Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beschikking conflictbehandeling uithuisplaatsing
[de moeder] , hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats] ,
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de vader] ,
Het procesverloop
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ondersteund door [gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper).
De feiten
Het verzoek
Guidelines for Alternative Care, United Nations, A/RES/64/142, par 14.).De GI voldoet al meer dan twee jaar niet aan de wet en verdragen, aangezien zij ouders en de minderjarigen geen hulp aanbieden met het oog op een terugplaatsing. De GI handelt daarmee, ex. artikel 6:162 BW, onrechtmatig jegens de minderjarigen en de ouders. Ondanks dat de rechtbank de GI meermaals de opdracht heeft gegeven om een perspectiefonderzoek uit te voeren, wordt er niets ondernomen. De GI heeft wederom in haar besluit van 20 oktober 2021 aangegeven dat zij nog steeds bezig zijn met de financiering voor het perspectiefonderzoek. De ouders krijgen hierdoor niet de mogelijkheid om aan te tonen dat zij in staat zijn de verzorging en opvoeding van de minderjarigen te dragen. De GI kan niet aantonen waaruit de noodzaak van de uithuisplaatsing blijkt. Er is dan ook sprake van een te diep ingrijpende overheidsmaatregel, die indruist tegen de rechten van de mens (zie
Neurlinger-arrest). Er zijn zorgen omtrent de [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , maar deze zorgen kunnen weg genomen worden in het kader van een ondertoezichtstelling.
ECLI:NL:GHARL:2021:9357). De GI is inactief en voert geen regie, terwijl de aanvaardbare termijn voor de kinderen doorloopt. Nu de GI het afgelopen jaar niets heeft ondernomen, kan de rechtbank niet geïnformeerd worden over de mogelijkheden van de moeder en de ingezette hulpverlening. Het is dan ook de vraag hoe de rechtbank tot een uithuisplaatsing kan komen. Op grond van artikel 3 IVRK dient de rechtbank een zorgvuldige belangenafweging te maken, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan
.Het belang van de kinderen is echter gericht op terugplaatsing, aangezien er al twee jaar geen hulp is geboden. Daarnaast dient de rechtbank op grond van artikel 1:265b BW overtuigd te zijn van de noodzaak van de uithuisplaatsing. De GI dient, conform het bewijsrecht, de noodzaak duidelijk te maken. De GI stelt dat de moeder de kinderen onvoldoende kan bieden in het kader van de verzorging en opvoeding, maar dit is gebaseerd op de situatie voor de uithuisplaatsing. Volgens het gerechtshof, het IVRK en het EVRM, dient er ieder jaar opnieuw een beoordeling plaats te vinden. De moeder is bereid om hulpverlening te accepteren. Ze heeft een goede samenwerking met Simba Familiehulp en ze staat open voor een plaatsing in een moeder-kind huis
.Daarnaast werkt de moeder al twee jaar samen met het SIG, wat recent is gestopt omdat niet toegewerkt wordt naar een terugplaatsing. De noodzakelijkheid van de uithuisplaatsing is dan ook niet aangetoond. De moeder verzoekt daarom beëindiging van de uithuisplaatsing.