ECLI:NL:RBNHO:2021:12494

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
9512574 / AO VERZ 21-84
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet en toekenning van transitievergoeding in verband met ASS-diagnose en overspannenheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De werknemer, aangeduid als verzoeker, was sinds 1 juli 2017 in dienst bij de vennootschap onder firma Elektro en Klimaat Installaties Hoorn (EKI) en verzocht om het ontslag te vernietigen, stellende dat dit niet rechtsgeldig was. EKI had het ontslag op staande voet gegeven na meerdere incidenten waarbij de werknemer zijn collega's onfatsoenlijk en bedreigend had behandeld. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig wangedrag, waaronder bedreigingen en beledigingen aan collega's. De kantonrechter weigerde de verzoeken om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, maar kende wel een transitievergoeding toe van € 2.980,33, omdat het gedrag van de werknemer deels te relateren was aan zijn ASS-diagnose en overspannenheid. EKI's verzoek om een gefixeerde schadevergoeding werd afgewezen, omdat EKI niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van opzet of schuld aan de zijde van de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9512574 / AO VERZ 21-84 (SJ)
Uitspraakdatum: 30 december 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A.F.M. Visscher
[toevoegingsnummer: 4OU1738]
tegen
de vennootschap onder firma Elektro en Klimaat Installaties Hoorn,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwaag
verwerende partij
verder te noemen: EKI
gemachtigde: mr. J.C. van Norden
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een ontslag op staande voet. De werknemer vindt het ontslag niet terecht en verzoekt om vernietiging daarvan. De kantonrechter wijst dat verzoek af. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, omdat de werknemer zijn collega en zijn leidinggevende onfatsoenlijk en bedreigend heeft behandeld door hen op bedreigende wijze uit te schelden en zijn leidinggevende op een gevaarlijke wijze te achtervolgen. De werknemer komt dan ook geen billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding toe. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de werknemer een transitievergoeding toe te kennen omdat zijn handelen voor een deel is terug te voeren op de bij hem vastgestelde ASS-diagnose in combinatie met overspannenheid. De door de werkgever gevraagde gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, primair om een ontslag te vernietigen, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. EKI heeft een verweerschrift en onder meer een voorwaardelijk tegenverzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 2 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
EKI voert een elektrotechnisch installatiebedrijf. De directie van EKI bestaat uit
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.2.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 juli 2017 als (assistent) monteur elektrotechniek in dienst bij EKI op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk met een salaris van € 1.909,26, exclusief 8% vakantietoeslag op basis van een werkweek van 38 uur. [verzoeker] is in 2013 gediagnosticeerd met autisme, ADHD en een tic stoornis (hierna: ASS-diagnose).
2.3.
In juli 2020 heeft EKI twee klachten van derden ontvangen over het rijgedrag van [verzoeker] in de werkbus van EKI. EKI heeft [verzoeker] hierop aangesproken.
2.4.
Op 1 maart 2021 is [verzoeker] aangehouden wegens overschrijding van de maximumsnelheid in zijn privéauto en is zijn rijbewijs ingevorderd. [verzoeker] heeft EKI hiervan op de hoogte gesteld. Partijen hebben gesproken over een beëindiging van het dienstverband, maar geen regeling getroffen.
2.5.
Op 13 juli 2021 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Diezelfde dag ontving EKI een e-mail van haar werknemer [werknemer] waarin staat dat hij net gebeld is door [verzoeker] ( [verzoeker] ) en dat [verzoeker] hem uitmaakte voor “tyfuslijer” en vroeg “wat is dit voor kanker naaistreek”, dat [verzoeker] “nogal dreigend” overkwam en dat hij dit gedrag niet accepteert.
2.6.
De bedrijfsarts heeft op 21 juli 2021 geoordeeld dat [verzoeker] per 23 juli 2021 weer aan het werk kon gaan.
2.7.
Bij whatsapp-bericht van 21 juli 2021 heeft [verzoeker] aan [naam 1] geschreven dat hij een second opinion heeft aangevraagd bij het UWV. Bij brief van 23 juli 2021 heeft EKI aan [verzoeker] bericht dat het bedrijf drie weken gesloten is in verband met vakantie en ze er na de vakantie op terug komt.
2.8.
Bij brief van 20 augustus 2021 heef EKI [verzoeker] gevraagd over de voortgang van de second opinion. EKI heeft ook geschreven dat ze het deskundigenoordeel afwacht en daarna graag met [verzoeker] in gesprek gaat over zijn toekomst bij EKI, omdat zij zijn gedrag en handelwijze op de werkvloer niet accepteert en de arbeidsovereenkomst “op die manier” niet houdbaar is, vooral omdat diverse collega’s hebben aangegeven niet meer met hem te kunnen en willen werken. [verzoeker] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.9.
Op 13 september 2021 zag [naam 2] [verzoeker] staan op een steiger bij een woning. [naam 2] heeft een foto van [verzoeker] gemaakt (volgens EKI) of hem gefilmd (volgens [verzoeker] ) en kort met [verzoeker] gesproken. [naam 2] is weggereden, waarna [verzoeker] achter hem is aangereden.
2.10.
Bij brief van 15 september 2021 heeft EKI [verzoeker] gesommeerd om uiterlijk op 17 september 2021 uitleg te geven over het incident van 13 september 2021, bij gebreke waarvan hij op staande voet zal worden ontslagen. In de brief heeft EKI ook een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan.
2.11.
Bij brief van 15 september 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan EKI geschreven dat [verzoeker] op 17 september 2021 een gesprek heeft met een bedrijfsarts van de Landelijke Pool Bedrijfsartsen voor de second opinion en dat een reactie op de brief van EKI later volgt.
2.12.
Op 17 september 2021 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.13.
Op 4 oktober 2021 heeft de second opinion bedrijfsarts J. Dogger in een concept-rapport geadviseerd dat [verzoeker] drie maanden rust neemt.
2.14.
Bij e-mail van 19 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] het concept-rapport van de second opinion naar de gemachtigde van EKI gestuurd met het verzoek om het ontslag op staande voet in te trekken.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en EKI te veroordelen tot doorbetaling van loon. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
3.2.
In dat kader heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij, blijkens het rapport van de second opinion bedrijfsarts, per juli 2021 niet in staat is om zijn werkzaamheden te verrichten vanwege spanningsklachten en oncontroleerbare boosheid. Deze arts vreest zelfs voor een maatschappelijke teloorgang en een gevaar voor ernstige lichamelijke of mentale incidenten. [verzoeker] vindt het daarom onbegrijpelijk dat [naam 2] hem is gevolgd naar het huis van zijn grootouders en hem daar is gaan filmen. EKI, die bekend is met de ASS-diagnose van [verzoeker] , heeft de kwestie bewust op de spits gedreven.
3.3.
Daarnaast heeft [verzoeker] aangevoerd dat de feiten en omstandigheden onvoldoende grond opleveren voor ontslag op staande voet. De in de ontslagbrief genoemde gebeurtenissen van 12 juli 2021 (over een coronatestuitslag) en 13 juli 2021 (het hebben van woorden met een collega) kunnen het ontslag op staande voet niet dragen omdat deze redenen niet onverwijld zijn meegedeeld. Het rapport van de second opinion bedrijfsarts was op 17 september 2021 nog niet beschikbaar, zodat het [verzoeker] niet is te verwijten dat hij dit toen niet heeft overgelegd. Daarbij is deze reden onvoldoende dringend voor een ontslag op staande voet. Wat betreft het incident op 13 september 2021 geldt dat [verzoeker] door zijn ziekte en diagnoses niet in staat was om op een andere manier te handelen. EKI heeft dit gedrag bij [verzoeker] uitgelokt door hem bewust te filmen en het materiaal niet op verzoek te wissen. Deze gedragingen kunnen hem dan ook niet worden verweten. [verzoeker] heeft uit hevige emotie gehandeld. Hij betwist dat er sprake was van een levensbedreigende situatie en dat hij [naam 2] heeft afgesneden. Verder heeft EKI niet meegewogen dat [verzoeker] een onbesmet arbeidsverleden heeft bij EKI en dat het gezien zijn diagnoses, eenzijdige arbeidsverleden en huidig ziektebeeld niet eenvoudig zal zijn om ander werk te vinden.
3.4.
[verzoeker] heeft subsidiair een verzoek gedaan om EKI te veroordelen een billijke vergoeding van € 49.488,02, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.955,53, een transitievergoeding van € 2.980,33 en een immateriële vergoeding van € 5.000,00 aan hem te betalen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
EKI verweert zich tegen het verzoek en heeft – samengevat –aangevoerd dat de dringende redenen – het extreem onfatsoenlijk en dreigend gedrag richting collega [werknemer] op 13 juli 2021 en leidinggevende [naam 2] op 13 september 2021 en het in (levens-)gevaar brengen van [naam 2] op 13 september 2021 – in onderlinge samenhang en als individuele incidenten het ontslag op staande voet kunnen dragen.
4.2.
Volgens EKI heeft zij zorgvuldig gehandeld door [verzoeker] uiterlijk tot 17 september 2021 de gelegenheid te bieden om zijn kant van het verhaal te vertellen, maar hiervan heeft [verzoeker] geen gebruik gemaakt. Daarna heeft EKI hem ontslagen met onverwijlde mededeling. Ten tijde van het ontslag was er geen uitspraak van de second opinion bedrijfsarts, zodat het advies van de bedrijfsarts van 23 juli 2021 leidend was en [verzoeker] arbeidsgeschikt kon worden beschouwd. De opzegverboden zijn bij een ontslag op staande voet niet van toepassing. EKI ontkent dan ook dat het gedrag van [verzoeker] hem wegens zijn medische situatie niet kan worden toegerekend. Verder verzoekt EKI om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding.
4.3.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door EKI verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en g, BW met bepaling dat EKI [verzoeker] geen transitievergoeding verschuldigd is. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval het ontslag op staande voet vernietigd wordt.
4.4.
[verzoeker] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

het verzoek van [verzoeker]
het ontslag op staande voet
5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet terecht is. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
5.2.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is [1] . Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren.
5.3.
In de wet staan voorbeelden van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Een dringende reden kan bijvoorbeeld zijn dat de werknemer de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt [2] of dat hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt [3] .
5.4.
De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk zijn de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Maar ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn vanwege de aard en de ernst van de dringende reden [4] .
5.5.
Uit de ontslagbrief blijkt dat [verzoeker] op staande voet is ontslagen omdat hij meerdere malen collega’s extreem onfatsoenlijk en/of bedreigend heeft behandeld. In de toelichting in de ontslagbrief wordt verwezen naar een aantal gronden. Twee van deze gronden hebben betrekking op onfatsoenlijk en/of bedreigend handelen, te weten: het op 13 juli 2021 op bedreigende wijze uitschelden van zijn collega [werknemer] en het op 13 september 2021 in een
(levens)bedreigende situatie brengen (door hem af te snijden met de auto) en het op bedreigende wijze uitschelden van zijn collega/leidinggevende [naam 2] . De overige door de gemachtigde van [verzoeker] genoemde gronden zijn weliswaar genoemd in de ontslagbrief. Maar uit de verdere inhoud van de ontslagbrief blijkt dat EKI deze gronden niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag legt. De kantonrechter laat deze gronden verder buiten beschouwing.
het incident van 13 juli 2021
5.6.
[werknemer] heeft verklaard dat [verzoeker] op hem nogal dreigend over kwam toen hij hem op 13 juli 2021 uitschold voor “tyfuslijer” en de woorden “wat is dit voor kanker naaistreek” gebruikte. [5] Ter zitting heeft [verzoeker] erkend dat hij op 13 juli 2021 boos is geworden op [werknemer] [6] . Verder heeft [verzoeker] niet betwist dat hij [werknemer] heeft uitgescholden voor “tyfuslijer” en dat hij heeft gezegd “wat is dit voor kanker naaistreek”. De kantonrechter heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [werknemer] . Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee voldoende vast dat [verzoeker] op 13 juli 2021 [werknemer] op onfatsoenlijke en/of bedreigende wijze heeft behandeld.
5.7.
De stelling van [verzoeker] ter zitting dat de verklaring van [werknemer] is opgesteld in het licht van deze procedure, snijdt geen hout want de schriftelijke verklaring betreft een e-mail van 13 juli 2021, 10:58 uur. Deze is dus op de dag van het incident door [werknemer] opgesteld en gemaild naar [naam 1] en [naam 2] . Toen was deze procedure nog niet aan de orde.
5.8.
Het standpunt van [verzoeker] ter zitting dat het genoemde taalgebruik gebruikelijk is bij bouwvakkers onderling, is niet onderbouwd en is door EKI gemotiveerd weersproken. Aan dit standpunt gaat de kantonrechter dan ook voorbij. De omstandigheid dat [verzoeker] , zoals hij ter zitting heeft gesteld, de volgende dag zijn excuses heeft aangeboden, maakt dat niet anders. Wel stelt [verzoeker] terecht dat dit incident het ontslag op staande voet niet kan dragen omdat hem deze reden niet onverwijld is meegedeeld. Dit maakt echter niet dat het incident zonder betekenis is. Het is juist wel van betekenis, omdat kort daarna het volgende incident heeft plaatsgevonden.
het incident van 13 september 2021
5.9.
Met betrekking tot het incident van 13 september 2021 heeft EKI gewezen op de schriftelijke verklaring van [naam 2] . Deze heeft verklaard dat hij [verzoeker] heeft aangesproken omdat [verzoeker] op een steiger aan het werk was terwijl hij niet voor EKI kon werken. [naam 2] heeft verklaard dat hij een foto heeft genomen, dat [verzoeker] hem sommeerde de foto te verwijderen maar dat hij daaraan geen gehoor heeft gegeven en is weggaan. Bij het weggaan heeft [verzoeker] hem uitgescholden voor “tyfuslijer” en “kankermongool”. Dit ervaarde [naam 2] vanwege privé-omstandigheden als zeer kwetsend en vindt [naam 2] niet acceptabel. [naam 2] is vervolgens weggereden. [verzoeker] is hem “als een dolle stier” achterna gereden, heeft hem ingehaald en is hard op de rem gaan staan om hem tot stoppen te dwingen. Daarna sommeerde [verzoeker] hem om hem te volgen, hetgeen dreigend is overgekomen, aldus [naam 2] . [naam 2] heeft ook verklaard dat hij ter plaatse een telefonische melding heeft gedaan bij de politie.
5.10.
De kantonrechter acht het aannemelijk dat het incident inderdaad zo is verlopen als [naam 2] heeft verklaard. Hierbij is van belang dat [verzoeker] ter zitting zelf ook heeft verklaard dat hij [naam 2] achterna is gereden, dat hij hem heeft ingehaald en hem heeft gesommeerd te volgen. Dat een en ander is gegaan ‘als een dolle stier’ en dat [verzoeker] hard op de rem is gaan staan om [naam 2] tot stoppen te dwingen, acht de kantonrechter ook aannemelijk. Hierbij is van belang dat [verzoeker] ter zitting heeft toegegeven dat hij “een pittige rijder” is. Ook weegt mee dat [verzoeker] volgens zijn eigen verklaring erg boos was en vol in zijn emoties zat [7] . Gelet hierop en op de eerdere klachten van derden [8] over het rijgedrag van [verzoeker] , acht de kantonrechter de verklaring van [naam 2] geloofwaardig. Verder stelt de kantonrechter vast dat [verzoeker] in het verzoekschrift niet heeft weersproken dat hij [naam 2] bij het weggaan heeft uitgescholden voor “tyfuslijer” en “kankermongool”. Weliswaar stelt [verzoeker] ter zitting dat hij zich niet kan herinneren dat hij [naam 2] heeft uitgescholden. Maar zoals hiervoor al is overwogen, blijkt uit de eigen verklaring van [verzoeker] dat hij erg boos was op [naam 2] en dat hij vol in zijn emoties zat. Mede tegen de achtergrond van het incident op 13 juli 2021 acht de kantonrechter het daarom ook aannemelijk dat [verzoeker] [naam 2] op beledigende wijze heeft uitgescholden. De kantonrechter concludeert dan ook dat zij geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gedetailleerde verklaring van [naam 2] , die bovendien op belangrijke onderdelen overeenkomt met de verklaring van [verzoeker] . [verzoeker] heeft daar te weinig tegenover gesteld voor een andersluidend oordeel.
5.11.
De kantonrechter is met EKI van oordeel dat [verzoeker] op 13 september 2021 een grens heeft overschreden. Ook als hij zich aangevallen voelde door het filmen of fotograferen door [naam 2] , rechtvaardigt dat niet dat hij zich zo bedreigend en onbehoorlijk uitlaat. EKI hoeft het gedrag van [verzoeker] in redelijkheid niet te tolereren. De kantonrechter concludeert dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden een dringende reden opleveren. In deze omstandigheden kon redelijkerwijs niet van EKI worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.12.
Het betoog van [verzoeker] dat hem vanwege de ASS-diagnose en/of de gestelde overspannenheid geen verwijt treft, kan hem niet baten. Voor het oordeel dat sprake is van een dringende reden is op zichzelf niet vereist dat de verweten gedraging verwijtbaar is. Dat zijn gedrag (mede) het gevolg is van de ASS-diagnoses en/of de overspannenheid, maakt niet dat van EKI nog langer gevergd kan worden dat het dienstverband voortduurt. Bovendien blijkt uit de medische stukken niet dat het verweten gedrag uitsluitend het gevolg is van de ASS-diagnoses en/of de overspannenheid.
5.13.
Voor zover [verzoeker] nog ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, is sprake van een opzegverbod. Dit opzegverbod staat, gelet op artikel 7:671b lid 6 BW, echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verzoeker] . Het verzoek is immers gebaseerd op verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] en dat staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte.
5.14.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Het primaire verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag en de daarbij behorende nevenverzoeken zullen worden afgewezen.
5.15.
Gezien de aard en de ernst van de dringende reden, is de kantonrechter van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] en de gevolgen van het ontslag voor [verzoeker] aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet afdoen. De omstandigheid dat [verzoeker] , zoals hij meent, een onbesmet arbeidsverleden heeft en dat het gezien zijn ASS-diagnose, zijn eenzijdige arbeidsverleden en zijn huidig ziektebeeld voor hem niet eenvoudig is om ander werk te vinden, acht de kantonrechter dan ook minder zwaarwegend dan het belang van EKI om de arbeidsovereenkomst niet langer voort te zetten.
de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de billijke vergoeding
5.16.
Dit betekent ook dat er geen grond is om aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding toe te kennen. Deze subsidiaire verzoeken van [verzoeker] zal de kantonrechter daarom eveneens afwijzen.
de transitievergoeding
5.17.
[verzoeker] heeft verzocht om een transitievergoeding van € 2.980,33. Omdat EKI de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, is zij [verzoeker] in beginsel een transitievergoeding verschuldigd. EKI stelt dat zij die in dit geval niet is verschuldigd omdat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW.
5.18.
De kantonrechter stelt voorop dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten niet kan worden aangenomen slechts op de grond dat er sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Dat betekent dat afzonderlijk zal moeten worden beoordeeld of de gedragingen van [verzoeker] die een dringende reden voor het ontslag op staande voet opleveren, ook ernstig verwijtbaar zijn. Daarbij geldt dat de lat voor ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer hoog ligt en het criterium met terughoudendheid moet worden toegepast.
5.19.
[verzoeker] stelt dat er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid omdat het vanwege zijn overspannenheid en de ASS-diagnose niet lukte om op een andere manier te reageren. Volgens [verzoeker] is EKI te ver gegaan omdat zij op de hoogte was van zijn beperkingen en het feit dat hij nog ziek was. EKI voert daar tegenover aan dat zij op 13 september 2021 in afwachting van de second opinion was en [verzoeker] ondertussen arbeidsgeschikt kon worden geacht. EKI voert ook aan dat niet is gebleken dat [verzoeker] niet in staat was zijn wil te bepalen en daarmee geen weerstand kon bieden aan zijn gedragingen.
5.20.
De kantonrechter is van oordeel dat het handelen van [verzoeker] verwijtbaar maar niet ernstig verwijtbaar is. [verzoeker] heeft door het overleggen van medische stukken voldoende aangetoond dat zijn handelen in ieder geval voor een deel is terug te voeren op de bij hem vastgestelde ASS-diagnose in combinatie met overspannenheid. Dit heeft bij [verzoeker] geleid tot controleverlies en dat heeft weer geleid tot verhoogde spanning, opwinding, vluchtgedrag en woede-uitbarstingen. [9] Het voorgaande geeft de kantonrechter aanleiding om aan [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen.
5.21.
EKI heeft de hoogte van de door [verzoeker] verzochte transitievergoeding als zodanig niet weersproken. EKI zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 2.980,33.
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding is verschuldigd vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd en zal dus vanaf 19 oktober 2021 worden toegewezen.
de immateriële vergoeding
5.23.
Voor een immateriële vergoeding is geen grond omdat [verzoeker] daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. Dat EKI er alles aan heeft gedaan om [verzoeker] (psychisch) leed toe te brengen door de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is niet aannemelijk gemaakt. Daarbij is de arbeidsovereenkomst niet tot een einde gekomen door ernstig verwijtbaar handelen van EKI, maar door een rechtmatig ontslag op staande voet. De verwijzing van [verzoeker] naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 januari 2018 gaat daarom niet op.
het verzoek van EKI
de gefixeerde schadevergoeding
5.24.
EKI verzoekt om de gefixeerde schadevergoeding omdat er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
5.25.
Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW moet er voor toekenning van de daar genoemde vergoeding sprake zijn van opzet of schuld bij – in dit geval – [verzoeker] . EKI heeft nagelaten die twee elementen afzonderlijk te stellen en vervolgens feitelijk te onderbouwen. Daarom zal het verzoek om een gefixeerde schadevergoeding, als onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
het voorwaardelijk tegenverzoek
5.26.
De voorwaarde waaronder het tegenverzoek is gedaan, is niet vervuld, omdat het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd. Het tegenverzoek hoeft dus niet te worden beoordeeld en er hoeft niet op te worden beslist.
de proceskosten
5.27.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek van [verzoeker]
6.1.
veroordeelt EKI om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 2.980,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
wijst het verzoek van [verzoeker] voor het overige af;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
het verzoek van EKI
6.5.
wijst het verzoek om een gefixeerde schadevergoeding af.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 30 december 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 7:677 lid 1 BW
2.Zie artikel 7:678 lid 2, onderdeel e, BW
3.Zie artikel 7:678 lid 2, onderdeel h, BW
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436 (Hema)
5.Zie hiervoor onder 2.5
6.Zie rand 14 van de pleitaantekeningen van [verzoeker]
7.Zie rand 21 van het verzoekschrift en rand 19 van de pleitaantekeningen van [verzoeker]
8.Zie hiervoor onder 2.3
9.Zie productie 6 van [verzoeker]