ECLI:NL:RBNHO:2021:1522

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6680
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking exploitatievergunning en gedoogbeschikking coffeeshop onder de Wet BIBOB

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van de eigenaar van Coffeeshop [naam 1]. De burgemeester van Beverwijk had op 15 december 2020 de exploitatievergunning en gedoogbeschikking van de coffeeshop ingetrokken, omdat er ernstige aanwijzingen waren dat de vergunning werd gebruikt voor strafbare feiten, waaronder belastingontduiking en opiumdelicten. De verzoeker, die sinds 1994 de coffeeshop exploiteert, vreesde voor het voortbestaan van zijn onderneming en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de intrekking van de vergunningen zou leiden tot de sluiting van de coffeeshop en daarmee het faillissement van de eenmanszaak van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker en verweerder afgewogen. Hoewel verweerder bezorgd was over de mogelijke strafbare feiten, oordeelde de voorzieningenrechter dat de gevolgen van onmiddellijke sluiting voor verzoeker onevenredig zwaar zouden zijn, vooral gezien het feit dat de verwijten aan verzoeker betrekking hadden op een niet recente periode en dat er eerder vergunningen waren verleend ondanks signalen van zwarte omzet.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6680 en 20/6681
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 februari 2021 in de zaak van tussen

[verzoeker] hodn Coffeeshop [naam 1] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Elmas),
en

de burgemeester van de gemeente Beverwijk, verweerder

(gemachtigde: Mr. G. M. Pierik).
Bij besluit van 15 december 2020 heeft verweerder de exploitatievergunning voor Coffeeshop [naam 1] te [plaats] ingetrokken (het bestreden besluit I).
Bij besluit van 15 december 2020 heeft verweerder de gedoogbeschikking voor Coffeeshop [naam 1] ingetrokken (het bestreden besluit II).
Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar ingediend. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op het beroep betrekking hebbende stukken ingezonden en daarbij voor een deel van de stukken verzocht toepassing te geven aan artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 28 wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). De rechtbank heeft bij beslissing van 13 januari 2021 bepaald dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft toestemming gegeven om van deze stukken kennis te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft op 15 januari 2021 plaatsgevonden. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ter zitting heeft verweerder aanvullende stukken overgelegd en daarbij een beroep gedaan op geheimhouding als bepaald in artikel 8:29, eerste lid van de Awb. De voorzieningenrechter heeft daarop het onderzoek ter zitting geschorst zodat de rechtbank het beroep op geheimhouding in behandeling kon nemen. De rechtbank heeft bij beslissing van 8 februari 2021 bepaald dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft geen toestemming gegeven om van deze stukken kennis te nemen.
De voortzetting van het onderzoek ter zitting heeft met instemming van partijen op 12 februari 2021 plaatsgevonden met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoeker werd daarbij vergezeld door [naam 2] van [naam 3] en mr. [naam 4] van [naam 5] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
2.1
Verzoeker exploiteert sedert 1994 een coffeeshop ( [naam 1] ) gevestigd aan de [adres ] . Verweerder heeft daarvoor, laatstelijk op 19 december 2018, een exploitatievergunning en een gedoogbeschikking verleend. Rond 27 juni 2016 heeft de Fiscale opsporings- en inlichtingendienst (FIOD) een signaal ingebracht in het Informatieoverleg Kennemerland, dat er mogelijke sprake is van zwarte omzet bij Coffeeshop [naam 1] . Dit leidde tot een melding bij het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC). Op 14 mei 2020 heeft verweerder advies gevraagd aan het Landelijk Bureau BIBOB (het Bureau).
2.2
Op 11 augustus 2020 heeft het Bureau advies uitgebracht. In dit advies heeft het Bureau geconcludeerd dat ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede gebruikt wordt om uit gepleegde strafbare feiten op geld waardeerbare voordelen te benutten en om strafbare feiten te plegen. Verweerder heeft op 21 september 2020 een voornemen gestuurd om deze exploitatievergunning en gedoogbeschikking in te trekken, met toepassing van artikel 3, eerste lid, a en onder b van de Wet BIBOB. Verzoeker heeft een zienswijze ingediend.
2.3
Op 15 december 2020 heeft verweerder de exploitatievergunning en de gedoogbeschikking ingetrokken. Verzoeker wordt slecht levensgedrag verweten. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat verzoeker volgens het advies van het Bureau van 11 augustus 2020 in de periode van 2012 tot en met 2015 in strijd met belastingwetgeving heeft gehandeld bij de exploitatie van de inrichting. Voorts is aan de intrekking ten grondslag gelegd dat verzoeker in de periode van 2009 tot en met 2020 3 keer strafrechtelijk is veroordeeld voor Opiumdelicten.
3. Verzoeker heeft een voorlopige voorziening verzocht omdat hij vreest voor het voortbestaan van zijn onderneming. Verzoeker (en zijn gezin) is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van de inkomsten uit de onderneming.
Spoedeisend belang
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. De coffeeshop is een eenmanszaak waarvan verzoeker de eigenaar is. Het directe gevolg van de intrekking van de exploitatievergunning en de gedoogvergunning is dat de coffeeshop wordt gesloten. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat bij oplopende (vaste) lasten en uitblijven van inkomsten de eenmanszaak spoedig failliet zal gaan. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding hieraan te twijfelen en is van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang.
Hoorplicht
6. Voor zover verzoeker aanvoert dat verweerder het recht op privacy, hoor- en wederhoor, en rechtsbescherming schendt door de RIEC-partner niet bekend te maken en door verzoeker in de zienswijzefase niet de kans te geven om kennis te nemen van de inhoud van het BIBOB-rapport, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker hierdoor niet op ontoelaatbare wijze in zijn verweermogelijkheden is geschaad. Verzoeker is tijdens de voorbereiding van de bestreden besluiten van 15 december 2020 in de gelegenheid gesteld het BIBOB-advies (weliswaar met weggelakte passages) in te zien en zijn zienswijze daarna kenbaar te maken. Voorts heeft de burgemeester alle in het advies genoemde feiten en omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan de bestreden besluiten in dat besluit vermeld.
Belangenafweging
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze beslissing het resultaat dient te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
8.1
Verzoeker heeft er op gewezen dat de coffeeshop sinds 1994 bestaat en verweerder vanaf 2004 steeds een exploitatievergunning en gedoogverklaring heeft toegekend, voor het laatst op 19 december 2018. Onmiddellijke uitvoering van de bestreden besluiten zal vermoedelijk leiden tot het einde van de eenmanszaak.
8.2
Verweerder is bevreesd dat verzoeker de vergunning en gedoogverklaring (mede) gebruikt om strafbare feiten te plegen, zoals belastingontduiking en Opiumdelicten.
8.3
Bij weging van beide belangen is de voorzieningenrechter van oordeel dat gelet op de onmiskenbare ingrijpende en (min of meer) onmiddellijke gevolgen voor verzoeker bij sluiting van de coffeeshop, het belang van verzoeker in dit geval zwaarder dient te wegen dan dat van verweerder. In dit verband acht de voorzieningenrechter ook niet zonder belang dat de verwijten die verzoeker worden gemaakt ten aanzien van zijn belastingaanslagen/aangiften betrekking hebben op de niet meer heel recente periode van 2012 – 2015. Ook het feit dat signalen over zwarte omzet reeds in 2016 bekend waren, welke signalen kennelijk niet in de weg hebben gestaan aan vergunningsverlening in 2018, ontkracht het gestelde acute belang bij onmiddellijke sluiting van de coffeeshop. Voor wat betreft de criminele antecedenten van verzoeker, overweegt de voorzieningenrechter dat hier inderdaad een aanwijzing gelegen is voor de vaststelling of sprake is van slecht levensgedrag. Anderzijds gaat het om slecht één recent delict, waarbij verzoeker is veroordeeld voor het in bezit hebben van hasj en wiet in zijn auto. Zonder dit delict te willen bagatelliseren, rechtvaardigt dit gegeven op zich zelf bezien niet zonder meer de conclusie dat de openbare orde zodanig in het geding is dat onmiddellijke sluiting van de coffeeshop geboden is.
9. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient daarom te worden toegewezen, in die zin dat de bestreden besluiten van
15 december 2020 worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar. Gezien de schorsing zal de voorzieningenrechter in het midden laten of aan verzoeker relevante stukken zijn onthouden in de bezwaarfase. Dat debat kunnen partijen zo nodig verder voeren ten overstaan van de bezwaarcommissie.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 2 punten voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat de bestreden besluiten van 15 december 2020 worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.602,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.