ECLI:NL:RBNHO:2021:2085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
8865282 AO VERZ 20 180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling

In deze zaak is de vraag aan de orde of de werkgever, VSB Nederland B.V., de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [werkneemster], rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. De werkgever kan zich niet beroepen op een overeengekomen voorwaarde in de arbeidsovereenkomst, en er is ook geen andere rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangetoond. Dit leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en dat de werknemer recht heeft op loon.

Het procesverloop laat zien dat [werkneemster] een verzoek heeft ingediend om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. VSB heeft een verweerschrift ingediend, maar is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft de argumenten van [werkneemster] gehoord en vastgesteld dat zij op 21 januari 2019 in dienst is getreden bij VSB en dat de cao voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf van toepassing is.

De kantonrechter concludeert dat VSB niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de cao, met name de verplichting om de werknemer een opleiding aan te bieden binnen 12 maanden na indiensttreding. Hierdoor is de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd. De kantonrechter wijst de verzoeken van [werkneemster] toe, waaronder de verklaring dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en de veroordeling van VSB tot betaling van loon en achterstallig loon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8865282 \ AO VERZ 20-180
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Beschikking in de zaak van:
[bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [werkneemster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. J.G. Burgers
tegen
VSB Nederland B.V.,
gevestigd te Westervoort
verwerende partij
verder te noemen: VSB
gemachtigde: VSB Nederland
Samenvatting
In deze zaak ligt de vraag voor of de werkgever de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. De werkgever kan zich niet beroepen op de overeengekomen voorwaarde. Ook is niet gebleken dat de arbeidsovereenkomst op andere wijze rechtsgeldig is geëindigd. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en de werknemer recht heeft op loon.

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft onder meer een verzoek gedaan om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door VSB te vernietigen. VSB heeft een verweerschrift ingediend, waarin zij heeft aangekondigd dat zij niet op de zitting zal verschijnen.
1.2.
Op 20 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. VSB is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [werkneemster] ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren [in 1983] , is op 21 januari 2019 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij VSB. De functie die [werkneemster] laatstelijk vervulde, is die van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud op [locatie] te Schiphol, met een salaris van € 11,27 bruto per uur exclusief emolumenten.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (hierna: de cao) van toepassing. In deze cao staat het volgende:
Artikel 36 Opleiding en ontwikkeling
(…)
Basis(vak)opleiding en ontwikkeling
6.De werknemer krijgt binnen 12 maanden na indiensttreding de basis(vak)opleiding aangeboden die gevolgd wordt door het examen bij het RAS-Examenbureau. De werknemer moet de opleiding volgen en deelnemen aan het (her-)examen. De werknemer die al een diploma van de basis(vak)-opleiding heeft, is hiervan uitgezonderd.
7.Als de werknemer geen aanbod krijgt, kan de werknemer dat melden bij de RAS en/of bij Cao-partijen.
8.De werkgever is verplicht om de werknemer in de gelegenheid te stellen om aan voor zijn functie relevante opleidingen deel te nemen die de werknemer in staat stelt om te (blijven) voldoen aan de door de branche vastgestelde eindtermen, waarmee een door de branche erkend diploma wordt verkregen.(…)
Artikel 38 Werkgelegenheid bij contractswisseling
(…)
2.De werkgever die door contractswisseling een object verwerft zal aan de werknemers die op het moment van de wisseling op het object werkzaam zijn een arbeidsovereenkomst aanbieden als:
–De werknemer tenminste 1,5 jaar op het object werkzaam is. Uitzendperioden en payroll worden meegeteld;
–De werknemer die op of na 1 januari 2012 nieuw in dienst is getreden – anders dan door contractswisseling – beschikt over een door de branche erkend diploma en
–De werknemer beschikt over een geldig identiteitsbewijs of, indien wettelijk vereist, over een geldige verblijfsvergunning.
Uit Bijlage III volgt dat het basisuurloon voor een medewerker algemeen schoonmaakonderhoud die langer dan één jaar in dienst is € 11,67 bruto bedraagt.”
2.3.
De eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is twee maal verlengd met (iedere keer) 6 maanden. De derde arbeidsovereenkomst liep af op 21 juni 2020. Bij brief van 21 juni 2020 heeft VSB het volgende geschreven:
“Door middel van dit bericht laten wij u weten dat wij in onderling overleg besloten hebben om uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd onder de voorwaarden van het succesvol afronden van de SVS Basisopleiding Schoonmaken.
2.4.
Op 16 september 2020 heeft de opdrachtgever van VSB – gevestigd op [locatie] te Schiphol – de opdracht met VSB opgezegd.
2.5.
[werkneemster] heeft zich op 1 oktober 2020 gemeld op de [locatie] te Schiphol om haar werkzaamheden uit te voeren. Bij aankomst bleek dat het schoonmaakobject niet langer van VSB was, maar was overgenomen door Van Vliet Facility Services B.V. (hierna: Van Vliet ). [werkneemster] is door Van Vliet niet overgenomen, omdat [werkneemster] niet beschikte over een door de branche erkend diploma.
2.6.
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft [werkneemster] geschreven dat zij nog bij VSB in dienst is en zich beschikbaar houdt voor de arbeid. In reactie hierop heeft VSB bij brief van 19 oktober 2020 het volgende geschreven: “
VSB is het contract op [locatie] kwijt en deze is overgedragen aan Van Vliet . Zoals u zelf al heeft kunnen lezen in onze CAO zitten aan de overname van personeel nogal wat haken en ogen. Mevrouw [werkneemster] had eigenlijk over gemoeten naar Van Vliet gezien haar minimale anderhalf jarige dienstverband etc. Echter door het gemis van het diploma heeft Van Vliet mevrouw op 1 oktober pas aangegeven dat zij naar huis kon (nadat het contract met VSB voor mevrouw al was beëindigd). VSB kan mevrouw geen opleiding meer aanbieden omdat mevrouw geen uren meer bij VSB heeft. Ook is het voor haar niet mogelijk mevrouw ergens anders te plaatsen want VSB heeft geen ander werk voor haar in de regio (…) VSB heeft haar best gedaan mevrouw bij Van Vliet binnen te krijgen maar dat is helaas voor mevrouw niet gelukt. Het contract met mevrouw is dan ook beëindigd (…)”

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – primair:
(i) voor recht te verklaringen dat de omvang van de arbeid 55 uur bedraagt;
(ii) de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen dan wel voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd;
(iii) VSB te veroordelen tot betaling van € 641,85 per maand inclusief emolumenten vanaf 1 november 2020 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
(iv) betaling van het achterstallige loon van € 88,- over de periode van 1 februari 2020 tot 1 november 2020, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Susbidiair verzoekt [werkneemster] om VSB te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Meer subsidiair verzoekt [werkneemster] om een transitievergoeding. Dit alles met veroordeling van [werkneemster] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werkneemster] (samengevat) ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging, omdat de voorwaarde in de arbeidsovereenkomst niet geldig is. Ook is de arbeidsovereenkomst niet op andere wijze rechtsgeldig geëindigd. [werkneemster] heeft zich beschikbaar gehouden voor de arbeid en is nog altijd in dienst bij VSB. VSB is daarom gehouden tot loondoorbetaling tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Verder is VSB gehouden tot betaling van het achterstallige loon op basis van de cao.

4.Het verweer

4.1.
VSB verweert zich tegen het verzoek en verzoekt om afwijzing van de verzoeken van [werkneemster] . Op het verweer zal bij de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd.
Is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd?
5.2.
In de brief van 16 juni 2020 is bepaald dat [werkneemster] een vast dienstverband zal krijgen, als zij een door de branche erkend diploma heeft behaald. Vaststaat dat [werkneemster] dat diploma niet heeft behaald. Vervolgens rijst de vraag of VSB met succes kan betogen dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen omdat [werkneemster] dit diploma niet heeft behaald. De kantonrechter vindt van niet. Op VSB rustte op grond van artikel 36 lid 6 van de cao de verplichting om binnen 12 maanden na indiensttreding aan [werkneemster] een dergelijke opleiding aan te bieden. Niet gesteld of gebleken is dat VSB dat heeft gedaan, zodat het gelet op artikel 7:668 BW vast staat dat [werkneemster] met ingang van 21 juli 2020 voor onbepaalde tijd bij VSB in dienst was.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat VSB de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] niet rechtsgeldig heeft opgezegd. Daartoe wordt als volgt overwogen. Uit artikel 38 lid 2 van de cao vloeit voort dat er drie voorwaarden worden gesteld aan de overname van personeel als een schoonmaakproject aan een ander wordt gegund. Vast staat dat [werkneemster] op het moment van de overname van het schoonmaakobject per 1 oktober 2020 al 1,5 jaar werkzaam was bij VSB. [werkneemster] beschikte niet over een door de branche erkend diploma en is daarom niet overgenomen door Van Vliet . De kantonrechter is van oordeel dat dit een omstandigheid is die, gelet op artikel 36 lid 6 van de cao (zie hiervoor) voor rekening en risico van VSB komt. Dat VSB vanwege de coronacrisis heeft nagelaten [werkneemster] op te leiden, maakt dit niet anders. Omdat Van Vliet [werkneemster] niet heeft overgenomen, is [werkneemster] na de overname van het schoonmaakproject bij VSB in dienst is gebleven.
5.6.
De arbeidsovereenkomst is ook niet op een andere rechtsgeldige wijze geëindigd. De arbeidsovereenkomst is niet overeenkomstig artikel 7:671 BW met toestemming van het UWV of met instemming van [werkneemster] opgezegd. Evenmin is sprake van een dringende reden. De verklaring voor recht dat de opzegging niet rechtsgeldig is zal daarom worden toegewezen.
Loondoorbetaling
5.7.
Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werkneemster] in beginsel recht op loon. Zij heeft zich ook beschikbaar gehouden voor arbeid. Als VSB van oordeel is dat zij geen werk (meer) heeft voor [werkneemster] kan zij een ontslagvergunning op bedrijfseconomische gronden vragen bij het UWV. [werkneemster] heeft gesteld dat op grond van artikel 7:610b BW de omvang van de arbeid – gelet op de omvang van de arbeid in de maanden juli (57,50 uur), augustus (52,50 uur) en september (55 uur) – wordt vermoed 55 uur per maand te bedragen. Door VSB is de referteperiode of dit urenaantal niet betwist. De verklaring voor recht dat de omvang van de arbeid 55 uur per maand bedraagt, zal daarom ook worden toegewezen.
5.8.
Verder staat vast dat het uurloon – behorend bij de functie van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud met één dienstjaar – op basis van bijlage III van de cao € 11,67 bruto bedraagt. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering tot doorbetaling van € 641,85 bruto aan loon per maand zal toewijzen.
Achterstallig loon
5.9.
Vast staat dat het basisuurloon van [werkneemster] € 11,67 bruto bedraagt. [werkneemster] heeft gesteld dat VSB over de periode van 1 juli 2020 tot 1 november 2020 een basisuurloon van
€ 11,27 heeft betaald. Uit het verzoekschrift is niet voldoende onderbouwd gebleken dat VSB in gebreke is met betaling van het achterstallige loon vanaf 1 februari 2020. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van € 88,- aan achterstallig salaris toewijzen over de periode van 1 juli 2020 tot 1 november 2020.
De wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.10.
De kantonrechter zal de wettelijke verhoging matigen tot 10 %, gelet op de financiële problemen bij VSB. Omdat VSB te laat is met de tijdige betaling van het loon, is zij gehouden tot betaling van de wettelijke rente zoals hierna te melden.
De proceskosten
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van VSB, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
6.2.
verklaart voor recht dat de omvang van de arbeid 55 uur per maand bedraagt;
6.3.
veroordeelt VSB tot betaling aan [werkneemster] van € 641,85 aan loon per maand vermeerderd met de van toepassing zijnde emolumenten vanaf 1 november 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10 % en de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt VSB tot betaling aan [werkneemster] van € 88,00 aan achterstallig loon over de periode 1 juli 2020 tot 1 november 2020 vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10 % en de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt VSB tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op € 581,00, te weten:
griffierecht € 83,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 17 februari 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter