ECLI:NL:RBNHO:2021:12194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
C/15/317584 / HA RK 21/112
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke zaken

Op 20 juli 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster, wonende te Zwaagdijk. Het verzoek was gericht tegen mr. M. Kraefft, de rechter die betrokken was bij de hoofdzaken HAA 20/4144 en HAA 20/5667. Verzoekster had op 22 juni 2021 schriftelijk verzocht om wraking, omdat zij meende dat de rechter vooringenomen was. Dit zou blijken uit het feit dat de rechter haar verzoek om de burgemeester op te roepen voor de zitting op 29 juni 2021 niet had ingewilligd. Verzoekster stelde dat de personen die de gemeente Medemblik in de hoofdzaken vertegenwoordigden, niet bevoegd waren en dat de rechter samenwerkte met de gemeente om haar onterecht te benadelen.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de subjectieve en objectieve toets voor onpartijdigheid. De kamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter was nog bezig met het nemen van een beslissing op het verzoek van verzoekster op het moment dat zij hem wraakte, en de stelling dat er al een afwijzende beslissing was genomen, bleek onjuist. Bovendien kon de wrakingskamer geen oordeel geven over de juistheid van procesbeslissingen, zoals het niet oproepen van de burgemeester, omdat dit geen grond voor wraking vormt. De kamer wees het verzoek tot wraking af en besloot dat het proces in de hoofdzaken voortgezet moest worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/317584 HA RK 21/112
beslissing van 20 juli 2021
op het verzoek tot wraking ingediend door
[verzoekster] ,
wonende te Zwaagdijk,
hierna: verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M. Kraefft,
hierna: de rechter

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 22 juni 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht Algemeen/VK aanhangige zaken HAA 20/4144 en HAA 20/5667, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
De wederpartij in de hoofdzaken, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik – hierna: b&w -, heeft zich bij brief van 9 juli 2021 uitgelaten en meegedeeld niet naar de zitting te komen.
1.4
Het verzoek is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 13 juli 2021. Verzoekster en de rechter zijn ter zitting verschenen.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1
Verzoekster heeft de volgende stellingen aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Zij heeft de rechter op 18 juni 2021 verzocht de burgemeester (of zijn vertegenwoordiger) op te roepen voor de zitting op 29 juni 2021. Dit is volgens verzoekster noodzakelijk, omdat vast staat dat de thans voor b&w in de hoofdzaken optredende personen [namen] ) niet bevoegd zijn b&w in rechte te vertegenwoordigen. Zij beschikken volgens verzoekster niet over een machtiging. Omdat die personen al jaren in de zaken van verzoekster optreden en al enige tijd vaststaat dat zij niet over een machtiging beschikken, was er alle aanleiding om haar verzoek van 18 juni 2021 tot ambtshalve oproeping van de burgemeester voorafgaand aan de zitting te behandelen. De rechter heeft dat niet gedaan en de griffie heeft haar mondeling meegedeeld dat de rechter dat ook niet van plan is, omdat hij de zaak koste wat het kost met deze personen wil voortzetten, aldus verzoekster. Uit dat handelen van de rechter blijkt vooringenomenheid, sterker nog, verzoekster stelt zich op het standpunt dat alle (bestuurs)rechters van de rechtbank Noord-Holland in haar zaken samenwerken met de gemeente Medemblik, met als doel haar haar woning(en) en percelen te ontnemen.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft op 28 juni 2021 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek van verzoekster. Hij bevestigt dat hij op 18 juni 2021 de verzoeken van verzoekster ontving om voor de behandeling van de hoofdzaken op 29 juni 2021 de burgemeester of een wel gemachtigde vertegenwoordiger van verweerder op te roepen. Op 22 juni 2021 stuurde een administratiemedewerkster een berichtje aan de rechter waarin zij onder meer meedeelde dat verzoekster had gebeld met de vraag of de burgemeester al was opgeroepen en dat zij tegen verzoekster had gezegd dat haar verzoeken waren voorgelegd aan de rechter, maar dat zij niet kon zien of daar al iets mee was gedaan en dat zij niet zeker wist of verzoekster bericht zou krijgen van een eventuele oproeping. De rechter heeft daarop aan de griffier gevraagd een briefje op te stellen voor verzoekster met de mededeling dat de rechtbank naar aanleiding van haar verzoeken op voorhand geen aanleiding zag om de burgemeester of anderen op te roepen en dat een en ander ter zitting verder besproken kan worden. Vervolgens is het wrakingsverzoek binnengekomen, waardoor het beoogde briefje met de beslissing op het verzoek om ambtshalve oproeping niet meer is opgesteld en verstuurd.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
De wrakingskamer constateert dat uit het dossier en uit de hiervoor omschreven, door verzoekster en de rechter weergegeven, gang van zaken volgt dat de rechter nog geen beslissing had meegedeeld op het verzoek van verzoekster van 18 juni 2021 op het moment dat verzoekster de rechter wraakte. Verzoekster heeft immers telefonisch geïnformeerd of de rechter al een beslissing had genomen op haar verzoek op een moment dat de rechter nog bezig was met de beslissing. Voor zover verzoekster haar verzoek om wraking bedoelt te baseren op de stelling dat reeds een afwijzende beslissing op haar verzoek om oproeping van de burgemeester was meegedeeld, is die stelling dus niet juist. De feiten en omstandigheden die toen wel reeds waren voorgevallen en die verzoekster aan haar verzoek tot wraking ten grondslag legt, wettigen niet de conclusie dat sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Die feiten en omstandigheden komen er immers in de kern op neer dat de rechter doende was een beslissing op haar verzoek tot oproeping te nemen. Daaruit kan noch (subjectieve) vooringenomenheid, noch (objectieve) twijfel aan zijn onpartijdigheid worden afgeleid.
4.3
Voor zover er (in weerwil van het bovenstaande) van zou moeten worden uitgegaan dat de rechter de beslissing op het verzoek om de burgemeester op te roepen wel reeds had genomen op het moment van het wrakingsverzoek, behelst dit een proces- of tussenbeslissing. Een dergelijke beslissing, ook als die niet tegemoetkomt aan de wens van verzoekster, kan geen grond voor wraking vormen, omdat de wrakingskamer over (de juistheid van) procesbeslissingen geen oordeel kan geven. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413, rechtsoverweging 3.3 en 3.4). Een oordeel over de juistheid van een procesbeslissing is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de (hoofd)zaak in beroep. Ook voor de motivering van een (tussen)beslissing geldt dat dit geen grond kan vormen voor wraking behalve in het uitzonderlijke geval dat de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Reeds omdat de motivering nog niet bekend was gemaakt, doet die situatie zich niet voor.
4.4
De verder nog aangevoerde stelling van verzoekster dat alle rechters van de rechtbank Noord-Holland vooringenomen zijn, is niet onderbouwd en kan evenmin tot de conclusie leiden dat de rechterlijke onpartijdigheid door het optreden van de rechter in de hoofdzaken schade zou kunnen leiden.
4.5.
De (vaststaande) feiten en omstandigheden die verzoekster aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, kunnen derhalve geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.
Beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaken een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. H. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Gall, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
griffier voorzitter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.