ECLI:NL:RBNHO:2021:11939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
15/870342-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een strafzaak betreffende diefstal van hennep en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan de diefstal van een hennepkwekerij en van het bezit en de handel in wapens. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam aan de orde na openbare terechtzittingen op 7, 9 en 10 december 2021. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten zou worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de medeplichtigheid aan de diefstal van hennep, aangezien de verdachte niet opzettelijk behulpzaam was geweest bij de diefstal. Ook voor het tweede feit, het voorhanden hebben van wapens, was er onvoldoende bewijs, omdat er geen wapens bij de verdachte waren aangetroffen en de communicatie over wapens niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank besloot daarom de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van een in beslag genomen telefoontoestel aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870342-19 (P)
Uitspraakdatum: 24 december 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7, 9 en 10 december 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [geboortedatum] ,
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te [plaats 2] , naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
zaakdossier 1: rip kwekerij aan de [adres] te [plaats 1]
primair
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2019 tot en met 15 juli 2019 te
[plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid hennep (bestaande uit ongeveer 367 planten), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die hoeveelheid hennep onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2019 tot en met 15 juli 2019 te
[plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bedrijfs)pand aan de [adres] heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid hennep (bestaande uit ongeveer 367 planten), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij en/of zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die hoeveelheid hennep
onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 te [plaats 2] en/of Amsterdam en/of [plaats 1] in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- zijn mededader(s) te tippen over de aanwezigheid van die hoeveelheid hennep in het (bedrijfs)pand aan de [adres] te [plaats 1] en/of;
- door zijn mededader(s) te vergezellen op de voorverkenning in/omstreeks de nacht van 08 juli 2019 op 09 juli 2019 te [plaats 1] rondom het (bedrijfs)pand aan de [adres] te [plaats 1] ;
Feit 2
zaakdossier 8: handel/bezit vuurwapen(s)
primair
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 24 februari
2020 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
een of meer wapen(s) van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie,
waaronder een vuurwapen van het merk Grand Power en/of een Glock en/of een AK47 en/of en Smith&Wesson en/of een of meer geluiddemper(s), zijnde (een) vuurwapen(s), heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 24 februari 2020 te [plaats 2] , in ieder geval in Nederland, zonder erkenning (telkens) heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van wapens en/of munitie van categorie II en/of III, immers heeft verdachte (telkens) afspraken gemaakt over de aankoop en verkoop en vraagprijs en functie en beschikbaarheid van deze of andere wapens en onderdelen van deze wapens en munitie, waaronder een vuurwapen van het merk Grand Power en/of een Glock en/of een AK47 en/of en Smith&Wesson en/of een of meer geluiddemper(s),
terwijl hij, verdachte daarvan een beroep of een gewoonte heeft gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal van hennep en tot bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair, ten laste gelegde feiten. Kort samengevat heeft zij daartoe aangevoerd dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de diefstal van hennep uit een bedrijfspand in [plaats 1] , omdat hij zijn medeverdachten heeft getipt over de aanwezigheid van een hoeveelheid hennep in het bewuste pand en hij zijn medeverdachten heeft vergezeld bij de voorverkenning in de nacht van 8 op 9 juli 2019.
Wat betreft feit 2 primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit de opgenomen telefoongesprekken van de verdachte blijkt dat hij over wapens heeft gesproken en dat uit een tweetal OVC-gesprekken kan worden afgeleid dat hij (voorafgaand aan 22 november 2019) een wapen heeft gekocht. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van een Glock en een Smith&Wesson.
In ieder geval kan het subsidiair ten laste bewezen worden verklaard, te weten het bemiddelen in wapenhandel zonder erkenning, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden.
3.2
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Samengevat heeft hij daartoe het volgende aangevoerd.
Net als de officier van justitie vindt de raadsman dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal van hennep in [plaats 1] (feit 1 primair). Volgens de raadsman is ook geen sprake van medeplichtigheid aan deze diefstal. Er is geen bewijs dat de verdachte een tip heeft gegeven over de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te [plaats 1] . Wel heeft de verdachte zijn medeverdachten vergezeld bij de voorverkenning in de nacht van 8 op 9 juli 2019, maar zijn rol is niet van zodanig gewicht geweest dat van medeplichtigheid kan worden gesproken. Uit de camerabeelden blijkt dat hij daar in die bewuste nacht alleen heeft rondgelopen. Het enkele aanwezig zijn bij een voorverkenning is onvoldoende om te kunnen stellen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de diefstal van hennep, zoals hem ten laste is gelegd.
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman ten eerste aangevoerd dat het enkel praten over wapens geen strafbaar feit oplevert. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft gesproken over een Glock of een AK47 en evenmin staat vast dat met een G19 een Glock wordt bedoeld en met 47 een AK47. Er wordt wel over ‘Smit’ gesproken, maar daarmee kan nog niet worden vastgesteld dat het gaat over een wapen van het merk/type Smith&Wesson dan wel over een vuurwapen van categorie II of III van de Wet wapens en munitie (WWM). Als desondanks vastgesteld kan worden dat de verdachte heeft gesproken over een vuurwapen van het merk Smith&Wesson, dan kan op grond van het dossier niet bewezen worden verklaard dat de verdachte zelf een wapen voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Onvoldoende blijkt dat de verdachte zelf de beschikkingsmacht heeft gehad over de ten laste gelegde wapens. Evenmin kan tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde onder feit 2 worden gekomen. Het enkele feit dat de verdachte met een ander over wapens heeft gesproken maakt nog niet dat de verdachte heeft onderhandeld over wapens en dat hij kan worden gekwalificeerd als een zogenaamde wapenmakelaar in de zin van artikel 9, eerste lid, van de WWM. Gelet op het geringe tijdsbestek kan bovendien niet gezegd worden dat hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd, kort gezegd, medeplegen van (gekwalificeerde) diefstal van hennep, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal van hennep uit een bedrijfspand aan de [adres] te [plaats 1] , overweegt de rechtbank het volgende.
Voor medeplichtigheid is ‘dubbel opzet’ op het gepleegde delict vereist. De verdachte moet allereerst opzet hebben - al dan niet in voorwaardelijke zin - op het behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen. Daarnaast dient het opzet te zijn gericht - al dan niet in voorwaardelijke zin - op de verwezenlijking van het gronddelict, in dit geval de diefstal van hennep. Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet dan vervolgens worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek op de zitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de nacht van 8 op 9 juli 2019 aanwezig is geweest op het terrein aan de [adres] te [plaats 1] . Daarnaast kan uit afgeluisterde telefoongesprekken worden afgeleid dat de verdachte op 15 juli 2019 met achtereenvolgens zijn vriendin en schoonmoeder heeft gesproken en op 17 juli 2019 met medeverdachte [medeverdachte] over [plaats 1] , camerabeelden, iets teruggeven, problemen, oorlog die ontstaat en de schuld krijgen. Op grond van de inhoud van deze gesprekken ontstaat de indruk dat de verdachte met familie en een medeverdachte heeft gesproken over de diefstal van hennep uit het bedrijfspand in de periode van
13 juli 2019 tot en met 15 juli 2019.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, kan op basis van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte aan de medeverdachten op enig moment voorafgaand aan de diefstal een tip heeft gegeven over de aanwezigheid van hennep in het bewuste bedrijfspand. Dit valt ook niet zonder meer af te leiden uit het afgeluisterde gesprek tussen de verdachte en de moeder van zijn vriendin op 15 juli 2019 waarin zij de verdachte kennelijk adviseert over wat hij zou moeten zeggen:
ja, dan zeg je gewoon: luister ik wist het niet, ik wist niet dat het van jou was, ik had een tip gehad, einde verhaal. De inhoud van dit gesprek kan namelijk ook zo worden uitgelegd dat de verdachte wordt geadviseerd om aan de persoon die hem mogelijk ergens op gaat aanspreken, een leugen te vertellen. Bovendien gaat het om een gesprek dat heeft plaatsgevonden na afloop van een gepleegde diefstal.
De enkele aanwezigheid van de verdachte in de nacht van 8 op 9 juli 2019 bij het bedrijfspand, waarbij op de camerabeelden niet is waar te nemen dat de verdachte andere handelingen heeft verricht dan enkel rondlopen, maakt ook niet dat op basis daarvan bewezen kan worden verklaard dat de verdachte op enige manier opzettelijk behulpzaam is geweest bij de (latere) diefstal van hennep uit dit pand. Ook uit de nadien gevoerde afgeluisterde en hiervoor reeds benoemde gesprekken over - naar wordt aangenomen - diefstal van de hennep, kan niet worden afgeleid dat de verdachte hierbij op de een of andere manier opzettelijk behulpzaam is geweest.
Dit betekent dat het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair ten laste is gelegd, kort gezegd het voorhanden hebben en/of het overdragen van wapens van categorie II of III van de WWM. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aan de verdenking jegens de verdachte ligt ten grondslag opgenomen telecommunicatie (telefoongesprekken en SMS-verkeer) tussen de verdachte en (voornamelijk) [persoon 1] vanaf 13 augustus 2019 tot eind augustus 2019. Onder meer worden in de berichten en gesprekken verschillende afkortingen gebruikt die zouden kunnen worden herleid tot bepaalde wapenmerken, er wordt gesproken over of het origineel of omgebouwd is, of de hendel aan de achter- of zijkant zit, er wordt gevraagd wat iets kost en er worden prijzen genoemd, die volgens de politie gangbaar zijn voor de bedoelde vuurwapens. Uit de inhoud van deze berichten en gesprekken in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat door de verdachte wordt gecommuniceerd over wapens. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat het ging over andere zaken zoals horloges en kleding acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Echter, aan de inhoud van enkel deze berichten kan naar het oordeel van de rechtbank niet het wettig bewijs worden ontleend dat de verdachte deze wapens ook daadwerkelijk op enig moment voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Dit blijkt immers niet zonder meer uit de in het dossier opgenomen telefoongesprekken en SMS-berichten, terwijl bij de verdachte geen wapens zijn aangetroffen en ook ander bewijs voor het voorhanden hebben of verkopen van wapens ontbreekt. Er kan dan ook niet vastgesteld worden dat de verdachte op enig moment daadwerkelijk wapens tot zijn beschikking heeft gehad of op een andere manier de beschikkingsmacht heeft gehad over de in de tenlastelegging genoemde wapens. Vermoedens of aanknopingspunten zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verwijzing van de officier van justitie naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:1464) leidt niet tot een ander oordeel, omdat in die zaak naast whatsappgesprekken ook foto’s van vuurwapens en munitie door de verdachte waren verstuurd, op basis waarvan een wapenexpert heeft kunnen vaststellen dat het om echte wapens ging. In de onderhavige zaak ontbreken dergelijke gegevens.
Het voorgaande leidt ook tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is, hetgeen de verdachte onder feit 2, subsidiair, ten laste is gelegd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de WWM is het verboden zonder erkenning een wapen of munitie te vervaardigen, te transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen te beproeven of te verhandelen. Dit verbod is ook van toepassing op het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat dit artikel zich richt tot hen die betrokken zijn bij wapenhandel. Hieronder vallen zowel de fabricage als het beroepsmatig verhandelen en repareren van wapens en munitie. Nog daargelaten de vraag of hier sprake is van beroepsmatig verhandelen, volgt uit het voorgaande reeds dat op grond van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft gehandeld in vuurwapens.
Dit betekent dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 2 primair en subsidiair.
5. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verdachte wordt vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten, het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het telefoontoestel BQ Aquaris X2 (nr. 2 van de beslaglijst), dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte, van:
- (nr. 2) 1.00 STK Telefoontoestel BQ AQUARIS X2 (1122583)
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. L.L. de Vries en A.C. ten Klooster
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2021.