! B.V. [verzoeker] verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en vakantiedagen. De kern van het geschil was of de arbeidsovereenkomst door of namens JAM! was opgezegd, zoals [verzoeker] stelde. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] de mededelingen van JAM! niet redelijkerwijs kon opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder de rol van JAM! als payrollbedrijf en de communicatie tussen [verzoeker] en zijn werkgever. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een opzegging en dat er dus geen grond was voor de toewijzing van de verzoeken van [verzoeker]. Hoewel het verzoek werd afgewezen, besloot de kantonrechter dat iedere partij zijn eigen proceskosten moest dragen, gezien de onduidelijkheid en onjuiste standpunten van JAM! over de aard van de arbeidsrelatie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8962320 \ AO VERZ 21-1 BL
Uitspraakdatum: 2 maart 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (beschikking) van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te Heerhugowaard
verzoeker
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. C.M. de Wijs
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAM! B.V.
gevestigd te Amsterdam
verweerder
verder te noemen: JAM!
gemachtigde: mr. L.P.F. Nouwen

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[verzoeker] verzoekt om JAM! te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en vakantiedagen.
1.2.
De toewijsbaarheid van dat verzoek valt of staat met de vraag of de arbeidsovereenkomst door of namens JAM! is opgezegd, zoals [verzoeker] stelt.
1.3.
De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] afwijzen, op de volgende gronden.
1.4.
Bij beantwoording van de vraag of een werknemer een bepaalde mededeling van zijn werkgever redelijkerwijs heeft mogen opvatten als een opzegging of beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zijn alle omstandigheden van het geval van belang (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 november 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2017:2905 (
Constar Plastics)).
1.5.
De vraag is dus of [verzoeker] de correspondentie waarop zij zich beroept, redelijkerwijs heeft mogen opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt van niet, vanwege het volgende.
1.6.
Vast staat dat JAM! als payrollbedrijf de juridisch en formeel werkgever van [verzoeker] is geworden per 1 januari 2020. [verzoeker] was daarvoor al jaren werkzaam bij Proeverij Gewoon Lekker, was vóór 1 januari 2020 ook in dienst bij Proeverij Gewoon Lekker, en zij is haar werk na 1 januari 2020 blijven doen. De constructie met JAM! als payrollbedrijf en formeel werkgever was bekend bij [verzoeker] .
1.7.
Proeverij Gewoon Lekker heeft in een e-mail van 20 oktober 2020 aan [verzoeker] meegedeeld dat de opdracht zal worden opgezegd en dat dit betekent dat de werkzaamheden van [verzoeker] voor Proeverij Gewoon Lekker zullen eindigen per 31 december 2020.
1.8.
Los van de overige inhoud van deze e-mail en de andere omstandigheden zou deze mededeling in de e-mail van 20 oktober 2020 kunnen worden aangemerkt als een opzegging, Maar die e-mail vermeldt ook dat JAM! verplicht is om voor [verzoeker] ander werk te zoeken na 1 januari 2021 en dat [verzoeker] zich voor verdere informatie moet wenden tot
“jouw werkgever JAM!”. De gemachtigde van [verzoeker] , mr. De Wijs, richt zich vervolgens in een brief van 29 oktober 2020 tot JAM! en neemt daarbij het standpunt in dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd. Daarop reageert JAM! in een e-mail van 3 november 2020 met nadruk dat JAM! de werkgever is van [verzoeker] en dat geen sprake is van een opzegging of beëeindiging van de arbeidsovereenkomst met JAM!
1.9.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, en met name gezien de aard en inhoud van de e-mails van 20 oktober 2020 en 3 november 2020, mocht [verzoeker] , die werd bijgestaan door mr. De Wijs, de mededelingen van de kant van Proeverij Gewoon Lekker en JAM! niet redelijkerwijs opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst met JAM! door of namens JAM! als juridische en formele werkgever.
1.10.
Dit betekent dat de vordering van [verzoeker] moet worden afgewezen. Er is geen sprake van een opzegging en dus geen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zodat er geen grond bestaat voor toewijzing van de verzoeken.
1.11.
Normaal gesproken zou dit betekenen dat [verzoeker] de proceskosten moet betalen, omdat haar verzoek wordt afgewezen. Maar voor zo’proceskostenveroordeling ziet de kantonrechter in dit geval geen reden. JAM! heeft maandenlang een onjuist standpunt ingenomen over de aard van de arbeidsrelatie en de positie van [verzoeker] . Ten onrechte heeft JAM! bij herhaling gezegd dat er geen payrollovereenkomst was, maar een uitzendovereenkomst, en ten onrechte heeft JAM! bij herhaling gezegd dat [verzoeker] geen recht had op tewerkstelling bij Proeverij Gewoon Lekker. Per saldo heeft JAM! pas in het verweerschrift luid en duidelijk, zonder misverstanden, erkend dat deze standpunten onjuist zijn. Het misverstand en de onjuiste mededelingen hebben het geschil mede in het leven geroepen en in stand gehouden. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst het verzoek af;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter