ECLI:NL:RBNHO:2021:1446

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
8855755 \ AO VERZ 20-179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens niet-nakoming van re-integratieverplichtingen door werknemer met psychische problemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hoogheemraadschap Van Rijnland en een werknemer. De werknemer had herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen, wat de werkgever ertoe bracht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet ernstig verwijtbaar handelde, omdat zijn psychische gesteldheid een aannemelijke reden was voor het niet nakomen van deze verplichtingen. De werknemer had sinds de Coronacrisis geen geestelijke gezondheidszorg ontvangen, wat bijdroeg aan zijn situatie. De kantonrechter besloot dat de werkgever, Hoogheemraadschap, een transitievergoeding aan de werknemer moest betalen, ondanks de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 april 2021, en de kantonrechter bepaalde dat partijen ieder hun eigen proceskosten moesten dragen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 8855755 \ AO VERZ 20-179
Uitspraakdatum: 16 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de publieke rechtspersoon
Hoogheemraadschap Van Rijnland
gevestigd te Leiden
verzoekende partij
verder te noemen: Hoogheemraadschap
gemachtigde: mr. B. Doull
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
procederend in persoon
Samenvatting
De arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en Hoogheemraadschap wordt ontbonden op de e-grond, omdat de werknemer herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt. De werknemer handelt niet ernstig verwijtbaar omdat het aannemelijk is dat de reden voor het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen is gelegen in de psychische gesteldheid van de werknemer. De werknemer heeft sinds de Coronacrisis niet meer de geestelijke gezondheidszorg gehad die hij nodig had. Hoogheemraadschap moet aan de werknemer de transitievergoeding betalen.

1.Het procesverloop

Hoogheemraadschap heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend. Op 19 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Hoogheemraadschap heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft Hoogheemraadschap bij brief van 11 januari 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1978], is sinds 1 september 2000 in dienst bij Hoogheemraadschap. De huidige functie van [werknemer] is Uitvoerder B&O in team Werktuigbouw met een salaris van € 3.165,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. De cao werken voor waterschappen is van toepassing.
2.2.
Op 28 maart 2019 heeft [werknemer] zich ziek gemeld. Een re-integratietraject is opgestart, waarbij onder meer een bedrijfsarts is ingeschakeld.
2.3.
Op verzoek van [werknemer] heeft Hoogheemraadschap een andere bedrijfsarts ingeschakeld, [bedrijfsarts] te [plaats] (hierna: de bedrijfsarts).
2.4.
Op 5 augustus 2019 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [werknemer] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen of aangepaste werkzaamheden.
2.5.
Op 11 september 2019 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de klachten van [werknemer] ook voortkomen uit de problemen in de arbeidsverhouding. Mediation is in het verleden geen succes gebleken. De bedrijfsarts betwijfelt of re-integratie bij Hoogheemraadschap kans van slagen heeft. Hij adviseert om het tweede spoortraject in te gaan, na overleg met het UWV.
2.6.
Gedurende het re-integratietraject heeft [werknemer] meerdere bezwaarschriften en klachtbrieven ingediend bij Hoogheemraadschap. Ook heeft hij Hoogheemraadschap meerdere malen verboden contact met hem op te nemen. [werknemer] heeft meerdere keren kenbaar gemaakt dat hij geen vertrouwen heeft in Hoogheemraadschap, zijn leiding- gevenden, (bedrijfs)artsen en het UWV. Ook heeft hij een klacht tegen de bedrijfsarts ingediend bij de klachtencommissie.
2.7.
Hoogheemraadschap heeft een aantal keren aan [werknemer] meegedeeld dat hij verplicht is om mee te werken aan zijn re-integratie.
2.8.
Op 13 november 2019 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [werknemer] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen of ander werk. Het contact met [werknemer] verloopt moeizaam volgens de bedrijfsarts. Hij adviseert om het contact tot januari 2020 te beperken in verband met de spanningen.
2.9.
Hoogheemraadschap heeft op 16 januari 2020 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Op 23 maart 2020 heeft het UWV kenbaar gemaakt dat er geen deskundigen- oordeel gegeven kan worden, omdat [werknemer] niet wil meewerken aan een onderzoek naar zijn re-integratie inspanningen.
2.10.
Bij e-mails van 19 en 26 mei 2020 is namens Hoogheemraadschap aan [werknemer] geschreven dat aan hem de gelegenheid wordt gegeven zijn re-integratieverplichtingen na te komen. Daarbij is een loonstop aangekondigd, voor het geval [werknemer] niet aan die verplichtingen voldoet. Verder is mediation aan [werknemer] aangeboden en is aan hem geadviseerd om zich te laten bijstaan. Hierop heeft [werknemer] gereageerd met: ‘
(…) laat mij met rust!!!!!!!! (…)
2.11.
Nadat [werknemer] aanvankelijk had geweigerd om mee te werken aan een expertise- en belastbaarheidsonderzoek, heeft hij zich op 28 mei 2020 bereid verklaard om daaraan mee te werken. Psyon heeft het onderzoek uitgevoerd.
2.12.
Bij e-mail van 9 juni 2020 is namens Hoogheemraadschap aan [werknemer] kenbaar gemaakt dat een loonstop momenteel niet aan de orde is, maar dat dit anders wordt als [werknemer] zich niet houdt aan de afspraken met Psyon of als hij andere re-integratieverplichtingen niet nakomt.
2.13.
In juni 2020 heeft Psyon geoordeeld dat [werknemer] benutbare mogelijkheden heeft voor het door hem uitgeoefende beroep, maar dat er een probleem bestaat in de arbeidsrelatie in verband met het vertrouwen. Dat werkt volgens Pyson fors re-integratie belemmerend.
2.14.
Op 18 augustus 2020 heeft de bedrijfsarts een mediatontraject geadviseerd.
2.15.
Op 19 augustus 2020 is [werknemer] niet verschenen op een afspraak bij arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige]. Dit terwijl [werknemer] hiervoor per e-mail, brief, sms, telefoon en via de bedrijfsarts is uitgenodigd.
2.16.
Vanaf 19 augustus 2020 heeft Hoogheemraadschap een loonstop toegepast. Dit is bij brief van 20 augustus 2020 aan [werknemer] bevestigd. Ook is kenbaar gemaakt dat vanaf 21 september 2020 mediation wordt opgestart.
2.17.
De door Hoogheemraadschap ingeschakelde mediator heeft op 28 september 2020 de mediation-opdracht teruggegeven, omdat hij de kans dat [werknemer] medewerking zal verlenen nihil acht.
2.18.
Hoogheemraadschap heeft op 10 september 2020 opnieuw een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Op 30 september 2020 heeft het UWV kenbaar gemaakt dat er geen deskundigenoordeel gegeven kan worden, omdat [werknemer] onbereikbaar is.
2.19.
Op 16 oktober 2020 is [werknemer] niet verschenen op het spreekuur bij de bedrijfsarts.

3.Het verzoek

3.1.
Hoogheemraadschap verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden vanwege – kort gezegd – primair (ernstig) verwijtbaar handelen, subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding of, meer subsidiair, vanwege een combinatie van die omstandigheden. Hoogheemraadschap heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[werknemer] handelt ernstig verwijtbaar doordat hij structureel zijn re-integratie- verplichtingen schendt. [werknemer] heeft zich bijna tegen elke stap in zijn ziekteproces verzet. Hij heeft (zonder goede gronden) het vertrouwen in alle betrokkenen opgezegd, veel contactverboden geëist en klachten ingediend. Hoogheemraadschap heeft alle middelen die haar ter beschikking staan gebruikt om [werknemer] tot actie te bewegen. Niets is toereikend geweest.
3.3.
Er is sprake van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Al jaren doen zich samenwerkingsproblemen voor tussen [werknemer] en zijn werkomgeving. Door de aanhoudende weigerachtige houding en het ongepaste gedrag van [werknemer] sinds zijn ziekmelding, is de verhouding nog verder verslechterd. [werknemer] heeft zelf ook meermaals het vertrouwen in Hoogheemraadschap opgezegd. Er zijn meerdere pogingen ondernomen om de verhoudingen te herstellen. Deze zijn zinloos gebleken.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
De kantonrechter begrijpt uit het verweerschrift dat [werknemer] zonder bijstand van een gemachtigde heeft opgesteld en ingediend dat hij het niet eens is met het verzoek. Hij verzoekt de kantonrechter, primair, om aan hem de transitievergoeding en een billijke vergoeding van 1,5 x zijn bruto jaarsalaris toe te kennen. Subsidiair verzoekt [werknemer] de kantonrechter om het dienstverband te herstellen. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Door lichamelijke klachten kan [werknemer] al sinds 2012 een gedeelte van zijn werkzaamheden niet uitvoeren. Vanaf 2018/2019 heeft [werknemer] ademhalingsproblemen. [werknemer] heeft psychische problemen gekregen nadat hij jarenlang met veel verschillende leidinggevenden te maken heeft gehad. De voormalig directeur van Hoogheemraadschap achtervolgde en filmde [werknemer] . De huidige directeur heeft [werknemer] tot persoonlijk doelwit gekozen.
Hoogheemraadschap heeft voor en tijdens de ziekte van [werknemer] , gedurende reorganisaties en gedurende de verzuimbegeleiding grovelijk en opzettelijk nalatig gehandeld jegens hem, in een zeer vaak wisselende bestuurssamenstelling. [werknemer] is uitgevochten en gesloopt.

5.De beoordeling

het verzoek

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
5.3.
Uit het verweerschrift van [werknemer] heeft de kantonrechter begrepen dat [werknemer] instemt met ontbinding van de arbeidsovereenkomst als hij bepaalde vergoedingen betaald krijgt. Op de zitting heeft [werknemer] echter verklaard dat hij bij Hoogheemraadschap wil blijven werken, maar dat hij de kracht niet meer heeft om verweer te voeren. De kantonrechter heeft uit de verklaringen van [werknemer] ter zitting begrepen dat [werknemer] primair verzoekt om de ontbinding af te wijzen en, subsidiair, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan hem de transitie- vergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat zal hierna worden toegelicht.
5.5.
Een arbeidsongeschikte werknemer heeft verplichtingen. Kort gezegd komen deze er op neer dat een zieke werknemer moet meewerken aan zijn re-integratie. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] die verplichtingen onvoldoende is nagekomen. Zo is hij bij herhaling niet verschenen op afspraken met behandelaars, heeft hij niet willen meewerken aan onder- zoeken naar zijn belastbaarheid en zijn re-integratie inspanningen en is hij onvoldoende bereikbaar geweest. Hoogheemraadschap heeft [werknemer] meerdere keren uitgelegd dat hij moet meewerken aan zijn re-integratie. Zelfs een maandenlange loonstop heeft er niet voor gezorgd dat [werknemer] aan zijn verplichtingen voldoet. [werknemer] wantrouwt iedereen die binnen Hoogheemraadschap, en daarbuiten, betrokken is geraakt in zijn ziekteproces. Alle inspanningen en aanbiedingen die Hoogheemraadschap aan [werknemer] heeft gedaan om de re-integratie in goede banen te leiden heeft [werknemer] gefrustreerd en tegengewerkt door steeds in bezwaar te gaan, klachten in te dienen en contactverboden te eisen. Hierdoor is onder meer geen mediation op gang gekomen en heeft het UWV geen deskundigenoordeel kunnen opstellen.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er – voor beide partijen – op dit moment sprake van een onwenselijke situatie. Hoogheemraadschap heeft zich aantoonbaar ingespannen om de re-integratie van [werknemer] tot stand te brengen en de verhoudingen te herstellen. Ondanks dat heeft [werknemer] niet aan zijn verplichtingen voldaan. Gezien het voorgaande zal de arbeids- overeenkomst worden ontbonden op grond van verwijtbaar handelen en nalaten van [werknemer] (7:669 lid 3, sub e, BW). Herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn ligt daarom niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.7.
Overigens maakt het feit dat Hoogheemraadschap geen deskundigenoordeel als bedoeld in artikel 7:629a heeft overgelegd het voorgaande niet anders. In dit geval kan in redelijkheid niet van Hoogheemraadschap worden gevergd een deskundigenoordeel over te leggen. Zij heeft het UWV twee keer verzocht om een deskundigenoordeel, maar het UWV heeft deze niet kunnen opstellen omdat [werknemer] niet meewerkte. Het opzegverbod bij ziekte staat in deze situatie ook niet in de weg aan ontbinding (artikel 7:671b lid 6 BW).
5.8.
Volgens Hoogheemraadschap is sprake van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van [werknemer] . Daarom verzoekt zij de kantonrechter om voor recht te verklaren dat Hoogheemraadschap geen transitievergoeding aan [werknemer] verschuldigd is en om geen rekening te houden met de opzegtermijn. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
5.9.
Bij ernstig verwijtbaar handelen moet sprake zijn van uitzonderlijke situaties. De regering heeft een aantal voorbeelden gegeven van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer. De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is, dan wel behoort te zijn, van het onbehoorlijke karakter van zijn handelen. Een van de voorbeelden die is genoemd is de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van een loonsanctie, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat.
5.10.
[werknemer] heeft herhaaldelijk, ook na een maandenlange loonstop, niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldaan. De kantonrechter vindt echter voldoende aannemelijk geworden dat de reden voor dat niet nakomen is gelegen in de psychische gesteldheid van [werknemer] . Dat zal hierna worden uitgelegd.
5.11.
[werknemer] heeft op de zitting onder meer verklaard dat het voelt alsof hij ‘
vecht tegen de bierkaai’ en dat hij gesloopt en uitgevochten is. Volgens [werknemer] is het allemaal ‘
een groot rookgordijn’. Ondanks het gegeven dat Psyon heeft geoordeeld dat [werknemer] wel benutbare mogelijkheden heeft, heeft [werknemer] meerdere keren verklaard dat het niet goed met hem gaat, dat hij psychisch niet in orde is en dat hij nergens meer energie voor heeft. De kantonrechter (de griffier en ook de vertegenwoordigers van Hoogheemraadschap en de gemachtigde) hebben dit ook kunnen waarnemen. [werknemer] heeft verklaard dat zijn vechtlust weg is en dat hij uit zelfbescherming niemand vertrouwt. [werknemer] is vanaf de zomer van 2018 tot ongeveer maart 2020 onder behandeling geweest bij de GGZ en gebruikte tot die tijd ook verschillende soorten medicatie. Volgens [werknemer] is de behandeling door de Covid-19 perikelen stop gezet. De kantonrechter vindt dit aannemelijk. Daarbij komt dat dat [werknemer] op de zitting een onstabiele indruk op de kantonrechter heeft gemaakt. In samenhang met de overgelegde bezwaarschriften van [werknemer] , de door hem ingediende klachten en het verweerschrift, waaruit duidelijk het beeld naar voren komt dat bij [werknemer] een sterk gevoel van wantrouwen heerst en dat hij sinds zijn ziekmelding heeft geprobeerd te ‘
vechten’ tegen Hoogheemraadschap, is de kantonrechter van oordeel dat het aannemelijk is dat de reden voor het niet nakomen van de re-integratie- verplichtingen door [werknemer] is gelegen in zijn psychische gesteldheid. Dit betekent niet dat het handelen en nalaten van [werknemer] niet verwijtbaar is, maar heeft wel tot gevolg dat de kantonrechter niet tot het oordeel komt dat [werknemer] ernstig verwijtbaarheid heeft gehandeld.
5.12.
Dat betekent dat het verzoek van Hoogheemraadschap om voor recht te verklaren dat Hoogheemraadschap geen transitievergoeding aan [werknemer] verschuldigd is zal worden afgewezen.
5.13.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 april 2021. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671b lid 9, sub a, BW).
5.14.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [werknemer] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeids- overeenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9, sub c, BW). De door [werknemer] geuite klachten en beschuldigingen zijn door Hoogheemraadschap weersproken en door [werknemer] onvoldoende onderbouwd. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan de kantonrechter dit ook niet plaatsen. Hoogheemraadschap heeft zich aantoonbaar ingespannen om de re-integratie van [werknemer] in goede banen te leiden en de verhoudingen te herstellen. Van ernstige verwijtbaar-heid aan de kant van Hoogheemraadschap is geen sprake.
5.15.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Hoogheemraadschap geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.16.
De kantonrechter ziet gelet op de uitkomst van de zaak aanleiding om te bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.
het tegenverzoek
5.17.
Het verzoek van [werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding hoeft niet te worden behandeld, omdat daarop hiervoor al is beslist.
5.18.
Het verzoek om Hoogheemraadschap te veroordelen tot betaling van een transitie- vergoeding kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft de hoogte van de transitie- vergoeding berekend op een bedrag van € 26.061,97 bruto. Dit bedrag wijkt af van het door Hoogheemraadschap berekende van € 25.742,00 bruto, omdat Hoogheemraadschap bij die berekening is uitgegaan van een einde van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2021. Hoogheemraadschap zal worden veroordeeld tot betaling van het door de kantonrechter berekende bedrag.
5.19.
De kantonrechter ziet gelet op de uitkomst van de zaak aanleiding om te bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2021;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
het tegenverzoek
6.4.
veroordeelt Hoogheemraadschap om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 26.061,97 bruto;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter