ECLI:NL:RBNHO:2021:12388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
HAA- 21/2254
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet gegrond na verwijzing door Hoge Raad inzake niet-ontvankelijkheid door uitblijven betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De opposant had in eerste instantie een beroep ingesteld dat kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard door de Rechtbank Den Haag op 28 november 2019, omdat hij het griffierecht niet had betaald. De opposant stelde dat hij de herinnering voor het betalen van het griffierecht niet had ontvangen, terwijl de rechtbank in Den Haag had vastgesteld dat er voor ontvangst van de betalingsherinnering was getekend door PostNL.

De opposant heeft cassatie ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn verzet, en de Hoge Raad heeft op 7 mei 2021 de uitspraak van de Rechtbank Den Haag vernietigd en de zaak doorverwezen naar de Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de Hoge Raad een soepel criterium hanteert bij het controleren van de aanbieding van aangetekende post. Het is voldoende dat de ontvangst van het poststuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opposant aannemelijk heeft gemaakt dat hij de betalingsherinnering niet heeft ontvangen, omdat hij op het moment van uitreiking in het buitenland was en er niemand thuis was om het poststuk aan te nemen. De rechtbank concludeert dat het hoogstwaarschijnlijk is dat een onbekende derde voor ontvangst van het poststuk heeft getekend. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2254
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige verzetkamer van 8 december 2021 op het verzet van

[opposant] , wonende te [woonplaats] , opposant(gemachtigde: drs. W.M.A.M. Herbers),

tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag in zijn zaak tegen

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2021. Opposant is verschenen. Verweerder is, met bericht, niet-verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

Aan deze uitspraak liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.
Rechtbank Den Haag heeft op 28 november 2019 (SGR 19/5356) het beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het uitblijven van betaling van het griffierecht. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gekomen. Opposant stelt de herinnering voor het betalen van griffierecht niet te hebben ontvangen. Rechtbank Den Haag heeft het verzet ongegrond verklaard omdat blijkens gegevens van PostNL voor ontvangst van de betalingsherinnering is getekend.
Opposant heeft cassatie ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn verzet. De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 7 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:705) de uitspraak op verzet vernietigd en de zaak doorverwezen naar rechtbank Noord-Holland ter verdere behandeling van het verzet.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in ontvankelijkheidskwesties bij het controleren van de aanbieding van aangetekende post een tamelijk soepel criterium hanteert. Het is voldoende dat ontvangst van het poststuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
Opposant heeft gesteld dat de betalingsherinnering niet bij hem thuis kan zijn uitgereikt omdat hij op het moment van uitreiking in het buitenland was en er verder niemand thuis was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft opposant aannemelijk gemaakt de betalingsherinnering niet te hebben ontvangen. De rechtbank acht het aannemelijk dat opposant in het buitenland was en dat ook de buren of een ander die op het huis van opposant paste, het poststuk niet hebben aangenomen. Hoogstwaarschijnlijk heeft een onbekende derde voor ontvangst van het poststuk getekend.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
griffier rechter
mr. T. van Opzeeland mr. T.N. van Rijn
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.