3.3.2Bewijsmotivering
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat veel zedenzaken zich kenmerken door de situatie dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de beweerdelijke seksuele of ontuchtige handelingen: de persoon die hiervan stelt slachtoffer te zijn geweest en de persoon die het feit zou hebben gepleegd. Dit is ook het geval in deze zaak. Er zijn geen andere personen die uit eigen waarneming kunnen verklaren over de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van het veronderstelde slachtoffer onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Echter, in dergelijke zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde opleveren.
In deze zaak doet zich het volgende voor.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster
De rechtbank overweegt met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster als volgt. De aangeefster verklaart in het informatieve gesprek en in haar aangifte dat de verdachte sinds juni 2018 haar coach was via het bedrijf [bedrijf] en als taak had de aangeefster te helpen met het omgaan met haar autisme en situaties die voor haar stress opleveren. De aangeefster verklaart verder dat de verdachte op 21 augustus 2018 tijdens een uitje naar Moviepark Duitsland voor het eerst ontuchtige handelingen bij haar verricht. Nadien heeft de verdachte verschillende keren gedurende uitjes ontuchtige handelingen gepleegd, waarvan de laatste keer op 23 oktober 2018 tijdens een uitje in het Haarlemmermeersebos plaatsvond. De ontuchtige handelingen bestonden volgens de aangeefster uit het betasten van haar borsten terwijl zij kleding aan had, het masseren net boven haar billen, het betasten en likken van haar ontblote borsten en het tongzoenen van de aangeefster. In haar aanvullende verklaring bij de politie en in haar verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster in lijn met haar eerdere verklaringen verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangeefster gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn met betrekking tot de aard van de ontuchtige handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster daarom authentiek en betrouwbaar en zal deze voor het bewijs bezigen.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaringen van de aangeefster als onbetrouwbaar aan te merken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het dossier bevinden zich aanknopingspunten – waaronder logboekaantekeningen van 7 augustus 2018 van de verdachte – voor de veronderstelling dat de aangeefster met de verdachte heeft gesproken over de relatie tussen [getuige 2] en de tweelingzus van de aangeefster en dat de aangeefster, mede gelet op haar nauwe band met hen, stress van dit gesprek heeft gehad. Dat de gesprekken over de relatie ook hebben geleid tot de door de verdachte gestelde ruzie in de week voor 30 oktober 2018 blijkt echter niet het logboek. De rechtbank acht het logboek bij uitstek de plek om de door de verdachte gestelde ruzie te vermelden. Volgens de verdachte had de ruzie immers tot gevolg dat het vertrouwen tussen hem en de aangeefster was komen te ontvallen en was dit, zo verklaarde hij op de zitting, aanleiding om de coaching te gaan beëindigen. Het ligt voor de hand dat de verdachte een zodanige gebeurtenis, die de kern van de behandelrelatie tussen de verdachte en de aangeefster raakt, in het logboek zou hebben vermeld. Daarnaast valt uit de intensieve communicatie via Whatsapp tussen de verdachte en de aangeefster tussen 22 oktober 2018 en 30 oktober 2018 evenmin af te leiden dat sprake is geweest van een ruzie in het begin van die week. Ook overigens biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt voor deze stelling van de verdachte.
De rechtbank acht het verder onaannemelijk dat er naar aanleiding van de door de verdachte gestelde ruzie, zou die zich hebben voorgedaan, een complot is geïnitieerd door de familie van de aangeefster, gericht tegen de verdachte en dat er vervolgens een valse aangifte is gedaan. De aangeefster is een kwetsbare jonge vrouw die vanwege haar autisme bijzonder gevoelig is voor stress. Kennelijk in die mate dat het leren omgaan met stress-situaties een doel van de coaching was. Tegen die achtergrond is het naar het oordeel van de rechtbank slecht denkbaar dat zij onderdeel uitmaakt van een complot en een met anderen afgestemde leugenachtige verklaring aflegt en een valse aangifte doet.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de aanleiding voor het stopzetten van het coaching traject.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster voldoende concrete steun vinden in de Whatsappberichten die in het dossier zitten en de verklaring van getuige [getuige 1] , de directeur van [bedrijf] . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In het dossier zitten verschillende Whatsappgesprekken in de periode van 22 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 tussen de verdachte en de aangeefster. De rechtbank stelt allereerst vast dat er in deze periode (bijna) dagelijks Whatsappcontact tussen de verdachte en de aangeefster heeft plaatsgevonden, waarbij het initiatief veelal vanuit de verdachte kwam. Het betreft een groot aantal berichten waarvan de toon en de strekking niet professioneel van aard zijn. Sterker nog, sommige Whatsappberichten die de verdachte aan de aangeefster heeft gestuurd hebben een intieme toon en strekking (‘ik heb nu een massage nodig’, ‘het ligt eraan of je een massage wil’, ‘dankje mop, ik kan niet wachten tot dinsdag’, ‘ik wil ook met jou naar een hotel, maar alleen met whirlpool’).
Deze berichten zijn voorts niet alleen met de werktelefoon van de verdachte gestuurd, maar ook met zijn privételefoon. De aard en frequentie van de berichten getuigen naar het oordeel van de rechtbank niet van een professionele zakelijke of, zoals de verdachte suggereert, een louter vriendschappelijke relatie. Het past eerder bij een amoureuze relatie of enige interesse daarin.
Daarbij sluit het bericht van de verdachte op 30 oktober 2018 (‘Heey, heeft het iets te maken met wat er vorige week is gebeurd?’) aan bij de verklaringen van de aangeefster over de ontuchtige handelingen op 23 oktober 2018 in het Haarlemmermeersebos, waarbij de meest vergaande handelingen hebben plaatsgevonden.
Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard over een gesprek dat hij met de verdachte over de ontuchtbeschuldiging had, dat de verdachte in zijn hoofd had dat hij een soort relatie had met de aangeefster en dat ze het alleen nog tegen de ouders van de aangeefster moesten vertellen. Deze verklaring, die onafhankelijk van de aangifte is afgelegd, vindt steun in de aangifte. De verklaring van de verdachte dat de getuige [getuige 1] hem door een vertaalfout van het woord ‘relatie’ verkeerd heeft begrepen, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Een puur vriendschappelijke relatie als ‘maatjes’, zoals de verdachte heeft betoogd, behoeft immers niet aan de ouders van de aangeefster te worden meegedeeld.
Conclusie
De verklaringen van de aangeefster vinden naar het oordeel van de rechtbank aldus voldoende steun in overig bewijsmateriaal. De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd.