In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2020, welke door verweerder op 31 oktober 2020 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep op 5 november 2021 ingetrokken nadat verweerder de aanslag had vernietigd. Tegelijkertijd verzocht eiseres om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren, maar na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres zelf had geprocedeerd en dat er geen kosten van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde voor vergoeding in aanmerking kwamen. Ook was er geen bewijs voor reis- of verblijfskosten, aangezien er geen hoorzitting of zitting had plaatsgevonden. Wel werd vastgesteld dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 48 door verweerder moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.