6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn of haar kind een veilige en geborgen omgeving te bieden waarin het kan opgroeien tot een volwassene. De verdachte heeft hierin in ernstige mate gefaald door zich jarenlang schuldig te maken aan het seksueel misbruiken van zijn minderjarige dochter, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van haar jonge leeftijd en het vertrouwen dat zij in hem, haar vader, stelde. Zeer wrang is daarbij dat de verdachte zijn dochter al op jonge leeftijd heeft doen geloven dat zij degene was die hem had gevraagd om met hem “te vrijen”, hetgeen er toe heeft geleid dat zij lange tijd zichzelf de schuld gaf van het seksueel misbruik. Aangeefster heeft verklaard dat zij dacht dat als anderen het zouden horen, zij boos op aangeefster zouden worden en haar niet zouden geloven. De verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen seksuele lusten. De verdachte heeft een onveilige situatie gecreëerd in een omgeving, haar ouderlijke woning, die voor het slachtoffer veilig had moeten zijn. Het was voor het slachtoffer tot november 2016, het jaar waarin zij voor het eerst anderen deel heeft gemaakt van het seksuele misbruik, niet mogelijk om zich uit die situatie te bevrijden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Aangeefster kampt al jarenlang met psychische en fysieke problemen en gevoelens van verdriet, onveiligheid en machteloosheid. Ook heeft het doen van aangifte er toe geleid dat zij haar directe familieleden, waaronder haar moeder en haar broer, niet meer ziet.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 september 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft eveneens meegewogen dat de verdachte het seksueel misbruik reeds in een vroeg stadium (deels) heeft bekend, zijn spijt heeft betuigd en vrijwillig hulp heeft gezocht door in behandeling te gaan bij De Waag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapportages omtrent de persoon van de verdachte:
- een Pro Justitia rapportage, gedateerd 14 september 2021, opgesteld door [naam] , GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies, gedateerd 1 oktober 2021, opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Alkmaar.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt, onder meer, het volgende.
Bij onderzochte is een autismespectrumstoornis vastgesteld, een andere gespecificeerde angststoornis, een aanpassingsstoornis en seksueel misbruik van een kind (zowel pleger als slachtoffer). Tevens worden er aanwijzingen gevonden voor dwangmatige, vermijdende, afhankelijke en paranoïde kenmerken van de persoonlijkheid. De persoonlijkheidskenmerken overlappen grotendeels met de symptomen van de vastgestelde autismespectrumstoornis waardoor er geen persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. Bij het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten lijkt er bij onderzochte sprake te zijn geweest van een beperkt verantwoordelijkheidsbesef, een externaliserende en enigszins opportunistische houding. Zijn misbruikverleden, waardoor bij onderzochte vermoedelijk een enigszins scheef beeld van seksualiteit is ontstaan, heeft in combinatie met deze autismespectrum problematiek ertoe bijgedragen dat onderzochte minder goed in staat is geweest om voldoende grenzen te zien en te trekken op intiem en seksueel gebied, om zich te verplaatsen in de gevoelswereld van zijn dochter ten tijde van de tenlasteleggingen en om onderscheid te maken tussen genegenheid en seksuele opgewondenheid. Onderzochte heeft een zeer gebrekkig empathisch en invoelend vermogen, hetgeen deels lijkt voort te komen vanuit zijn opportunistische houding, maar tevens lijkt voor te komen vanuit de autismeproblematiek.Omdat er een verband wordt gezien tussen de autismespectrumstoornis, in samenhang met zijn misbruikverleden, en de hem ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd hem dit in verminderde mate toe te rekenen.
Over het risico op recidive valt het volgende op te merken. Onderzochte kon zich, vanuit een gebrek aan inlevingsvermogen (in combinatie met zijn eigen misbruikervaringen uit het verleden) onvoldoende bedenken dat hij met zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn dochter ernstige schade toebracht. Onderzochte kan zich, ook na een langdurige behandeling bij de Waag, nog immer nauwelijks verplaatsen in het slachtoffer en lijkt meer in beslag genomen door zijn eigen leed, hetgeen zorgelijk wordt geacht. Tegelijkertijd dient vermeld te worden dat het seksueel misbruik alleen heeft plaatsgevonden bij zijn dochter, die inmiddels volwassen is en waar hij geen contact meer mee heeft en dat hij, voor zover bekend, in principe geen seksuele voorkeur heeft voor kinderen. Ook is van belang op te merken dat het misbruik al langer geleden heeft plaatsgevonden en onderzochte sindsdien, voor zover bekend, geen seksueel grensoverschrijdend gedrag meer heeft laten zien richting andere kinderen.
Om de hoogte van de kans op recidive goed te kunnen inschatten is gebruikt gemaakt van zeden-specifieke risicotaxatie. Er is bij onderzochte sprake van zelfmedelijden en door hem beleefd onrecht en slachtofferschap. Er zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van seksuele preoccupatie. Als de uitkomsten van de risicotaxatie in combinatie worden beoordeeld, wordt uitgekomen op een laag risico op recidive van een seksueel delict.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er dan ook rekening mee dat de feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Uit het rapport van de reclassering blijkt het volgende.
Mede gelet op het feit dat betrokkene reeds in een vrijwillig kader een behandeling heeft gevolgd bij een forensisch ambulante ggz-instelling en er sprake is van een laag recidive risico, zowel ten aanzien van het algemeen risico als het risico ten aanzien van een zedendelict, is deelname aan gedragsbeïnvloedende interventies niet geïndiceerd. Betrokkene zou voor de psychische klachten die hij ervaart op vrijwillige basis ondersteuning kunnen vragen via de huisarts. Het opnieuw volgen van een behandeling voor zedendaders zal het reeds lage recidiverisico niet verder verlagen. De reclassering adviseert daarom een straf zonder voorwaarden. In overweging wordt gegeven betrokkene een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich deels verenigen.
De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie geëist omdat deze eis naar haar oordeel onvoldoende recht doet aan de lange duur en de ernst van het seksueel misbruik. Bij de hoogte van de op te leggen straf is de rechtbank uitgegaan van het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunt bij verkrachting (24 maanden) en wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Gelet op het lage recidiverisico ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding een maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen. In het kader van een mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling kan alsnog door het Openbaar Ministerie worden bekeken of een contactverbod gewenst en noodzakelijk is.