ECLI:NL:RBNHO:2021:2065

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
15/111723-19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne en gewoontewitwassen door KLM-medewerker op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als medewerker van de KLM Kluisruimte op Schiphol betrokken was bij de invoer van meer dan 102 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte heeft samen met een mededader opzettelijk deze grote hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht, wat is vastgesteld tijdens een douanecontrole op 21 april 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de luchthaven aanwezig was en handelingen verrichtte die niet in lijn waren met zijn functie, wat duidt op zijn betrokkenheid bij de drugshandel. Daarnaast heeft de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van criminele gelden, waarbij hij luxe goederen en voertuigen heeft aangeschaft met geld waarvan de herkomst onbekend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten en de ontwrichtende invloed van de drugshandel op de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/111723-19 (P)
Uitspraakdatum: 14 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 december 2020 en 31 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan (verlengde) invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 102.004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 1 subsidiair,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
onbekend gebleven personen op of omstreeks 21 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft / hebben gebracht (hieronder mede te verstaan (verlengde) invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 102.004 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 16 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Almere en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • meermalen (telefonisch, al dan niet middels versluierde berichten) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) contact onderhouden en
  • ontmoetingen gehad met zijn, verdachtes, mededader om afspraken te maken en informatie door te geven en
  • informatie ontvangen, opgeslagen en verstrekt betreffende vlucht KL0714 en luchtvrachtcontainer AKE96937KL (waarin zich voornoemde cocaïne bevond) en
  • zich (als KLM medewerker) beschikbaar gehouden voor de in ontvangst name en het verdere vervoer van luchtvrachtcontainer AKE96937KL en/of de zending cocaïne en
  • zich (na of ten tijde van aankomst van vlucht KL0714) met zijn / hun voertuigen naar gate E22 heeft begeven en
  • zich ten tijde van het lossen van vlucht KL0714 op of in de omgeving van het betreffende platform opgehouden en
  • een voertuig met aanhanger geparkeerd naast vlucht KL0714 waarna luchtvrachtcontainer AKE96937KL op de aanhanger is geplaats en bevestigd en
  • de deur van zijn, verdachtes, voertuig geopend, ten einde te kunnen instappen en de container weg te voeren;
Feit 1 meer subsidiair,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Almere en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 102.004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en / of
  • zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden(en) had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • meermalen (telefonisch, al dan niet middels versluierde berichten) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) contact onderhouden en
  • ontmoetingen gehad met zijn, verdachtes, mededader om afspraken te maken en informatie door te geven en
  • informatie ontvangen, opgeslagen en verstrekt betreffende vlucht KL0714 en luchtvrachtcontainer AKE96937KL (waarin zich voornoemde cocaïne bevond) en
  • zich (als KLM medewerker) beschikbaar gehouden voor de in ontvangst name en het verdere vervoer van luchtvrachtcontainer AKE96937KL en/of de zending cocaïne en
  • zich (na of ten tijde van aankomst van vlucht KL0714) met zijn / hun voertuigen naar gate E22 heeft begeven en
  • zich ten tijde van het lossen van vlucht KL0714 op of in de omgeving van het betreffende platform opgehouden en
  • een voertuig met aanhanger geparkeerd naast vlucht KL0714 waarna luchtvrachtcontainer AKE96937KL op de aanhanger is geplaats en bevestigd en
  • de deur van zijn, verdachtes voertuig geopend, ten einde te kunnen instappen en de container weg te voeren;
Feit 2Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 14 januari 2020 te Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans opzettelijk heeft witgewassen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) voorwerpen te weten
  • contante geldbedragen / stortingen, te weten
  • luxeartikelen, waaronder (designer)tassen, sieraden en zonnebrillen (ter waarde € 104.158,75) en horloges (ter waarde van € 2.520,00) en
  • voertuigen (Honda Accord en/of Honda FRV en/of Toyota Urban Cruiser en/of Audi A3),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dat deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was / waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer mededaders.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde het volgende af.
Op 21 april 2019 is op de luchthaven Schiphol bij een reguliere controle van de douane in het Joint Inspection Centre (hierna: JIC) in een luchtvrachtcontainer met containernummer AKE96937KL ruim 102 kilogram in drie kartonnen dozen verpakte cocaïne aangetroffen. De luchtvrachtcontainer was afkomstig van het vliegtuig met vluchtnummer KL0714 vanuit Paramaribo dat omstreeks 7:45 uur was geland op Schiphol. Naar aanleiding van het aantreffen van de drugs is een onderzoek ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte, medewerker bij de KLM Kluisruimte op Schiphol, bij het lossen van de vracht van vlucht KL0714 bij gate E22 aanwezig was en dat hij daar de luchtvrachtcontainer met containernummer AKE96937KL heeft geprobeerd weg te rijden naar een andere locatie dan naar het JIC, waar de container voor een douanecontrole heen gereden moest worden, kennelijk met de bedoeling de in die luchtvrachtcontainer aanwezige zending cocaïne te kunnen veiligstellen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aanwezigheid van verdachte op gate E22 en de handelingen die hij aldaar uitvoerde en verder kennelijk voornemens was uit te voeren, niet zijn te verklaren uit hoofde van zijn functie en de aan hem toebedeelde werkzaamheden. [1]
Dat verdachte wist dat zich in de luchtvrachtcontainer een zending cocaïne bevond, leidt de rechtbank daarnaast af uit de berichten die verdachte heeft uitgewisseld met een persoon van wie het Surinaamse telefoonnummer in verdachtes telefoon staat opgeslagen onder de naam [naam] . In deze berichten wordt onder meer aan verdachte doorgegeven wat het nummer is van de betreffende luchtvrachtcontainer, de op de zending cocaïne vermelde adressering en de omschrijving van de wijze waarop de zending cocaïne is verpakt. Verdachte heeft zich op vragen over de inhoud van de berichten beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte, kennelijk op de hoogte van het tijdstip waarop de vlucht zou aankomen, heeft dit tijdstip op zijn beurt medegedeeld aan deze [naam] .
Nadat verdachtes handelingen bij de gate werden opgemerkt door de douane, die ervoor heeft gezorgd dat de container alsnog naar het JIC is vervoerd, is verdachte teruggekeerd naar zijn werkplek bij de Kluisruimte. Uit zendmastgegevens volgt dat verdachte omstreeks dat tijdstip een telefoongesprek heeft gevoerd met het telefoonnummer van de hiervoor genoemde persoon [naam] . Dat verdachte omstreeks dat tijdstip een telefoongesprek voert, wordt bevestigd door de camerabeelden.
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat de hiervoor benoemde telecommunicatie is gevoerd door verdachte omdat niet is gebleken dat deze telefoon daadwerkelijk aan verdachte toebehoorde, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder voornoemde camerabeelden en het gegeven dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon is geconfigureerd als "Iphone van [achternaam verdachte] ".
In samenhang met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wist dat een lading cocaïne naar Schiphol onderweg was en dat verdachte bovendien de cruciale taak had deze lading cocaïne in ontvangst te nemen ten behoeve van verdere verspreiding en handel. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de bewezenverklaarde invoer van cocaïne daarmee van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. [2] Derhalve acht de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen. [3]
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Tegen verdachte en zijn partner [naam] is over de jaren 2015 tot en met 2019 een financieel onderzoek ingesteld, waarbij onder meer is gekeken naar de saldo- en transactiegegevens van de op hun naam geregistreerde bankrekeningen. Uit dit onderzoek volgt dat in de gehele onderzoeksperiode aanzienlijke bedragen contant op deze rekeningen worden gestort. In de periode van 2015 tot en met 2019 wordt op de rekening met rekeningnummer [nummer] op naam van verdachte en op de rekeningen met rekeningnummers [nummer] en [nummer] op naam van [naam] een totaalbedrag van € 96.700,72 aan contante stortingen bijgeschreven.
Bij doorzoeking van de woning van verdachte en zijn partner [naam] is een hoeveelheid luxe artikelen aangetroffen waaronder horloges, tassen en sieraden. De totale waarde van deze artikelen is door de douane geschat op € 59.096,-. [4] Daarnaast zijn bij de doorzoeking van de woning verschillende facturen aangetroffen. Uit onderzoek naar deze facturen volgt dat door verdachte en [naam] enkele voertuigen zijn aangeschaft en dat deze voertuigen (telkens) voor een aanzienlijk gedeelte zijn aangekocht met contant geld.
De rechtbank merkt daarbij op dat uit het onderzoek ook volgt dat het bij het onderzoeksteam bekende inkomen van verdachte en zijn partner ontoereikend was voor de bekostiging van genoemde luxe goederen en voertuigen. Het bedrag aan contante stortingen was voor verdachte en zijn partner noodzakelijk om te kunnen voldoen aan hun betalingsverplichtingen en te kunnen voorzien in hun levensonderhoud. [5]
Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en zijn partner over de periode 2015 tot en met 2019 de beschikking hebben gehad over grote contante geldbedragen en een hoeveelheid (luxe) goederen die een grote financiële waarde vertegenwoordigen, terwijl de herkomst daarvan onbekend is gebleven. Op grond daarvan acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen als genoemd in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn, wat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft, inhoudende dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Gedurende het onderzoek heeft verdachte over de herkomst van de voorwerpen aanvankelijk geen verklaring willen afleggen. Op de terechtzitting van 10 december 2020 heeft verdachte voor het eerst verklaard dat hij de contante geldbedragen heeft verkregen door in Suriname op te treden als tussenpersoon bij de aankoop en verkoop van grond. Hij ontving daarvoor geld in contanten, dat hij vervolgens meenam naar Nederland en op zijn bankrekening stortte. Verdere details heeft verdachte desgevraagd niet verstrekt. Over de overige in de tenlastelegging genoemde goederen heeft verdachte in het geheel geen verklaring gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde verklaring van verdachte niet als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring kan worden aangemerkt. Verdachte heeft derhalve onvoldoende tegenwicht geboden tegen de verdenking van witwassen, zodat geen aanleiding bestaat tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder twee ten laste gelegde.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 21 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan (verlengde) invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 102.004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
Feit 2
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 14 januari 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededader voorwerpen te weten
  • contante geldbedragen/stortingen, te weten
  • luxe artikelen, waaronder (designer)tassen, sieraden en zonnebrillen en horloges en
  • voertuigen (Honda Accord en/of Honda FRV en/of Toyota Urban Cruiser en/of Audi A3),
verworven, voorhanden gehad, omgezet en daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij wisten dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 2
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de LOVS-oriëntatiepunten inzake koerierszaken niet onverkort kunnen worden toegepast op een "grotere" drugszaak als de onderhavige. Daarnaast heeft de raadsman kort gezegd aangevoerd dat het feit dat cocaïne wordt gezien als een voor de gezondheid schadelijke stof, op zichzelf niet mag gelden als rechtvaardiging voor de oplegging van een hoge straf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen en in vereniging met een ander schuldig gemaakt aan de invoer van ruim 102 kilogram cocaïne die de luchthaven Schiphol binnenkwam in een luchtvrachtcontainer. Deze door de douane onderschepte hoeveelheid cocaïne is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
De laatste jaren wordt door raadslieden regelmatig een pleidooi voor de oplegging van lagere straffen voor de invoer en/of handel in drugs onderbouwd met het argument dat de handel in cocaïne lang niet zo ernstig is als door justitie wordt beweerd, aangezien door cocaïnehandelaren simpelweg wordt voorzien in een behoefte die in alle lagen van de Nederlandse bevolking leeft en veranderde wetenschappelijke inzichten zouden uitwijzen dat cocaïne in verhouding tot andere maatschappelijk meer geaccepteerde middelen zoals alcohol, minder schadelijk is voor de gezondheid. Ook in deze zaak is dit verweer gevoerd. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In de Opiumwet is de invoer van cocaïne in Nederland strafbaar gesteld en is de maximumstraf hiervoor op 12 jaar gevangenisstraf gesteld. Er zijn geen signalen dat daar op afzienbare termijn verandering in zal komen. De strafbaarheid en grote winstgevendheid van de handel in cocaïne brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een bijzonder ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Veel conflicten in de criminele (onder)wereld zijn direct of indirect het gevolg van grootschalige drugshandel. Daarnaast is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten, zoals winkeldiefstallen en woninginbraken, terug te leiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij gebruikers daarvan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de (georganiseerde) handel en smokkel in cocaïne nog steeds op zijn plaats is. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting van de maatschappij waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een langere periode bezig gehouden met het medeplegen van gewoontewitwassen van criminele gelden. Hij heeft onder meer diverse auto’s en luxe goederen gekocht en gebruikt, welke voorwerpen met crimineel geld werden bekostigd. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en bijgedragen aan de risico’s daarvan voor de financiële markt. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 1 iPhone, 15 zonnebrillen, 36 tassen, 1 rugzak, 1 paar schoenen, 1 riem, 14 paar oorbellen, 1 armband, 3 halskettingen, 1 hanger, 3 portemonnees, 16 horloges, 1 lens, 2 Honda autosleutels, 1 Honda serviceboekje, 1 kentekenbewijs, 1 groene kaart, een RDW tenaamstelling/rode sleutel, 1 personenauto met kenteken [kenteken] , 1 personenauto met kenteken [kenteken] , een geldbedrag van € 1075,- en een geldbedrag van 478,- Surinaamse dollars, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren of verdachte de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair en het onder 2 bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1. STK autosleutel Honda 19-900018-17
2 1 STK Kentekenbewijs 19-900018-20
3 1 STK groene kaart 19-900018-21
4 1 STK serviceboekje van Honda 19-900018-22
5 1 STK autosleutel Honda 19-900018-120
6 1 STK RDW tenaamstelling/rode sleutel 19-900018-122
7 1 STK Personenauto [kenteken] 19-900018-101 Honda
8 1 STK Tas 19-900018-39
9 1 STK Tas 19-900018-40
10 1 STK Tas 19-900018-41
11 1 STK Tas 19-900018-42A
12 1 STK Tas 19-900018-42B
13 1 STK Tas 19-900018-43
14 1 STK Tas 19-900018-44
15 1 STK Tas 19-900018-45
16 1 STK Tas 19-900018-46
17 2 STK Oorbel 19-900018-47
18 2 STK Oorbel 19-900018-48
19 2 STK Oorbel 19-900018-49A
20 1 STK Hanger 19-900018-49B
21 1 STK Rugzak 19-900018-51
22 2 STK Schoenen 19-900018-52
23 1 STK Tas 19-900018-53
24 1 STK Tas 19-900018-54
25 1 STK Tas 19-900018-56
26 1 STK Tas 19-900018-56B
27 1 STK Tas 19-900018-57
28 1 STK Tas 19-900018-58
29 1 STK Tas 19-900018-59
30 1 STK Tas 19-900018-60
31 1 STK Tas 19-900018-61
32 1 STK Tas 19-900018-62
33 1 STK Tas 19-900018-63
34 1 STK Tas 19-900018-64
35 1 STK Tas 19-900018-65
36 1 STK Tas 19-900018-66
37 1 STK Tas 19-900018-67
38 1 STK Tas 19-900018-68
39 1 STK Tas 19-900018-69
40 1 STK Tas 19-900018-70
41 1 STK Tas 19-900018-71
42 1 STK Tas 19-900018-72
43 1 STK Tas 19-900018-73
44 1 STK Tas 19-900018-74
45 1 STK Riem 19-900018-75
46 1 STK Tas 49-900018-76 980
47 1 STK Portemonnee 19-900018-77
48 1 STK Tas 19-900018-78 150
49 1 STK Tas 19-900018-79 350
50 1 STK Tas 19-900018-80 495
51 1 STK Tas 19-900018-81 245
52 1 STK Oorbel 19-900018-82
53 1 STK Zonnebril 19-900018-83
54 1 PR Oorbel 19-900018-84-A
55 1 PR Oorbel 19-900018-84-B
56 1 STK Halsketting 19-900018-84-C
57 1 PR Oorbel 19-900018-84-D
58 1 PR Oorbel 19-900018-84-E
59 1 PR Oorbel 19-900018-84-F
60 1 STK Armband 19-900018-84-G
61 1 PR Oorbel 19-900018-84-H
62 1 STK Lens 19-900018-84-I
63 1 STK Halsketting 19-900018-84-J
64 1 STK Halsketting 19-900018-84-K
65 1 PR Oorbel 19-900018-84-L
66 1 PR Oorbel 19-900018-84-M
67 1 PR Oorbel 19-900018-84-N
68 1 PR Oorbel 19-900018-84-O
69 1 STK Portemonnee 19-900018-85
70 1 STK Horloge 19-900018-86
71 1 STK Portemonnee 19-900018-87
72 1 STK Zonnebril 19-900018-88
73 1 STK Zonnebril 19-900018-89
74 1 STK Zonnebril 19-900018-90
75 1 STK Zonnebril 19-900018-91
76 1 STK Zonnebril 19-900018-92
77 1 STK Zonnebril 19-900018-93
78 1 STK Zonnebril 19-900018-94
79 1 STK Zonnebril 19-900018-95
80 1 STK Zonnebril 19-900018-96
81 1 STK Zonnebril 19-900018-97
82 1 STK Zonnebril 19-900018-98
83 1 STK Zonnebril 19-900018-99
84 1 STK Zonnebril 19-900018-100
85 1 STK Zonnebril 19-900018-101
86 1 STK Horloge 19-900018-102
87 1 STK Horloge 19-900018-103
88 1 STK Horloge 19-900018-104
89 1 STK Horloge 19-900018-105
90 1 STK Horloge 19-900018-106
91 1 STK Horloge 19-900018-107
92 1 STK Horloge 19-900018-108
93 1 STK Horloge 19-900018-109
94 1 STK Horloge 19-900018-110
95 1 STK Horloge 19-900018-111
96 1 STK Horloge 19-900018-113
97 1 STK Horloge 19-900018-114
98 1 STK Horloge 19-900018-115
99 1 STK Horloge 19-900018-116
100 1 STK Horloge 19-900018-117
101 1075 EUR
102 4 STK 100 Surinaamse dollars 19-900018-30
103 20 STK Surinaamse 1 dollar 19-900018-31
104 1 STK Surinaamese 5 dollar 19-900018-32
105 3 STK Surinaamse dollar 19-900018-33
106 1 STK Surinaamse 50 dollar 19-900018-128
1. STK Personenauto [kenteken] Audi
107 1 STK GSM 19-900018-1
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mrs. K.I. de Jong en C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 januari 2021.
Mr. Ten Klooster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal relaas van ontvangst en onderzoek manifestgegevens vlucht KL0714 d.d.
2.Vgl. in dit verband HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323.
3.Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.
4.Zie het proces-verbaal relaas van bevindingen 19-900018 van 28 januari 2020 (dossier E03 p. 1595 e.v.).
5.Zie het proces-verbaal onderzoek saldo inkomsten en uitgaven 2015 – 2019 van 23 maart 2020 (dossier E03 p. 1406 e.v.).