ECLI:NL:RBNHO:2021:12576

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
9161586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van vereffenaar in beneficiair aanvaarde nalatenschap met betrekking tot huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee erfgenamen, [verzoekster] en [rechthebbende], over de afwikkeling van de nalatenschap van de op 10 juni 2020 overleden [erflater]. Beide partijen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn gezamenlijk vereffenaars. [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om de kantonrechter te machtigen om als enige vereffenaar op te treden, omdat er onenigheid is over de afwikkeling van de nalatenschap, met name over een huurovereenkomst die door [rechthebbende] met [erflater] was gesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen grond is om af te wijken van het beginsel dat alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar zijn, en dat de bewindvoerder van [rechthebbende] de belangen van [verzoekster] kan behartigen.

De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoekster] om de huurovereenkomst te vernietigen en om een billijke vergoeding voor het gebruik van de woning te eisen, afgewezen. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wilsonbekwaamheid van [erflater] ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst en dat de bewindvoerder q.q. van [rechthebbende] in staat is om de nodige stappen te zetten in de vereffening. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten van de procedure door beide partijen zelf gedragen moeten worden, gezien de familierechtelijke relatie tussen hen. De beslissing van de kantonrechter is dat [verzoekster] niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het verzoek zich richt tegen [rechthebbende] en dat het verzoek in zijn geheel wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9161586 \ EJ VERZ 21-113 (rvk)
Uitspraakdatum: 21 december 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. C.H.P. Groot-van Ederen
inzake
de nalatenschap van [erflater],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum] te [plaats] ,
laatstelijk gewoond hebbende te
[plaats 2].
tegen
W.A. Tilmans, h.o.d.n.
Tilmans Bewind(postbus 84 te 8600 AB Sneek) in zijn/haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[rechthebbende], wonende te [plaats 2]
verwerende partij
verder te noemen: de bewindvoerder q.q. en [rechthebbende]
gemachtigde: mr. F. Hofstra
[toevoegingsnr.: 5DS8015]

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 29 maart 2021.
1.2.
[rechthebbende] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
[verzoekster] heeft een aanvulling/uitbreiding van haar verzoek ingediend.
1.4.
[rechthebbende] heeft daarop een schriftelijke reactie gegeven.
1.5.
[verzoekster] heeft haar verzoek uitgebreid met een verzoek tot het geven van een aanwijzing. [rechthebbende] heeft daarop weer schriftelijk gereageerd.
1.6.
Op 23 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. [rechthebbende] is eveneens in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] en [rechthebbende] zijn de enige erfgenamen in de nalatenschap van de op 10 juni 2020 overleden [erflater] (erflater).
2.2.
[verzoekster] en [rechthebbende] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn gezamenlijk vereffenaar.
2.3.
Tot de nalatenschap van erflater behoort de woning aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning), waarin erflater woonde voordat hij werd opgenomen in een verzorgingstehuis.
2.4.
Op 15 februari 2018 heeft erflater met [rechthebbende] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten waarbij de woning werd verhuurd aan [rechthebbende] , voor de duur van een jaar (1 maart 2018 tot en met 1 maart 2019) voor een huurprijs van € 110,- per maand.
2.5.
Het vermogen van erflater is bij beschikking van de Rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2019 onder bewind gesteld.
2.6.
Tussen de bewindvoerder van erflater en [rechthebbende] is op 19 februari 2019 (opnieuw) een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gesloten, ditmaal voor onbepaalde tijd en voor een huurprijs van € 650,- per maand.
2.7.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 augustus 2021 is het vermogen van [rechthebbende] onder bewind gesteld.
2.8.
[rechthebbende] heeft de woning op 16 oktober 2021 verlaten en de sleutels ter beschikking gesteld van [verzoekster] .

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter:
een beheerregeling te treffen inhoudende dat zij bevoegd is over de woning te beschikken en [rechthebbende] te dagvaarden de woning te ontruimen en de woning te gelde te maken;
een beheerregeling te treffen inhoudende dat [verzoekster] als erfgenaam alleen alle bevoegdheden als vereffenaar uitoefent (en de kosten als vereffeningskosten op de nalatenschap in mindering mag brengen);
een aanwijzing geeft over de geldigheid van de huurovereenkomst en een aanwijzing te geven dat de door [rechthebbende] te betalen billijke vergoeding voor het gebruik van de woning van € 900,- per maand zal bedragen;
een aanwijzing geeft dat [rechthebbende] alle verbruikskosten en heffingen voor de woning vanaf februari 2018 tot en met 16 oktober 2021 aan de nalatenschap verschuldigd is.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag – kort gezegd – dat de huidige huurovereenkomst vernietigbaar is omdat deze zonder machtiging van de kantonrechter is gesloten, terwijl erflater ten tijde van het sluiten daarvan niet meer in staat was vrijelijk zijn wil te bepalen. Omdat de huursom veel te laag is, werd erflater benadeeld.
3.3.
[rechthebbende] dient een billijke vergoeding voor het gebruik van de woning te betalen. Een vergoeding van € 900,- per maand is billijk. Daarnaast dient [rechthebbende] alle verbruikskosten en heffingen te betalen.

4.Het verweer

4.1.
[rechthebbende] betwist dat er grond is om de huurovereenkomst te vernietigen. Erflater was ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst in staat om toestemming te geven voor het sluiten van de huurovereenkomst. De bewindvoerder had dus geen machtiging nodig van de kantonrechter om de overeenkomst namens erflater aan te gaan. Het is daarbij niet ongewoon dat in familierelaties mildere bedragen worden gehanteerd dan in strikt zakelijke huurover-eenkomsten. Met de huurprijs waren ook de kosten van hypotheek, gas water en licht en de gemeentelijke heffingen ruimschoots gedekt zodat er ook geen sprake is van een benadeling van de nalatenschap.
4.2.
Er is voorts, gelet op de instelling van het bewind over de goederen van [rechthebbende] waarbij de bewindvoerder de vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster] zal behartigen, geen grond om te bepalen dat [verzoekster] de bevoegdheden als vereffenaar alleen zal uitoefenen.

5.De beoordeling

5.1.
De goederen van [rechthebbende] zijn bij beschikking van 20 augustus 2021 onder bewind gesteld, derhalve nadat [verzoekster] het verzoek heeft ingediend. De kantonrechter stelt voorop dat een verzoek tot het treffen van een regeling inhoudende dat afgeweken wordt van het uitgangspunt dat alle erfgenamen in een beneficiair aanvaarde nalatenschap vereffenaar zijn, onder het bereik van het bewind valt. Dat betekent dat de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld moet worden als formele procespartij in de procedure te verschijnen. Daarvoor zijn geen bijzondere formaliteiten vereist (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Omdat zich bij de stukken een door de bewindvoerder getekende overeenkomst van opdracht waarbij bewindvoerder zich akkoord verklaart dat mr. Hofstra als gemachtigde van [rechthebbende] in rechte zal optreden, bevindt en de gemachtigde ter zitting bevestigd dat zij met toestemming van de bewindvoerder van [rechthebbende] in deze procedure verweer voert, houdt de kantonrechter het ervoor dat de bewindvoerder q.q. als formele procespartij in deze procedure is verschenen. De aanhef van deze beschikking is hierop aangepast. Dat gegeven brengt voorts mee dat [verzoekster] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek voor zover zich dat richt tegen [rechthebbende] .
5.2.
Over het verzoek van [verzoekster] om een machtiging om een vordering tot ontruiming van de woning tegen [rechthebbende] te mogen instellen en de woning te gelde te maken, heeft [verzoekster] op de zitting naar voren gebracht dat dit punt, gelet op het vertrek van [rechthebbende] uit de woning, niet meer aan de orde is. De kantonrechter zal het verzoek op dit punt daarom niet verder behandelen.
5.3.
In deze zaak is sprake van een beneficiair aanvaarde nalatenschap die moet worden vereffend. Artikel 4:195 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat in dat geval alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar zijn. Uit artikel 4:198 BW volgt dat de kantonrechter kan bepalen dat van dit uitgangspunt wordt afgeweken. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter te bepalen dat zij de vereffenaarsbevoegdheden alleen zal uitoefenen, met als reden dat zij er gezamenlijk niet uitkomen en dat [rechthebbende] zich bij leven van erflater al bevoordeeld heeft. De kantonrechter overweegt over dit verzoek als volgt.
5.4.
Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt niet in welke gevallen de kantonrechter kan bepalen dat wordt afgeweken van voormeld uitgangspunt. Naar het oordeel van de kantonrechter geeft de wijze van formulering van artikel 4:198 BW echter aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een beperkte bevoegdheid om af te wijken van het uitgangspunt. Als de kantonrechter al afwijkt van dit uitgangspunt zal het, gezien de systematiek van de wet, moeten gaan om voorzieningen te kunnen treffen ten behoeve van de nalatenschap als geheel, waarbij één of meerdere vereffenaars niet in staat of niet beschikbaar is/zijn om de bevoegdheden gezamenlijk met de andere vereffenaars uit te oefenen.
5.5.
In deze zaak is er kennelijk sprake van onenigheid tussen de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap, waarbij het met name gaat om de vraag of een in het verleden gesloten huurovereenkomst tot benadeling van erflater heeft geleid en of dat nu alsnog moet worden rechtgetrokken. Artikel 4:198 BW is er, naar het oordeel van de kantonrechter, niet voor bedoeld om in geval van geschillen tussen de erfgenamen te bepalen dat een of meerdere erfgenamen hun vereffenaarsbevoegdheden niet meer zullen uitoefenen. De bewindvoerder q.q. kan namens [rechthebbende] in deze vereffening de nodige stappen zetten zodat er ook geen situatie is dat een van de vereffenaars niet in staat is om haar bevoegdheden uit te oefenen. De kantonrechter zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen. De kantonrechter merkt daarbij wel op dat op de zitting naar voren is gekomen dat de woning, het voornaamste bestanddeel van de nalatenschap, spoedig te gelde gemaakt kan worden. Er is dus geen sprake meer van een mogelijk te verwachten oponthoud in de voortgang van de vereffening.
5.6.
Het verzoek van [verzoekster] om de huurovereenkomst te vernietigen en te bepalen dat [rechthebbende] een billijke vergoeding dient te betalen voor de woning is niet aan de orde in het kader van het geven van een aanwijzing op grond van artikel 4:210 BW, nog daargelaten dat er onvoldoende is aangevoerd om een eventuele wilsonbekwaamheid van erflater ter zake te onderbouwen. Het verzoek zal op dit punt eveneens worden afgewezen.
5.7.
Vanwege dezelfde redenen als hierboven vermeld is ook het verzoek dat [rechthebbende] alle verbruikskosten van de woning en heffingen over de periode februari 2018 tot en met 16 oktober 2021 dient te betalen niet toewijsbaar.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] zal afwijzen.
5.9.
In de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
5.10.
De kantonrechter geeft partijen tot slot in overweging dat na verkoop van de woning en verdeling van de inboedel de vereffening (zo goed als) voltooid zal zijn, zodat niets er aan in de weg staat de verdere vereffening voortvarend op te pakken.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk voor zover het verzoek zich richt tegen [rechthebbende] ;
6.2.
wijst het verzoek af;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter