ECLI:NL:RBNHO:2021:12193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
322982 HA RK 21-234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter wegens kennelijke ongegrondheid en misbruik van rechtsmiddelen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2021 een verzoek tot wraking van de kantonrechter afgewezen. Verzoeker, wonende te Nieuw-Vennep en vertegenwoordigd door de Stichting Juridisch Centrum, had op 7 en 8 december 2021 meerdere wrakingsverzoeken ingediend tegen de kantonrechter in verschillende aanhangige zaken. Deze verzoeken werden op 9 december 2021 als kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker voerde aan dat de kantonrechter partijdig was en dat zijn belangen niet correct werden behandeld. Hij stelde dat de kantonrechter hem de mond had gesnoerd en dat er sprake was van belangenverstrengeling. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van verzoeker, met uitzondering van één, gelijk waren aan eerder ingediende wrakingsverzoeken die reeds ongegrond waren verklaard. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve redenen waren om aan te nemen dat de kantonrechter vooringenomen was. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLANDFout! De documentvariabele ontbreekt.
/Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Fout! Dedocumentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummers / rekestnummers: 322982 HA RK 21-234
Beslissing van 16 december 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]wonende te Nieuw-Vennep
verzoeker
hierna te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: Stichting Juridisch Centrum
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.J. Dijk
behandelend rechter in de hoofdzaak
[verzoeker] / [naam wederpartij] (9426781 CV21-6050)
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 7 en 8 december 2021 verzoeken ingediend tot wraking van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige zaken met zaaknummers 9150128\CV EXPL 21-2516, 9184073\CV EXPL 21-2864 en 9550512\CV EXPL 21-7808.
1.2.
Bij beslissing van 9 december 2021 (met zaaknummers C / 15 / 322940 HARK 21-230, C / 15 / 322979 HARK 21-232, C / 15 / 322980 HARK 21-233) zijn deze wrakingsverzoeken (kennelijk) ongegrond verklaard.
1.3.
Op 10 december 2021 is het de wrakingskamer gebleken dat op 7 december 2021 om 17:21 uur bij e-mail aan het e-mailadres
[e-mailadres]ook een wrakingsverzoek in de aanhangige zaak met zaaknummer 9426781 CV21-6050 (hierna: de hoofdzaak) bij deze rechtbank is ingediend. Deze e-mail is vanwege een administratieve fout pas vrijdag 10 december 2021 omstreeks 12:00 uur ter kennis van de wrakingskamer gekomen.
1.4.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft bij brief van 10 december 2021 op het verzoek gereageerd.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker heeft verzocht de kantonrechter te wraken en een onpartijdige rechter in de hoofdzaken toe te wijzen.
2.2.
Verzoeker legt hieraan (samengevat) het volgende ten grondslag.
De onpartijdigheid van de kantonrechter is ernstig beschadigd door opzettelijke partijdigheid, onfatsoenlijke zaakbehandelingen en selectieve beslissingen van de kantonrechter, waarbij de verzoeken en bezwaren van verzoeker niet (volledig) worden behandeld. Tevens is sprake van belangenverstrengeling.
Meer in het bijzonder zijn de volgende wrakingsgronden aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd:
( i) Onbehandelde incidentele conclusie: de kantonrechter heeft een aantal incidenten uit de incidentele conclusie van verzoeker strekkende tot splitsing en afsplitsing van de hoofdzaak met de andere gelijktijdig behandelde zaken, onbehandeld gelaten terwijl deze ingevolge artikel 208 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de comparitie behandeld moeten worden.
(ii) Selectieve beslissingen: de kantonrechter heeft verzoeker de mond gesnoerd door te laten weten dat op verdere correspondentie niet meer gereageerd zal worden. Verder heeft de kantonrechter de tijd voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak gehalveerd met de intentie de zaak te verkorten ten nadele van verzoeker. Verzoeker heeft eerdere nare ervaringen gehad bij een rechter van deze rechtbank, waarbij hij tijdens de mondelinge behandeling niet de gelegenheid kreeg alles naar voren te brengen wat hij wilde.
(iii) Aanhouding comparitie: de kantonrechter heeft bij het verplaatsen van de mondelinge behandeling van 26 november 2021 naar 10 december 2021 onrechtmatig (want in strijd met de wet) de voorwaarde gesteld dat een akte vermeerdering van eis 10 dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling moet worden ingediend.
(iv) Gedaagde [naam wederpartij] altijd buiten het geding: De gemachtigde van [naam wederpartij] heeft aangegeven dat [naam wederpartij] niet zal verschijnen in deze zaak. Dat betekent dat [naam wederpartij] niet (meer) akkoord is met de voeging van [naam] , dat de zaak van [naam wederpartij] niet samen kan worden behandeld en dat de vorderingen van verzoeker moeten worden toegewezen.
( v) Verder leert de ervaring dat een partij die om wraking van de rechter heeft verzocht, in de hoofdzaak nooit gelijk krijgt van de gewraakte rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat de wrakingsgronden van verzoeker in deze zaak, behoudens (iv) onder r.o. 2.2., gelijk zijn aan de wrakingsgronden in de onder r.o. 1.1. genoemde wrakingsverzoeken, zal de beoordeling van dit wrakingsverzoek (behoudens het navolgende) niet anders zijn dan de beoordeling in de beslissing van 9 december 2021 (r.o. 1.2), welke beslissing hier is aangehecht. De wrakingskamer is van oordeel dat de onder r.o. 2.2 weergegeven wrakingsgronden (i), (ii), (iii) en (v), gelet op wat in de aangehechte beslissing van 9 december 2021 is overwogen, kennelijk ongegrond zijn.
Ad (iv) Gedaagde [naam wederpartij] altijd buiten het geding
3.2.
De onder (iv) genoemde wrakingsgrond is eveneens kennelijk ongegrond, omdat die (uitsluitend) betrekking heeft op gedragingen/handelingen van (de gemachtigde van) [naam wederpartij] en niet op gedragingen van de kantonrechter.
Conclusie en wrakingsverbod
3.3.
Gelet op het voorgaande kan, voor zover feiten niet tardief aan een verzoek tot wraking ten grondslag zijn gelegd, niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege (artikel 5 onder 2 van het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland).
3.4.
De wrakingskamer ziet daarnaast aanleiding artikel 39 lid 4 Rv toe te passen. De reden daarvoor is dat het verzoek van verzoeker kennelijk ongegrond is en in wezen (grotendeels) een herhaling is van zijn eerder ingediende wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter in een van de andere gelijktijdig behandelde zaken, terwijl dat eerdere verzoek op vergelijkbare gronden is afgewezen wrakingsverzoek (C/15/319248 HA RK 21-159; ECLI:NL:RBNHO:2021:11147). Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat verzoeker misbruik maakt van het rechtsmiddel.

4.Beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af;
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen,
4.3.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.4.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de leden van de wrakingskamer mr. L.M. Kos, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. C.A.M. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. N. Kampert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.