In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar van de Belastingdienst en de Minister van Financiën. De eiser, werkzaam bij de Belastingdienst, was op 2 juli 2019 voorwaardelijk ontslagen vanwege plichtsverzuim, dat voortvloeide uit financiële problemen en loonbeslagen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of de eiser een reële kans had gekregen om zijn gedrag te verbeteren. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn financiële situatie te verbeteren, en dat de Minister van Financiën niet bevoegd was om het voorwaardelijk ontslag ten uitvoer te leggen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Minister binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van de eiser moest beslissen. Tevens werd de Minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, die in totaal € 2.546,- bedroegen, en het griffierecht van € 178,-. De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van een reële kans tot gedragsverandering aan ambtenaren die onderworpen zijn aan disciplinaire maatregelen.