ECLI:NL:RBNHO:2021:12619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
9367706 \ CV EXPL 21-3910
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van energie door Innova Energie B.V. tegen consument na faillissement van leverancier

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Innova Energie B.V. (hierna: Innova) een vordering ingesteld tegen een consument, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot onbetaalde energiekosten. De vordering is ingesteld na het faillissement van de leverancier Energieflex B.V., waarbij de vordering op [gedaagde] is overgedragen aan Innova. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de consumentenrechtelijke bepalingen, aangezien de overeenkomst tussen [gedaagde] en Energieflex als een overeenkomst op afstand kwalificeert. Innova heeft gesteld dat [gedaagde] facturen onbetaald heeft gelaten, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat Innova onvoldoende bewijs heeft geleverd om de vordering te onderbouwen. De rechter heeft vastgesteld dat Innova niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen en dat het faillissement van Energieflex geen valide reden is om geen bewijs te kunnen overleggen. Bovendien heeft Innova zich subsidiair beroepen op ongerechtvaardigde verrijking, maar ook deze grondslag werd door de kantonrechter afgewezen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Innova afgewezen en de proceskosten voor rekening van Innova gesteld, waarbij de kosten voor [gedaagde] op nihil zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9367706 \ CV EXPL 21-3910 (TB)
Uitspraakdatum: 10 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Innova Energie B.V.
gevestigd te Delft
eiseres
verder te noemen: Innova
gemachtigde: J.J. Sikkema
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Innova heeft bij dagvaarding van 22 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Innova heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een mondelinge reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met Energieflex B.V. (hierna: Flexenergie) op 1 juli 2017 een overeenkomst gesloten tot levering van energie (gas en elektriciteit) aan het adres [leveringsadres] te [plaats] . [gedaagde] diende voor het gebruik/verbruik van energie maandelijks een voorschot aan Flexenergie te betalen.
2.2.
Op 22 oktober 2018 is Flexenergie failliet verklaard, waarna de vordering op [gedaagde] is overgedragen aan Innova.
2.3.
Energieflex heeft op 13 november 2018 een eindnota opgesteld.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Innova vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt primair tot betaling van € 742,15, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom van € 637,20 vanaf 9 juli 2021, subsididiair tot betaling van € 558,70 vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over dat bedrag en buitengerechtelijke incassokosten en zowel primair als subsidiair [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en nakosten.
3.2.
Innova legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] dient te betalen voor de door Innova aan [gedaagde] geleverde energie. [gedaagde] heeft facturen, ondanks herhaalde aanmaning, onbetaald gelaten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering waarop hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de zaak, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van € 637,20.
4.2.
De overeenkomst is gesloten tussen Flexenergie als bedrijf en [gedaagde] als consument. De kantonrechter moet daarom bij de beoordeling de vordering ambtshalve toetsen aan het dwingende consumentenrecht. Deze toets geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.
4.3.
Innova stelt in de dagvaarding dat [gedaagde] online een overeenkomst heeft gesloten met Flexenergie ten aanzien van de levering van energie. De vordering heeft betrekking op periodieke verplichtingen. Op enig moment heeft [gedaagde] facturen onbetaald gelaten. Per 22 oktober 2018 is Flexenergie failliet verklaard, waarna de vordering op [gedaagde] is overgedragen aan Innova.
4.4.
De overeenkomst is online gesloten. Aangezien [gedaagde] een consument is, moet ambtshalve worden getoetst of Flexenergie destijds aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan en of sprake is van (een) oneerlijk(e) beding(en) in de algemene voorwaarden dan wel van een oneerlijke handelspraktijk.
4.5.
Omdat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst op afstand, dient de handelaar, voordat de consument aan de overeenkomst is gebonden, de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie te verstrekken. Na het aangaan van de overeenkomst dient die informatie verstrekt te worden op papier of een andere duurzame gegevensdrager conform artikel 6:230v BW. Innova stelt dat vanwege het faillissement van Flexenergie het niet mogelijk is om printscreens van het aanmeldproces van het “click-to-agree” systeem te overleggen en daarmee aan te tonen dat volledig is voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen.
4.6.
Om de vordering ambtshalve aan het dwingende consumentenrecht te kunnen toetsen dient de kantonrechter te beschikken over de voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken. Niet is toegelicht op welke manier is voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen en evenmin zijn stukken ingebracht die op deze fase zien.
4.7.
De conclusie is dan ook dat Innova onvoldoende stukken heeft overgelegd om ambtshalve te kunnen toetsen of de vordering van Innova is gebaseerd op oneerlijke bedingen of dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Anders dan Innova stelt, is het faillissement van haar rechtsvoorganger op zichzelf geen valide argument om niet (meer) in het bezit te zijn van de onderliggende overeenkomst en stukken. Bij de aankoop van de vordering uit faillissement had Innova erop bedacht moeten en kunnen zijn dat zij ook de bijbehorende onderliggende stukken in haar bezit had moeten krijgen omdat zij deze in een eventuele gerechtelijke procedure zou moeten kunnen overleggen. Nu zij niet heeft toegelicht waarom zij deze stukken bij aankoop uit het faillissement in redelijkheid niet heeft kunnen verkrijgen, is het feit dat haar rechtsvoorganger failliet is gegaan geen reden om haar van de stelplicht te ontheffen.
4.8.
Gezien het voorgaande heeft Innova, onder meer door de benodigde stukken niet over te leggen, niet voldaan aan haar stelplicht.
4.9.
Innova heeft zich, subsidiair, beroepen op ongerechtvaardigde verrijking. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236, r.o. 3.16) komt de vordering niet op die grondslag voor toewijzing in aanmerking.
4.10.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het haar niet duidelijk is geworden of Innova bevoegd is om over het vorderingsrecht te beschikken. Innova stelt in haar dagvaarding dat zij haar vordering heeft overgedragen aan Proximo CMS B.V. (hierna: Proximo). Voor een rechtsgeldige cessie op grond van artikel 3:94 BW is een daartoe bestemde akte en een mededeling aan de schuldenaar vereist. In de brief van 26 november 2019 (productie 5 bij dagvaarding) van Proximo aan [gedaagde] staat vermeld dat Proximo als bemiddelaar voor Flexenergie optreedt. Het is de kantonrechter niet duidelijk of de vordering daadwerkelijk aan Proximo is overgedragen, zoals Innova in de dagvaarding stelt. Als dit het geval is, dan zou dit betekenen dat Innova niet (langer) bevoegd is om over het vorderingsrecht te beschikken. Zij zou in dat geval niet-ontvankelijk zijn in haar vordering.
4.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Innova zal afwijzen. De overige verweren van [gedaagde] hoeven daarom niet meer te worden besproken.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van Innova, omdat zij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert, worden de proceskosten begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Innova tot betaling van de proceskosten, die voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter