Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekster]
1.Het procesverloop
2.De feiten
“goed (top 25%)”.In 2019 en 2020 heeft [verweerster] een bonus ontvangen.
3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
4.De beoordeling
het verzoek
flowmodelin te voeren en schoonmaak uit te besteden, maar [verweerster] heeft met de door haar overgelegde e-mails en verslagen aangetoond dat beslissingen daarover in onderling overleg werden genomen en dat geen sprake was van een weigering van haar kant. [verzoekster] heeft daartegenover geen correspondentie of gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat [verweerster] medewerking heeft geweigerd. Hetzelfde geldt voor het verwijt van [verzoekster] dat [verweerster] schade heeft toegebracht. Het verwijt dat [verweerster] betalingsachterstanden heeft veroorzaakt, is ook weerlegd met haar onweersproken toelichting dat zij de betalingen iedere vrijdag doornam met [bestuurder/eigenaar verzoekster] , dat alles in overleg ging met de accountant, en dat [bestuurder/eigenaar verzoekster] kennelijk regelmatig betalingen storneerde.
“goed (top 25%)”heeft beoordeeld en in 2019 en 2020 aan [verweerster] een bonus heeft toegekend. Als [verweerster] na 2017 in de visie van [verzoekster] onvoldoende meewerkte aan een reorganisatie en haar taken als farmaceutisch manager niet goed uitvoerde, had het op de weg van [verzoekster] gelegen om het functioneren van [verweerster] aan de orde te stellen en zo nodig een verbetertraject te starten. Dat heeft [verzoekster] niet gedaan. Er zijn ook geen functioneringsgesprekken of -beoordelingen meer geweest na 2017. Het toekennen van een bonus in 2019 en 2020 valt evenmin te rijmen met de door [verzoekster] gestelde verwijtbare gedragingen van [verweerster] .
“dit niet nog een keer voorkomt”.Daaruit volgt dat het door [verzoekster] gestelde gedrag van [verweerster] geen reden was om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven. Dit gedrag kan dus hoe dan ook geen redelijke grond voor ontbinding opleveren.
€ 25.000,00 bruto. Voor verdere verhoging van de billijke vergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding, ook omdat aan [verweerster] nog loon zal moeten worden doorbetaald tot 1 mei 2022, zonder dat zij daarvoor nog arbeid hoeft te verrichten en welke periode zij kan gebruiken voor het zoeken naar een andere baan. De hierna te bespreken transitievergoeding van € 14.593,71 bruto wordt niet in mindering gebracht op de billijke vergoeding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] en vanwege het feit dat kan worden aangenomen dat [verweerster] de transitievergoeding nodig heeft en zal moeten gebruiken voor het vinden en verkrijgen van een andere baan.
€ 25.000,00 bruto, vermeerderd met de verzochte wettelijke rente vanaf 15 mei 2022.