ECLI:NL:RBNHO:2021:11147

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
C/15/319248 / HA RK 21/159
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2021 een verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Verzoeker, wonende te Nieuw-Vennep en vertegenwoordigd door de Stichting Juridisch Centrum, had de wraking aangevraagd in het kader van een aanhangige civiele procedure. Verzoeker stelde dat de behandelend rechter, mr. J.J. Dijk, partijdig was en onrechtmatige beslissingen had genomen die de belangen van verzoeker ernstig schaadden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker geen objectieve of subjectieve aanwijzingen voor partijdigheid heeft kunnen onderbouwen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechter procesbeslissingen zijn die geen grond voor wraking opleveren. De beschuldigingen van verzoeker, waaronder de bewering dat de rechter omgekocht zou zijn, werden als ongefundeerd afgewezen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De overige verzoeken van verzoeker, zoals het splitsen van zaken, werden eveneens afgewezen omdat deze buiten het bestek van de procedure vielen. De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLANDFout! De documentvariabele ontbreekt.
/Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Fout! Dedocumentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C / 15 / 319248 HA RK 21-159
Beslissing van 7 oktober 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]wonende te Nieuw-Vennep
verzoeker
hierna te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: Stichting Juridisch Centrum
Het verzoek is gericht tot:
mr. J.J. Dijk
behandelend rechter in de hoofdzaak
[verzoeker] / [naam wederpartij] (9150128\CV EXPL 21-2516)
hierna te noemen: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 7 augustus 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer: 9150128\CV EXPL 21-2516 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Verzoeker heeft hier bij brief van 30 september 2021 schriftelijk op gereageerd.
1.3.
Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de mondelinge behandeling van 30 september 2021, maar geen van hen heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker heeft verzocht:
- de rechter te wraken en een onpartijdige rechter in de hoofdzaak toe te wijzen;
- ervoor te zorgen dat de rechter in rancune van wraking de zaak verder niet afwijst
- de samengevoegde zaken te splitsen.
2.2.
Verzoeker legt hieraan (samengevat) het volgende ten grondslag.
De rechter heeft onrechtmatige, onbevoegde en grensoverschrijdende beslissingen genomen waardoor de belangen van eiser in de hoofdzaken ernstig zijn geschaad. De rechter had het verzoek van mr. Hofman (de gemachtigde van de gedaagden in de hoofdzaak) om de op 12 augustus 2021 geplande mondelinge behandeling te verplaatsen, moeten afwijzen, omdat het verzoek te laat en zonder motivering is gedaan. Ook het verzoek van mr. Hofman tot voeging van de hoofdzaak met een andere zaak had de rechter - gelet op de bezwaren daartegen van verzoeker - moeten afwijzen. De rechter heeft de verzoeken van mr. Hofman dus onterecht toegewezen en daaruit blijkt dat de rechter partijdig is en de intentie heeft om de zaak af te wijzen en verzoeker te duperen.
Er zijn ook structurele mankementen en chaos bij de rechtbank, waardoor de betrouwbaarheid van de rechter en de rechtbank in het geding is. Er zijn brieven naar een verkeerd/afwijkend adres gestuurd en faxberichten worden niet behandeld. Hierdoor heeft verzoeker al eerder wrakingsverzoeken moeten indienen, welke verzoeken hij, na herstel en excuses van de rechtbank, weer heeft ingetrokken. Ook heeft de rechter het bezwaar van verzoeker tegen de illegale gefinancierde advocaat mr. Hofman, ten onrechte niet behandeld. Ook hieruit blijkt de partijdigheid van de rechter.
Verder zijn er aanwijzingen te geloven dat de rechter is omgekocht of onder druk is gezet, omdat de rechter zich duidelijk partijdig gedraagt en incompetentie laat zien.
Voorzieningenrechter mr. M.H. Affourtit-Kramer heeft de voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen zonder verzoeker de gelegenheid te geven zijn standpunten toe te lichten en zonder de wederpartij in die zaak kritisch te bevragen. Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter blijkt dat zij was geïnstrueerd de zaak af te wijzen.
De conclusie is dat er te veel onregelmatigheden zijn geweest in deze zaak en daarom is beroep op een onpartijdige rechter noodzakelijk geworden.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
Het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat uit niets van wat verzoeker naar voren heeft gebracht volgt dat sprake is van objectieve of subjectieve partijdigheid. Het verzoek tot verplaatsing van de mondelinge behandeling is toegewezen, omdat het voldeed aan de in het rolreglement en het tussenvonnis gestelde eisen. De beslissing om de beide Haarlemse zaken gelijktijdig op de mondelinge behandeling te behandelen, is genomen vanwege de samenhang tussen de zaken en de goede en efficiënte procesorde. Beide beslissingen zijn procesbeslissingen die geen grond voor wraking opleveren. Dat deze beslissingen niet in lijn zijn met de wensen van verzoeker, maakt niet dat sprake is van objectieve of subjectieve partijdigheid.
De beschuldigingen dat ik ben omgekocht of onder druk ben gezet, zijn niet onderbouwd en de juistheid hiervan wordt betwist.
Ook eventuele fouten gemaakt door de griffie leveren geen grond voor wraking op.
Met betrekking tot het bezwaar van verzoeker tegen (de wijze van financiering van) mr. Hofman, geldt dat mr. Hofman daarop eerst (tijdens de mondelinge behandeling) moet kunnen reageren.
De beschuldigingen aan het adres van mr. Affourtit-Kramer hebben geen betrekking op mijn onpartijdigheid en zijn voor de beoordeling van het wrakingsverzoek dus niet relevant.

4.4. De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer vat de brieven van verzoeker van 7 augustus en 30 september 2021 op als een verzoek tot wraking van (uitsluitend) mr. Dijk, als behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoeker heeft in zijn brief van 30 september 2021 aangegeven dat de wraking ook ziet op (klachten tegen) de rechtbank. Maar het is niet mogelijk de (hele) rechtbank te wraken, zodat de wrakingskamer het verzoek ook niet als zodanig zal opvatten.
Verzoeker heeft in voornoemde brieven ook bezwaren geuit tegen (de uitspraak van) voorzieningenrechter mr. Affourtit-Kramer. Uit de brieven blijkt niet dat (ook) om wraking van mr. Affourtit-Kramer wordt verzocht, zodat daarover in deze procedure geen oordeel wordt gegeven. Ten overvloede geldt dat, als om wraking van mr. Affourtit-Kramer zou zijn verzocht, dit verzoek niet-ontvankelijk zou zijn verklaard. Het verzoek is namelijk te laat ingediend (want nadat in die procedure (eind-)uitspraak is gedaan; artikel 37 Wetboek van Rechtsvordering (Rv)).
4.2.
De wrakingskamer zal in deze procedure dus uitsluitend een oordeel geven over het verzoek tot wraking van mr. Dijk. De overige (onder r.o. 2.1. genoemde) verzoeken van verzoeker vallen buiten het bestek van deze procedure en worden daarom afgewezen.
4.3.
Een rechter kan op grond van artikel 36 Rv worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is. Daarbij is ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Procesbeslissingen
4.4.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissingen van de rechter om de mondelinge behandeling te verplaatsen en de hoofdzaak gelijktijdig met een andere zaak te behandelen op de comparitie procesbeslissingen zijn.
4.5.
Het is vaste rechtspraak dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking oplevert. [1] De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist is, mag niet door de wrakingskamer worden beantwoord. De wrakingsprocedure is geen verkapt hoger beroep. De motivering van een procesbeslissing is (ook) geen grond voor wraking, ook niet wanneer wordt aangevoerd dat die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of een motivering ontbreekt. Dit is alleen anders als de motivering van de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen) niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.6.
Van (een blijk van) vooringenomenheid is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. De (motivering van de onder r.o. 4.4. genoemde) procesbeslissingen van de rechter impliceren niet dat de rechter vooringenomenheid richting verzoeker koestert of dat een vrees voor partijdigheid voor andere door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Door verzoeker zijn ook geen andere feiten en omstandigheden gesteld die maken dat de inhoud of de motivering van deze (proces-)beslissingen, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat de onder r.o. 4.4. genoemde procesbeslissingen geen grond voor wraking opleveren.
Rechter omgekocht of onder druk gezet
4.8.
De wrakingskamer stelt vast dat de zware beschuldigingen van verzoeker, dat de rechter zou zijn omgekocht of onder druk zou zijn gezet om voor verzoeker ongunstige beslissingen te nemen, door verzoeker op geen enkele manier zijn onderbouwd en alleen daarom al niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kunnen leiden.
Structurele chaos bij de rechtbank
4.9.
De wrakingskamer begrijpt dat de door verzoeker gestelde ‘structurele mankementen en chaos bij de rechtbank’ (onder andere) zien op brieven die door de griffie naar een afwijkend adres van verzoeker (bezoekadres in plaats van postadres) zijn verzonden en op eerdere, volgens verzoeker foute, beslissingen van de rechtbank in andere procedures dan de hoofdzaak. Ook wijst verzoeker er op dat mr. Dijk ten onrechte zijn bezwaar tegen de illegaal gefinancierde advocaat mr. Hofman niet behandeld heeft. Dit alles vormt naar het oordeel van de wrakingskamer echter geen aanwijzing dat de rechter vooringenomenheid jegens verzoeker koestert of dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Deze grond kan daarom (ook) niet tot wraking van de rechter leiden.
Beschuldigingen mr. Affourtit-Kramer
4.10.
Ook de verwijten van verzoeker aan het adres van voorzieningenrechter mr. Affourtit-Kramer leveren geen grond op voor wraking, omdat die geen betrekking hebben op de onpartijdigheid van de gewraakte rechter.
Conclusie
4.11.
De slotsom van het voorgaande is dat het verzoek om wraking van de rechter moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter en de overige verzoeken af;
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de leden van de wrakingskamer mr. C.A.M. van der Heijden (voorzitter), mr. W. Veldhuijzen van Zanten en mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, in tegenwoordigheid van mr. N. Kampert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum.
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413.