ECLI:NL:RBNHO:2021:11863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
C/15/295209 / HA ZA 19-678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over eigendom, erfgrenzen en gebruik van perceel met vordering tot verwijdering camera

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, hebben eisers, de Vereniging van Eigenaren (VVE) en enkele individuele eigenaren, een geschil met gedaagden over de eigendom en erfgrenzen van een perceel. Eisers claimen dat gedaagde, een buurvrouw, onterecht aanspraak maakt op hun perceel en zonder toestemming gebruik maakt van hun eigendommen, waaronder een gierkelder en parkeerterrein. De buurvrouw betwist dit en eist dat een camera, die gericht is op haar perceel, wordt verwijderd. De rechtbank heeft op 8 december 2021 geoordeeld dat de eisers de rechtmatige eigenaren zijn van het perceel en dat de buurvrouw zich niet zonder toestemming op dat perceel mag begeven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de camera moet worden verplaatst zodat deze niet meer op het perceel van de buurvrouw gericht is. De procedure omvatte meerdere stappen, waaronder dagvaardingen, conclusies van antwoord en replieken, en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de VVE c.s. grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die als te onduidelijk werden beschouwd. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de VVE c.s. toegewezen, terwijl de vorderingen in reconventie van gedaagden tot verwijdering van de camera gedeeltelijk zijn toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/295209 / HA ZA 19-678
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van

1.DE VERENIGING VAN EIGENAARS [eiseres 1] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
3.
[eiseres 3],
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
5.
[eiseres 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. E.T.W. Buers te Schagen,
tegen
1.
[gedaagde 1] , in privé en in haar hoedanigheid van vennote van V.O.F. [bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
2.
de vennootschap onder firma V.O.F. [bedrijfsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
3.
[gedaagde 3] , in zijn hoedanigheid van vennoot van V.O.F. [bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S. Hartog te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de VVE c.s. en [gedaagden] worden genoemd. Eisers in conventie, verweerders in reconventie sub 1 t/m 5 worden ook de VVE, [eiser 2] , [eiseres 3] , [eiser 4] en [eiseres 5] genoemd. Gedaagden in conventie, eiseres in conventie sub 1 t/m 3 worden ook [gedaagde 1] , de vof en [gedaagde 3] genoemd.
De zaak in het kort
Partijen zijn buren van elkaar en verschillen van mening over het eigendom, de erfgrenzen en het gebruik van het perceel waarop eisers (in conventie) wonen. Volgens eisers claimt hun buurvrouw, gedaagde (in conventie), onterecht de eigendom van het perceel waarop eisers wonen. Ook heeft de buurvrouw volgens eisers zonder toestemming gebruik gemaakt van onder andere hun gierkelder, hun parkeerterrein en hun silo en hindert zij hen in het gebruik van het perceel. De erfgrens tussen de percelen van partijen moet gerespecteerd worden volgens eisers. Volgens de buurvrouw staat onterecht in het Kadaster dat het perceel eigendom is van eisers, want dat perceel is haar eigendom. Zij is dan ook van mening dat zij (alles op) dat perceel mag gebruiken. Ook wil de buurvrouw dat eisers de camera verwijderen die op haar woning gericht is. De rechtbank oordeelt dat eisers eigenaar zijn van het perceel waarop zij wonen. De buurvrouw mag zich dan ook niet zonder hun toestemming begeven op dit perceel of gebruik maken van zaken op dat perceel. Eisers moeten de camera verplaatsen in die zin dat het perceel, de stallen en de woning van de buurvrouw niet gefilmd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2019 respectievelijk 22 oktober 2019, tevens houdende provisionele vorderingen als bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis in het incident van 22 januari 2020,
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties,
  • de conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie en wijziging en aanvulling van eis in conventie met producties,
  • de conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie met producties,
  • de conclusie van dupliek in reconventie en akte uitlating producties en wijziging eis in conventie met producties,
  • de akte uitlating producties van 17 maart 2021 met producties van [gedaagde 1] ,
  • de akte uitlating producties van 12 mei 2021 van de VVE c.s.,
  • het tussenvonnis van 23 juni 2021,
  • de akte nadere producties van 12 oktober 2021 van [gedaagde 1] met producties,
  • het proces-verbaal van de descente van 12 oktober 2021. Aansluitend heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij mr. Buers en mr. Hartog pleitaantekeningen hebben overgelegd, die deel uitmaken van de gedingstukken. Ook heeft [gedaagde 1] een inhoudsopgave overgelegd die hoort bij de laatste akte nadere producties van haar zijde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
De VVE c.s. houden kantoor respectievelijk wonen in een woonboerderij aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastraalnummer 1] (hierna: perceel [perceel 1] ). [gedaagde 1] woont in een boerderij aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastraalnummer 2] (hierna: perceel [perceel 2] ). [gedaagde 1] en de VVE c.s. zijn dus buren van elkaar. De kadastrale percelen [perceel 2] en [perceel 1] zijn op de afbeelding hieronder zichtbaar.
Foto verwijderd i.v.m. anonimisering
2.2.
[bedrijfsnaam] zijn vennoten van de vof. Deze vof exploiteert een (melk)veehouderij op perceel [perceel 2] .
2.3.
[gedaagde 1] heeft in het verleden gebruik gemaakt van de gierkelder op perceel [perceel 1] . Tussen de percelen [perceel 2] en [perceel 1] ligt een greppel waar eerder water in stond/doorheen stroomde.
2.4.
Sinds 2017 hebben partijen een geschil met elkaar over de erfgrenzen, het eigendom van perceel [perceel 1] en het handelen van [gedaagde 1] dat plaatsvond op/bij perceel [perceel 1] .
2.5.
In februari 2018 heeft het Kadaster in opdracht van de VVE c.s. de erfgrens uitgemeten die loopt tussen perceel [perceel 2] en perceel [perceel 1] , vastgelegd in een relaas van bevindingen van 16 februari 2018. In maart 2020 heeft het Kadaster deze zelfde grens opnieuw uitgemeten en houten paaltjes aangebracht op de uitgemeten erfgrens.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
VVE c.s. vorderen samengevat en na wijziging en aanvulling van eis – dat de rechtbank:
primair
I. voor recht verklaart dat dat wat in de notariële aktes van 2 mei 1978 en 14 december 2001, het proces-verbaal van 19 december 2001, de notariële akte van 1 november 2017, het proces-verbaal van 8 november 2017 en de kennisgeving van het Kadaster van 23 november 2017 is verklaard en opgenomen ten aanzien van de aard en omvang van de rechten van de VVE c.s., hun onbetwiste eigendoms- en appartementsrechten zijn, dat daarop geen rechten of beperkingen rusten ten behoeve van [gedaagde 1] en dat zij daarop geen inbreuk van [gedaagde 1] hoeven te dulden;
II. voor recht verklaart dat de gebruiks-, bezits- en eigendomspretenties van [gedaagde 1] op het perceel van de VVE c.s. feitelijke en juridische grondslag ontberen;
III. voor recht verklaart dat de feitelijke en juridische grens tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] overeenkomt met de tot tweemaal toe door het Kadaster gereconstrueerde grens conform het relaas van bevindingen van 16 februari 2018 en 6 maart 2020, gemarkeerd met twee hoekpunten en één tussenpunt en de door het Kadaster op 6 maart 2020 geplaatste, geel gemarkeerde houten paaltjes;
IV. voor recht verklaart dat door het door [gedaagden] zonder toestemming betreden van het erf van de VVE c.s. inbreuk maakt op eigendomsrechten, appartementsrechten, gebruiksrechten en de privacy van de VVE c.s. en het daarmee in strijd handelen onrechtmatig is;
V. voor recht verklaart dat het door [gedaagden] blokkeren van het enige toegangspad (de kluft) en de uitgang van het erf van de VVE c.s., het plaatsen van landbouwwerktuigen, vuilnisbakken, takkenbossen, landbouwplastic, schrikdraadpaaltjes, puin, rood/wit lint, het gebruik van de giertank en het verhinderen van het uitvoeren van werkzaamheden op het erf van de VVE c.s. onrechtmatig is;
VI. voor recht verklaart dat door [gedaagden] onrechtmatig is gehandeld door de grenssloot te dempen zonder overleg of toestemming van de VVE c.s. en de VVE c.s. daardoor onrechtmatig hebben gehinderd bij de uitoefening van hun eigendomsrechten waardoor zij schade hebben geleden;
subsidiair
dat de verklaringen voor recht onder I t/m VI alleen [gedaagde 1] betreffen;
en voorts
primair
VII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om te gehengen en gedogen dat de erfgrens tussen de percelen van partijen definitief behoorlijk zichtbaar blijft door het door de VVE c.s. geplaatste houten hek en te bepalen dat de VVE c.s. bevoegd zijn hun erf op eigen grond af te sluiten en hen alle rechten toekent om de erfafscheiding te handhaven, waarbij die grensafscheiding zich geheel bevindt op het perceel van de VVE c.s., op maximaal 15 centimeter afstand van de door het Kadaster uitgemeten grens;
VIII. [gedaagden] beveelt om na te laten de door het Kadaster geplaatste afpalingstekens, het houten hek en de camera van de VVE c.s. te beschadigen of verwijderen en om geen gebruik te maken van de gierkelder, het parkeerterrein, de silo en het toegangspad van de VVE c.s.;
IX. [gedaagden] beveelt zich te onthouden van het plaatsen van roerende zaken op het terrein van de VVE c.s. en op het toegangspad (de kluft) en de VVE c.s. niet te belemmeren in hun contacten met persoonlijke en zakelijke relaties en die contacten niet te belemmeren in hun vrije doorgang naar het perceel van de VVE c.s.;
X. [gedaagden] beveelt zich te onthouden van iedere uitlating die bedreigend is of de positie van de VVE c.s. als eigenaren en bezitters ter discussie stelt;
subsidiair
dat de bevelen onder VII t/m X alleen [bedrijfsnaam] hoofdelijk als vennoten betreffen;
meer subsidiair
dat de bevelen onder VII t/m X alleen [gedaagde 1] betreffen;
en voorts
primair
XI. [gedaagden] beveelt zich niet op het perceel van de VVE c.s. te begeven zonder een daarvoor in goed overleg vooraf eenduidig gegeven toestemming;
XII. bepaalt dat indien [gedaagden] nalaten zich te houden aan dat wat waartoe zij zijn veroordeeld, zij een dwangsom verbeuren van € 250,- per dag of dagdeel of keer dat zij in gebreke blijven, met een maximum van € 25.000,-;
XIII. de VVE c.s. machtigt om alles wat [gedaagden] nalaten voor zover zij daartoe zijn veroordeeld, zelf bewerkstelligt, zo nodig met behulp van de sterke arm en datgene wat door [gedaagden] in strijd met hun verplichtingen is gedaan teniet te doen, ongeacht de rechten van de VVE c.s. om aanspraak te maken op de verbeurde dwangsommen en om de gemaakte kosten op [gedaagden] te verhalen;
XIV. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan de VVE c.s. waaronder de kosten voor de werkzaamheden door het Kadaster, het oprichten van het houten hek, het plaatsen van een camera, berekend op € 1.669,91;
XV. [gedaagden] veroordeelt de schadevergoeding binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente;
subsidiair
dat de bevelen onder VII t/m X alleen [bedrijfsnaam] hoofdelijk als vennoten betreffen;
meer subsidiair
dat de bevelen onder VII t/m X alleen [gedaagde 1] betreffen;
en voorts
primair
XVI. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten;
subsidiair
XVII. [gedaagde 1] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De VVE c.s. leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag.
In 1978 hebben [eiser 2] en [xxx] de stolpboerderij aan de [adres 1] gekocht en geleverd gekregen.
Perceel [perceel 1] is in 2001 gesplitst in twee appartementsrechten, waarbij [eiser 2] (in gemeenschap van goederen gehuwd met [eiseres 3] ) en [xxx] ieder een appartementsrecht kregen toebedeeld. De splitsingsakte bevat het voorgeschreven reglement met daarin opgenomen de statuten van de VVE. [xxx] heeft in 2017 zijn appartementsrecht in eigendom overgedragen aan [eiser 4] .
[eiser 4] , [eiseres 3] en [eiser 2] zijn lid van de VVE, zijn zakelijk (appartements)gerechtigden en hebben daarmee een aandeel in het eigendomsrecht van perceel [perceel 1] . [eiser 2] en [eiseres 3] wonen sinds 1978 op het perceel. [eiser 4] woont sinds 2017 op het perceel; [eiseres 5] woont een gedeelte van de tijd bij hem.
De erfgrens, zoals die loopt tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] , is in elk geval sinds 1874 al gelijk. De erfgrens is voor het eerst in 2017 door [gedaagden] ter discussie gesteld. Sindsdien hebben [gedaagden] onrechtmatig gehandeld doordat zij o.a. de gemeenschappelijke sloot hebben gedempt waardoor het nu een greppel is, de giertank/kelder op perceel [perceel 1] zonder toestemming hebben gebruikt, het Kadaster hebben verhinderd metingen te verrichten, onderhoud aan bomen op perceel [perceel 1] hebben gedwarsboomd, de toegang/uitgang naar/van perceel [perceel 1] hebben geblokkeerd, zonder toestemming zaken geplaatst hebben op perceel [perceel 1] en bezoekers van de VVE c.s. hebben lastiggevallen. [gedaagden] hebben dus geen respect voor het eigendomsrecht van de VVE c.s. Om het conflict op te lossen is het nodig dat een uitspraak wordt gedaan over de erfgrens/het eigendom van perceel [perceel 1] en het handelen van [gedaagden]
3.3.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Ten eerste betwisten [gedaagden] dat de vof en [gedaagde 3] en [gedaagde 1] als vennoten van die vof een rol spelen in dit geschil. Van enig handelen door/namens hen ter zake dit geschil is namelijk geen sprake. Verder betwisten [gedaagden] dat [eiser 2] en [xxx] perceel [perceel 1] in 1978 in eigendom hebben verkregen. Perceel [perceel 1] en [perceel 2] zijn beide eigendom van [gedaagde 1] . Het is [gedaagde 1] dan ook toegestaan om zich te begeven op perceel [perceel 1] , zaken te gebruiken die zich op dat perceel bevinden en zaken te plaatsen op dit perceel.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank de VVE c.s. gelast om tot verwijdering van de camera’s over te gaan, althans de camera’s zo in te stellen dat deze niet meer het perceel, de woning en de stallen van [gedaagde 1] registreren.
3.5.
[gedaagden] leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vordering ten grondslag. De VVE c.s. hebben camera’s geïnstalleerd die het huis, de ramen, de stallen en het perceel van [gedaagde 1] filmen. Dit vormt een ontoelaatbare aantasting van de privacy van [gedaagde 1] . De camera’s moeten daarom verwijderd worden.
3.6.
VVE c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Er is maar één camera en die is uitsluitend gericht op de erfgrens en het eigen terrein van de eigenaren [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] . De camera is bedoeld om onrechtmatige bewegingen/inbreuken op hun terrein te signaleren. Het huis, de ramen en de stallen van [gedaagde 1] worden niet in beeld gebracht door de camera. Er wordt dus geen inbreuk gemaakt op de privacy van [gedaagde 1] .

4.De beoordeling

in conventie
Eigendom perceel [perceel 1]
4.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is wiens eigendom perceel [perceel 1] is. De vorderingen in conventie hangen namelijk samen met deze vraag. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] momenteel eigenaars zijn van perceel [perceel 1] gelet op het volgende.
4.1.1.
De VVE c.s. hebben voldoende onderbouwd dat perceel [perceel 1] al bestaat sinds 1874, mede naar aanleiding van het standpunt van [gedaagden] dat het ontstaan van perceel [perceel 1] niet zou vaststaan. Uit de kadastrale kaart van 20 oktober 1874 (productie 37c van de VVE c.s.) blijkt namelijk uit welke andere percelen dit perceel destijds gevormd is en dat perceel [perceel 1] destijds al dezelfde vorm had zoals het op dit moment in het Kadaster staat geregistreerd. Ook staat op deze kaart een oppervlakte van 54 are en 40 centiare genoemd. Dit is dezelfde oppervlakte van 5440 m2 die blijkt uit het kadastraal uittrekstel van 10 december 2020 met betrekking tot perceel [perceel 1] (productie 39 van de VVE c.s.).
Daarnaast blijkt uit de door de VVE c.s. overgelegde kadastrale hulpkaart van 19 juni 1858 het ontstaan van de percelen waaruit perceel [perceel 1] is ontstaan.
[gedaagden] hebben niet concreet aangegeven wat niet juist zou zijn aan deze documenten, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat.
4.1.2.
Verder hebben de VVE c.s. voldoende onderbouwd uiteengezet aan welke opeenvolgende eigenaren perceel [perceel 1] sinds 1849 heeft toebehoord door het als productie 41 overgelegde overzicht, met vermelding van de vindplaatsen van alle leveringsaktes. De leveringsaktes van 2 mei 1978 respectievelijk 3 november 1969, waaruit de eigendomsoverdracht van perceel [perceel 1] aan [eiser 2] en [xxx] en die aan hun rechtsvoorgangers blijkt, zijn daadwerkelijk overgelegd (producties 37e respectievelijk 37f van de VVE c.s.). Dat geldt ook voor de leveringsakte van 1 november 2017 waaruit blijkt dat een deel van het perceel (appartementsrecht) is overgedragen aan [eiser 4] (productie 7 van de VVE c.s.).
Ook met betrekking tot deze documenten hebben [gedaagden] niet concreet aangegeven wat daaraan niet juist zou zijn. Het enkele vermoeden van [gedaagden] dat (in ieder geval) de leveringsakte uit 1978 later zou zijn opgemaakt, is daarvoor onvoldoende. Enig concreet aanknopingspunt daarvoor hebben zij namelijk niet aangevoerd.
4.1.3.
[gedaagden] hebben nog aangevoerd dat de erfgrens tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] op een andere plaats ligt dan dat de VVE c.s. stellen. De VVE c.s. hebben aan hun standpunt twee metingen van het Kadaster, vastgelegd op respectievelijk 16 februari 2018 en 6 maart 2020 ten grondslag gelegd waaruit volgt dat de kadastrale grens in het midden van de sloot/greppel ligt. [gedaagden] hebben onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de erfgrens anders ligt dan deze kadastrale grens. [gedaagden] hebben ook dit namelijk niet concreet gemaakt of met stukken onderbouwd. Het enkele feit dat de VVE c.s. het Kadaster opdracht tot de uitmetingen hebben gegeven en betaald hebben, is op zichzelf onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de metingen. De rechtbank oordeelt daarom dat de erfgrens loopt waar deze volgens het Kadaster loopt, in het midden van de sloot/greppel tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] , in het terrein uitgezet met houten paaltjes.
4.1.4.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van de betwisting van het standpunt van de VVE c.s. door [gedaagden] als volgt. [gedaagde 1] heeft verklaard haar eigendomspretenties te baseren op haar eigen herinneringen van het gebruik van de percelen, gebruik van de gronden door haar en haar (overleden) echtgenoot en ‘diverse andere overige feiten en omstandigheden’. Concrete onderbouwing van haar standpunt en daarmee dat van [gedaagden] ontbreekt echter. Dat geldt ook voor het standpunt van [gedaagden] dat de VVE c.s. de woonboerderij sinds 1978 in gebruik hebben op basis van huur of pacht, zodat ook die stelling niet tot een ander oordeel leidt.
Het feit dat, zoals [gedaagden] stellen, zij niet over andere stukken kunnen beschikken dan zij nu hebben overgelegd, komt voor hun rekening en risico.
Omdat [gedaagden] het onderbouwde standpunt van de VVE c.s. onvoldoende gemotiveerd hebben betwist, wordt ook niet toegekomen aan nadere bewijslevering.
4.2.
De conclusie van het voorgaande is dat is komen vast te staan dat [eiser 2] , [eiseres 3] (als gevolg van de gemeenschap van goederen met [eiser 2] ) en [eiser 4] (hierna ook aangeduid als ‘de eigenaren’) eigenaar zijn van (de appartementsrechten op) perceel [perceel 1] . De grens tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] ligt waar het Kadaster deze met houten paaltjes heeft uitgezet.
[gedaagde 3] en de vof
4.3.
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of gedaagden in conventie alle drie (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor dat wat de VVE c.s. gevorderd hebben. De rechtbank zal deze vraag beantwoorden voordat wordt beoordeeld welke vorderingen van de VVE c.s. worden toe- en afgewezen.
4.4.
In het vonnis in incident van 22 januari 2021 heeft de rechtbank de vorderingen jegens de vof en [gedaagde 3] afgewezen, omdat de VVE c.s. onvoldoende onderbouwd hadden dat voor hen niet duidelijk was dat het handelen van [gedaagde 1] haar enkel privé is aan te rekenen en niet de vof en haar vennoten. In hun conclusie van repliek in conventie hebben de VVE c.s. toegelicht dat een groot deel van de inbreuken op de positie van eisers (in conventie) zijn terug te voeren op die bedrijfsexploitatie. Het is juist ook [gedaagde 1] als exploitant en vennoot die hinder veroorzaakt, aldus de VVE c.s. Zij onderbouwen dit met een vijftiental handelingen/uitlatingen van [gedaagde 1] die op haar bedrijf zien. Inhoudelijk hebben [gedaagden] dit niet betwist. Evenmin hebben zij betwist dat [gedaagde 3] takken die na het dempen daarvan daarop waren gelegd, niet direct toen dat gevraagd werd heeft weggehaald. Volgens de VVE c.s. is het lastig om onderscheid te maken tussen handelingen van de verschillende gedaagden, ook omdat [gedaagde 3] vennoot van datzelfde bedrijf is. Gezien die, inmiddels voldoende onderbouwde onduidelijkheid bij de VVE c.s., zal de rechtbank de drie gedaagden hoofdelijk veroordelen, met name vanwege het beroep van [gedaagde 1] op haar bedrijfsbelangen en de rol van vennoot in de vof die dat bedrijf exploiteert. Dat [gedaagde 3] niet actief afstand heeft genomen van de standpunten van zijn moeder en dat hij mogelijk later het bedrijf van zijn moeder overneemt, heeft de rechtbank daarbij buiten beschouwing gelaten.
Vorderingen in conventie
4.5.
De VVE c.s. hebben hun vorderingen voor de laatste keer aangepast bij akte van 3 februari 2021. [gedaagden] achten die wijzigingen in strijd met de goede procesorde en verzoeken daarom deze buiten beschouwing te laten. Het is namelijk voor hen ondoenlijk om daarop goed te reageren, omdat de toelichting daarop te beperkt is. Er is namelijk niet toegelicht wat de oorspronkelijk eis was, waarom deze niet meer voldoet en hoe deze precies is gewijzigd, aldus steeds [gedaagden] .
4.6.
De rechtbank volgt [gedaagden] niet in hun standpunt. Niet valt in te zien waarom zij tegen de gewijzigde vorderingen geen inhoudelijk verweer konden voeren. Een toelichting op de reden van wijziging is daarvoor niet nodig. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling daarom uitgaan de vorderingen in conventie zoals die bij de akte van 3 februari 2021 zijn geformuleerd.
I.
Verklaring voor recht m.b.t. eigendoms- en appartementsrechten
4.7.
Uit de wet volgt dat de rechter op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon een verklaring voor recht uit kan spreken omtrent die rechtsverhouding. [1]
4.8.
De VVE c.s. vorderen om voor recht te verklaren onder meer dat hetgeen in bepaalde met name genoemde notariële aktes “
ten behoeve van de VvE en de eigenaren is verklaard en opgenomen ten aanzien van de aard en omvang van hun rechten, hun onbetwiste eigendoms- en appartementsrechten zijn”.
[gedaagden] verzet zich tegen toewijzing van de vordering, omdat zij deze te veelomvattend vinden.
De rechtbank acht deze vordering te onduidelijk en onvoldoende concreet geformuleerd om voor toewijzing in aanmerking te komen en zal deze daarom afwijzen.
II.
Verklaring voor recht over gebruiks-, bezits- en eigendomspretenties van [gedaagde 1]
4.9.
Vast is komen te staan dat [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] eigenaren zijn van perceel [perceel 1] . Dat [gedaagden] gebruiks-, bezits- en eigendomsrechten ten aanzien van dit perceel hebben is niet gebleken, zodat deze vordering toewijsbaar is.
III.
Verklaring voor recht over de feitelijke en juridische grens tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2]
4.10.
De rechtbank zal deze vordering toewijzen voor zover het gaat om de juridische grens (dus niet de feitelijke), op grond van wat onder 4.1.3. Een verklaring voor recht kan namelijk alleen zien op de rechtsverhouding tussen partijen, dus niet op de feitelijke toestand.
IV.
Verklaring voor recht over het zonder toestemming betreden van perceel [perceel 1] en dat in strijd handelen hiermee onrechtmatig is
4.11.
Gelet op het feit dat [gedaagden] deze vordering niet concreet inhoudelijk hebben betwist en verder niet is gebleken van een reden dat [gedaagden] zich op perceel [perceel 1] zouden moeten begeven, zal deze vordering worden toegewezen.
V.
Verklaring voor recht over blokkeren van het toegangspad en de uitgang van perceel [perceel 1] , het plaatsen van roerende zaken op perceel [perceel 1] , het gebruik van de giertank en het verhinderen van uitvoeren werkzaamheden op perceel [perceel 1]
4.12.
Deze vordering zal worden toegewezen. [gedaagden] hebben deze vordering niet concreet betwist en er is niet gebleken van een reden dat [gedaagden] zich op perceel [perceel 1] zouden moeten begeven, daar zaken zouden moeten plaatsen of werkzaamheden zouden mogen verhinderen.
VI.
Verklaring voor recht over onrechtmatig handelen door dempen grenssloot waardoor de VVE c.s. schade hebben geleden
4.13.
De rechtbank heeft geoordeeld dat perceel [perceel 1] eigendom is van [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] . De grens tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] loopt door het midden van de sloot/greppel tussen beide percelen; de helft daarvan is dus van [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] . Door de sloot/greppel te dempen hebben [gedaagden] zonder toestemming wijziging gebracht in een deel van het eigendom van [eiser 2] [eiseres 3] en [eiser 4] , waardoor zij daarover niet zelf konden beschikken. In die zin zijn zij onrechtmatig gehinderd bij de uitoefening van hun eigendomsrechten, zodat in zoverre de vordering zal worden toegewezen.
Er is echter niet komen vast te staan dat de VVE en de eigenaren schade hebben geleden door het dempen van de sloot/greppel door [gedaagden] De VVE c.s. hebben dit standpunt onvoldoende onderbouwd tegenover de betwisting van [gedaagden] Op dit punt zal de vordering daarom worden afgewezen.
VII.
Gehengen en gedogen dat de erfgrens zichtbaar blijft door het houten hek dat geheel op perceel [perceel 1] staat en afsluiting erf door VVE c.s.
en
VIII.
Bevel nalaten afpalingstekens, houten hek en camera beschadigen of verwijderen en geen gebruikmaken van gierkelder, parkeerterrein, silo en het toegangspad op perceel [perceel 1]
4.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Het verbod om eigendommen van een ander te beschadigen of vernielen vloeit al voort uit de wet. Daarnaast is voor ontvankelijkheid van een vordering over een gevorderd verbod van toekomstige handelingen, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3693), vereist dat een concreet belang bestaat, in die zin dat er een reële dreiging is dat de handelingen die eisers verboden willen zien, zullen worden verricht door gedaagde. Of een zodanige reële dreiging bestaat, is een vraag van feitelijke aard, waarbij onrechtmatig handelen in het verleden een aanwijzing kan zijn voor (de dreiging van) soortgelijk toekomstig handelen.
4.15.
Tegenover de onderbouwde stelling van de VVE c.s. op dit punt, hebben [gedaagden] niet betwist dat zij dergelijke handelingen in het verleden hebben verricht. Zij stellen zich echter op het standpunt dit toegestaan was/is, omdat perceel [perceel 1] eigendom van [gedaagde 1] is. Omdat dit standpunt hiervoor al is verworpen, slaagt dit verweer van [gedaagden] niet. Dit betekent dat vordering VIII als onvoldoende gemotiveerd betwist zal worden toegewezen.
In het verlengde hiervan wordt ook vordering VII toegewezen. Gezien de vasthoudendheid van [gedaagde 1] in woord en daad aan haar standpunt dat perceel [perceel 1] haar eigendom is, hebben de VVE c.s. daarbij naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang.
IX.
Bevel onthouden van het plaatsen van roerende zaken op perceel [perceel 1] en op het toegangspad, de VVE c.s. niet belemmeren in hun contacten en contacten van de VVE c.s. niet belemmeren in hun vrije doorgang naar perceel [perceel 1]
4.16.
Uit het eigendomsrecht vloeit voort dat men niet zonder toestemming van de eigenaar roerende zaken mag plaatsen op het eigendom van een ander. Dit betekent dat [gedaagden] geen zaken mogen plaatsen op perceel [perceel 1] , waarvan immers is geoordeeld dat dit eigendom is van [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] . Wat betreft het belemmeren van contacten geldt dat dit onderdeel onbetwist is door [gedaagden] De rechtbank acht dit onderdeel ook voldoende onderbouwd door de VVE c.s. Dit betekent dat deze vordering zal worden toegewezen.
4.17.
Wat betreft het toegangspad/de kluft (hierna: het pad) en de vrije toegang volgt de rechtbank de VVE c.s. in hun standpunt dat dit pad niet behoort tot de percelen van partijen. Dat volgt namelijk ook uit de kadastrale tekeningen. [gedaagden] hebben dit niet gemotiveerd betwist. Wel staat vast dat zowel VVE c.s. als [gedaagden] hiervan gebruik mogen maken. De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat het pad dus geen eigendom is van de VVE c.s. en zij hun belang bij de vordering daarmee onvoldoende hebben onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat het beide partijen niet toegestaan is om zaken te plaatsen op het eigendom van een ander (zoals de kluft), zonder daarvoor toestemming van alle belanghebbenden verkregen te hebben. Dit betekent dus ook dat beide partijen anderen maar ook elkaar de vrije doorgang op dit toegangspad niet mogen verhinderen.
X.
Bevel onthouden van bedreigende uitlatingen en uitingen die positie van de VVE c.s. als eigenaren en bezitters ter discussie stelt
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bevel te ruim en onbepaald is omschreven, zodat het zal worden afgewezen.
XI.
Bevel niet op het perceel van de VVE c.s. begeven
4.19.
Gelet op het feit dat geoordeeld is dat perceel [perceel 1] eigendom is van [eiser 2] , [eiseres 3] en [eiser 4] en niet is gebleken van een reden dat [gedaagden] zich op perceel [perceel 1] zouden moeten begeven, zal de rechtbank dit onderdeel van de vordering dan ook toewijzen.
XII.
Dwangsom € 250,- per dag/dagdeel/keer, maximaal € 25.000,-
4.20.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van voornoemde toegewezen vorderingen, is aangewezen. Onbetwist is dat zich een aantal incidenten heeft voorgedaan waarbij [gedaagden] het eigendomsrecht van de eigenaren van perceel [perceel 1] hebben geschonden. Met name [gedaagde 1] zelf is bijzonder vasthoudend gebleken in haar standpunt dat perceel [perceel 1] haar eigendom is. Het opleggen van dwangsommen en de hoogte en het maximum van de dwangsommen is daarnaast effectief gebleken bij uitvoering van het vonnis in het incident. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar wordt gematigd en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
XIII.
Machtiging VVE c.s. om zelf veroordelingen te bewerkstelligen/ strijdige handelingen teniet te doen
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bevel te algemeen en onbepaald is omschreven en zal daarom deze vordering afwijzen.
XIV.
en XV. Schadevergoeding € 1.669,91 binnen 14 dagen
4.22.
De kosten die de VVE c.s. stellen te hebben gemaakt (Kadaster, hek en camera) betreffen kosten van keuzes die zij zelf hebben gemaakt. De zaken waar het om gaat bevinden zich ook uitsluitend op perceel [perceel 1] . De rechtbank volgt [gedaagden] in hun standpunt dat de VVE c.s. het causaal verband tussen deze kosten en het handelen van [gedaagden] niet hebben onderbouwd. Daarom is geen sprake van schade en zal deze vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VVE c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht 639,00
- salaris advocaat
2.533,50(4,5 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 3.273,56
in reconventie
4.24.
De vordering in reconventie zal worden toegewezen in die zin dat de camera (de VVE c.s. heeft onbetwist gesteld dat het er maar één is) zo moet wordt ingesteld dat deze slechts filmt tot de erfgrens van perceel [perceel 1] met perceel [perceel 2] en verder niet. Perceel [perceel 2] van [gedaagde 1] mag dus niet in beeld zijn. Ter zitting heeft [eiseres 3] de live beelden van de camera laten zien. Daarop was de woning en het perceel van [gedaagde 1] in elk geval deels te zien. Het is aannemelijk dat dit nog meer het geval zal zijn zodra de bladeren van de bomen en struiken zijn gevallen.
4.25.
VVE c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op € 1.126,- aan salaris advocaat (4,0 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de gebruiks-, bezits- en eigendomspretenties van [gedaagde 1] op het perceel van de eigenaren juridische grondslag ontberen,
5.2.
verklaart voor recht dat de juridische grens tussen de percelen van de VVE c.s. ( [kadastraalnummer 1] ) en dat van [gedaagde 1] ( [kadastraalnummer 2] ) overeenkomt met de tot tweemaal toe door het Kadaster gereconstrueerde grens tussen de percelen van partijen conform het relaas van bevindingen van 16 februari 2018 en dat van 6 maart 2020, gemarkeerd met twee hoekpunten en één tussenpunt en door het Kadaster tevens op 6 maart 2020 geplaatste, geel gemarkeerde paaltjes,
5.3.
verklaart voor recht dat het door [gedaagde 1] , de vof en [gedaagde 3] zonder toestemming van de VVE c.s. betreden van perceel [perceel 1] inbreuk maakt op de eigendomsrechten, appartementsrechten, gebruiksrechten en de privacy van de VVE c.s. en onrechtmatig is,
5.4.
verklaart voor recht jegens [gedaagde 1] , de vof en [gedaagde 3] dat het blokkeren van de uitgang van perceel [perceel 1] , het plaatsen van landbouwwerktuigen, vuilnisbakken, takkenbossen, landbouwplastic, schrikdraadpaaltjes, puin, rood/wit lint, het gebruik van de giertank op perceel [perceel 1] en het verhinderen van het uitvoeren van werkzaamheden op perceel [perceel 1] onrechtmatig is,
5.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde 1] , de vof en [gedaagde 3] onrechtmatig hebben gehandeld door de grenssloot te dempen zonder overleg of toestemming van de VVE en de eigenaren en hen daardoor onrechtmatig gehinderd hebben bij de uitoefening van hun eigendomsrechten;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] , de vof en [gedaagde 3] hoofdelijk te gehengen en te gedogen dat de erfgrens tussen de percelen van partijen definitief behoorlijk zichtbaar blijft door het door de VVE en de eigenaren geplaatste hek, althans houten hekwerk en zij bevoegd zijn en blijven hun erf op eigen grond af te sluiten de VVE en de eigenaren alle rechten toe te kennen bedoelde erfafscheiding te handhaven, waarbij die grensafscheiding i.c. hek, althans houten herwerk zich geheel bevindt op het perceel [perceel 1] van de VVE en de eigenaren op een afstand van maximaal 15 centimeter van de in februari 2018 en op 6 maart 2020 door het Kadaster uitgemeten grens,
5.7.
beveelt [gedaagde 1] , mede als eigenaresse van de boerderij en [gedaagde 3] en de vof om na te laten de door het Kadaster geplaatste afpalingstekens en de door de VVE c.s. geplaatste erfafscheiding, i.c. het houten hek en de camera te beschadigen of te verwijderen,
5.8.
beveelt [bedrijfsnaam] als vennoten van de vof en de vof om geen gebruik te maken van de gierkelder, het parkeerterrein, de silo en het toegangspad van de VVE en de eigenaren,
5.9.
beveelt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en de vof zich te zullen onthouden van het plaatsen van roerende zaken op perceel [perceel 1] en de VVE c.s. niet te belemmeren in hun contacten met hun persoonlijke en zakelijke relaties, waaronder familieleden en uitvoerders/opdrachtnemers van werkzaamheden,
5.10.
beveelt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en de vof zich niet op het perceel van de VVE c.s. te begeven zonder een daarvoor in goed overleg vooraf eenduidig gegeven toestemming,
5.11.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en de vof om aan VVE c.s. een dwangsom te betalen van € 150,- voor iedere keer dat zij in strijd handelen met één van de onder 5.6. t/m 5.10. uitgesproken veroordelingen, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt, ingaande 7 dagen na betekening van dit vonnis,
5.12.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en de vof hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van VVE c.s. tot op heden begroot op € 3.273,56,
5.13.
verklaart dit vonnis in conventie, met uitzondering van 5.1 t/m 5.5, uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.15.
gelast de VVE c.s. om de camera zo in te stellen dat deze niet meer het perceel, de woning en de stallen van [gedaagde 1] kan registreren.
5.16.
veroordeelt VVE c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.126,00,
5.17.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.18.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021. [2]

Voetnoten

1.Artikel 3:302 BW.
2.type: IEV