ECLI:NL:RBNHO:2021:12040

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
HAA 20/6545
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen aanslag afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2020, welke door verweerder op 31 oktober 2020 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep op 5 november 2021 ingetrokken nadat verweerder de aanslag had vernietigd. Tegelijkertijd verzocht eiseres om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren, maar na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres zelf had geprocedeerd en dat er geen kosten van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde voor vergoeding in aanmerking kwamen. Ook was er geen bewijs voor reis- of verblijfskosten, aangezien er geen hoorzitting of zitting had plaatsgevonden. Wel werd vastgesteld dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 48 door verweerder moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit 31 oktober 2020 het bezwaar van eiseres tegen de aanslag afvalstoffenheffing over het jaar 2020, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 1 november 2021 heeft verweerder de bestreden aanslag vernietigd.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 5 november 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 2 december 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren. Verweerder heeft gereageerd.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen afwijzen omdat in het Besluit limitatief is opgenomen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Eiseres heeft zelf geprocedeerd zodat geen kosten van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde voor vergoeding in aanmerking komen. Ook voor het bestaan van reis- of verblijfskosten is in de stukken geen aanwijzing te vinden, aangezien er geen hoorzitting in bezwaar en geen zitting bij de rechtbank is geweest. Het is dus niet aannemelijk dat eiseres kosten heeft gemaakt die ingevolge het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient wel het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank:

  • wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.