Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde
:F. Elidrisi).
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam. De eiser, die sinds 14 januari 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet ontving, werd geconfronteerd met een herziening van zijn uitkering over de periode van 5 maart 2019 tot 12 maart 2020. Dit besluit volgde op een regulier heronderzoek door de gemeente, waarbij werd vastgesteld dat eiser aanzienlijke bedragen had ontvangen van zijn ouders en een derde partij, zonder deze bijschrijvingen te melden. De gemeente vorderde een bedrag van € 2.318,58 terug, wat leidde tot een bezwaar van de eiser.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 was de eiser niet aanwezig, maar zijn belangen werden behartigd door zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijschrijvingen op de bankrekening van eiser afdoende konden worden gereconstrueerd. Eiser voerde aan dat de ontvangen bedragen geen inkomen vormden, maar betalingen betroffen voor door hem voorgeschoten kosten, zoals boodschappen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende bewijs had geleverd dat de bijschrijvingen als inkomen moesten worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering onterecht was en verklaarde het beroep van eiser gegrond.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij de gemeente werd verplicht om het griffierecht van € 47,00 aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de financiële situatie van bijstandsontvangers en de noodzaak voor gemeenten om adequaat te reageren op de overgelegde bewijsstukken.