ECLI:NL:RBNHO:2021:11486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
8999907 CV EXPL 21 714
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering vakantietoeslag over ploegentoeslag door werknemer tegen KLM

In deze zaak vordert de werknemer, werkzaam bij Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), met terugwerkende kracht vakantietoeslag over zijn ploegentoeslag voor de periode van mei 2015 tot april 2019. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer op basis van de destijds geldende cao geen recht heeft op vakantietoeslag over de ploegentoeslag. De cao bevatte een rechtsgeldige afwijking van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML), waardoor de ploegentoeslag niet als een gegarandeerde vaste toeslag kan worden aangemerkt. De hoogte van de ploegentoeslag is variabel en afhankelijk van het basisrooster, wat betekent dat deze niet voldoet aan de definitie van een gegarandeerde vaste toeslag zoals bedoeld in de cao. De werknemer had KLM gesommeerd tot betaling van het achterstallige vakantiegeld, maar KLM heeft hieraan geen gehoor gegeven. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer afgewezen, omdat KLM rechtsgeldig is afgeweken van het wettelijk recht op vakantiebijslag en de ploegentoeslag niet als salaris kan worden aangemerkt. De proceskosten zijn voor rekening van de werknemer, die ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8999907 \ CV EXPL 21-714
Uitspraakdatum: 3 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. L.H.J.M. Endevoets
tegen
De naamloze vennootschap
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
gevestigd te Amstelveen
gedaagde
verder te noemen: KLM
gemachtigde: mr. J.M. van Slooten
Samenvatting
Werknemer vordert met terugwerkende kracht vakantietoeslag over zijn ploegentoeslag over de periode mei 2015 tot april 2019. De kantonrechter oordeelt dat werknemer op grond van het bepaalde in de destijds geldende cao geen recht heeft op vakantietoeslag over de ploegentoeslag. In de cao is rechtsgeldig afgeweken van artikel 15 WML. Daarnaast kan de ploegentoeslag niet aangemerkt worden als een gegarandeerde vaste toeslag (de toeslagen waarover wel vakantiegeld wordt berekend), omdat de hoogte van de ploegentoeslag variabel is en derhalve niet gegarandeerd is in de zin van de cao. Zie ook: ECLI:NL:RBNHO:2021:6467

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft bij dagvaarding van 20 januari 2021 een vordering tegen KLM ingesteld. KLM heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[werknemer] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLM een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1961] , is sinds 1 september 1986 werkzaam bij KLM in de functie van TUG Driver, voor een bruto maandsalaris van € 2.941,84 exclusief emolumenten, waaronder een maandelijkse ploegentoeslag van laatstelijk € 749,86 bruto. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO KLM Grondpersoneel (hierna: de cao) van toepassing verklaard.
2.2.
[werknemer] werkt volgens een basisrooster in ploegendienst. Op basis van Bijlage 3D van de cao heeft hij recht op een maandelijkse ploegentoeslag. Deze ploegentoeslag wordt berekend aan de hand van het basisrooster. Dit basisrooster kan (een aantal keer per jaar) veranderen.
2.3.
In de cao’s over de periode mei 2015 tot april 2019 is in artikel 10.3 lid 2 de volgende bepaling opgenomen met betrekking tot de berekening van het vakantiegeld:
‘(…) Werknemers in actieve dienst met standplaats Nederland, ontvangen een vakantie uitkering van 8% over het in de periode 1 juni van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 mei van het lopende kalenderjaar ontvangen salaris of ziekengeld/uitkering volgens Bijlage 7. Voor de berekening van de vakantie-uitkering wordt onder salaris mede begrepen de gegarandeerde vaste toeslagen. (…)’
2.4.
Per 1 juni 2019 is de cao gewijzigd waardoor KLM vanaf die datum vakantiebijslag over de ploegentoeslag is verschuldigd.
2.5.
Bij brief van 28 juli 2020 heeft [werknemer] KLM gesommeerd tot betaling van het achterstallige vakantiegeld over zijn ploegentoeslag vanaf april/mei 2015, door hem berekend op een bedrag van in totaal € 2.771,81 bruto,- . KLM heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.De vordering

3.1.
[werknemer] vordert dat KLM bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan hem van een bedrag van € 2.771,79 bruto aan achterstallige vakantiebijslag over de periode mei 2015 tot april 2019, althans het netto equivalent daarvan, met afgifte van deugdelijke bruto/netto specificaties, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat KLM in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen. Daarbij vordert [werknemer] betaling van de wettelijke verhoging van € 1.385,90 bruto en een bedrag van € 540,77 aan buitengerechtelijke kosten. Over deze bedragen vordert [werknemer] eveneens betaling van de wettelijke rente. Dit alles met veroordeling van KLM in de kosten van deze procedure.
3.2.
[werknemer] legt aan de vordering ten grondslag – kort en niet volledig weergegeven – dat KLM door in de cao te bepalen over welke componenten vakantiebijslag wordt betaald niet rechtsgeldig is afgeweken van het wettelijk recht op vakantiebijslag. Volgens [werknemer] kan een werkgever wel bij cao overeenkomen dat een werknemer minder dan 8% vakantiebijslag ontvangt, maar kan een werkgever niet, zoals KLM heeft gedaan, afwijken van het loonbegrip in artikel 6 WML. Verder valt uit de artikelen 1.15 en 10.3 van de cao af te leiden dat ploegentoeslag als een gegarandeerde vaste toeslag moet worden beschouwd, zodat daarover vakantietoeslag moet worden betaald. Bij brief van 28 juli 2020 heeft [werknemer] zijn loonvordering conform artikel 3:307 BW binnen de verjaringstermijn van vijf jaar geldend gemaakt.

4.Het verweer

4.1.
KLM betwist de vordering en concludeert tot afwijzing. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [werknemer] heeft geen recht op de gevorderde vakantietoeslag, omdat in de cao conform artikel 16 lid 1 WML rechtsgeldig is afgeweken van het wettelijk recht op vakantiebijslag. Daarnaast kwalificeert de ploegentoeslag niet als
gegarandeerdevaste toeslag zoals opgenomen in artikel 10.3 lid 2 cao. Op verschillende plaatsen in de cao wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de ploegentoeslag en anderzijds de gegarandeerde vaste toeslagen. De ploegentoeslag is per definitie niet gegarandeerd, omdat deze steeds afhankelijk is van het basisrooster. Voor zover de vorderingen van [werknemer] geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, kan dat enkel gelden voor het gedeelte van de vordering dat ziet op de periode vanaf juni 2015. [werknemer] heeft de verjaring van zijn vordering pas bij brief van 28 juli 2020 gestuit.

5.De beoordeling

5.1.
In de onderhavige zaak ligt voor de vraag of KLM in de periode voor 1 juni 2019 ook verplicht was om vakantiebijslag over de ploegentoeslag te betalen.
KLM is in de cao rechtsgeldig afgeweken van het wettelijk recht op vakantiebijslag.
5.2.
Op grond van artikel 15 lid 1 WML heeft een werknemer recht op minimumvakantiebijslag van 8% van zijn loon. Bij cao kan worden bepaald dat geen of een lager bedrag aan vakantiebijslag verschuldigd is. De som van loon en vakantiebijslag mag echter niet lager zijn dan 108% van het minimumloon (artikel 16 lid 1 WML). In artikel 6 WML is als loon gedefinieerd: geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking waarvan een aantal met name genoemde categorieën inkomsten zijn uitgezonderd.
5.3.
Vaststaat dat KLM in de cao van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 16 lid 1 WML gebruik heeft gemaakt door in artikel 10.3 lid 2 van de cao vast te leggen over welke looncomponenten vakantiebijslag wordt betaald, namelijk 8% van het salaris waarbij onder “salaris” mede wordt begrepen “de gegarandeerde vaste toeslagen”. Volgens [werknemer] is deze afwijking niet rechtsgeldig omdat KLM hiermee afwijkt van het loonbegrip van artikel 6 WML.
5.4.
Anders dan [werknemer] ziet de kantonrechter niet in waarom de afwijking niet rechtsgeldig zou zijn. Artikel 16 WML stelt als vereisten voor afwijking van de hoofdregel dat de afwijking bij cao plaatsvindt en dat aan lid 2 (de bodem in de vakantiebijslag) wordt voldaan. Daarvan is in de voorliggende situatie sprake. Met KLM is de kantonrechter van oordeel dat de stelling van [werknemer] dat bij cao niet kan worden bepaald over welke looncomponenten vakantiebijslag wordt betaald geen steun vindt in het recht.
Ploegentoeslag is geen salaris
5.5.
Omdat volgens artikel 10.3 lid 2 van de cao vakantiebijslag verschuldigd is over het salaris en gegarandeerde vaste toeslagen moet worden beoordeeld of ploegentoeslag kan worden aangemerkt als salaris of een gegarandeerde vaste toeslag.
5.6.
Met KLM is de kantonrechter van oordeel dat ploegentoeslag niet valt onder ‘salaris’ in de zin van de cao. Artikel 1.15 van de cao verwijst voor het begrip salaris naar de bijlage Salarisregelingen, waarin de salarishuizen zijn vastgelegd. In de salarishuizen zijn bedragen behorend bij schalen en treden genoemd. Ploegentoeslag komt in geen van deze stukken aan de orde.
Ploegentoeslag is geen gegarandeerde vaste toeslag.
5.7.
[werknemer] stelt dat hij altijd in een basisrooster én ploegendienst zijn werkzaamheden heeft verricht (“vast rooster”) en dat hij daardoor “automatisch” (en dus gegarandeerd) recht heeft op de daarbij behorende vaste (ploegen)toeslag.
5.8.
KLM voert hiertegenover aan dat het bij de vaste ploegentoeslag van [werknemer] juist gaat om een variabele toeslag waarvan de hoogte afhangt van wisselende factoren, waaronder de vraag of een werknemer die ingeroosterd is in een basisrooster en vervolgens de vraag welk specifieke basisrooster op een werknemer in een bepaalde periode van toepassing is. Zo kan de hoogte van deze toeslag verschillen door algemene oorzaken als een nieuwe dienstregeling of verandering van bedrijfsdrukte of specifieke oorzaken als arbeidsongeschiktheid. Hierdoor is geen sprake van een gegarandeerde toeslag, aldus KLM. Daarbij wijst KLM op de tekst van artikel 10.14 van de cao over de Jubileumuitkering waarin onder meer wordt bepaald: “Onder het gegarandeerde vaste inkomen wordt verstaan het salaris (incl. gegarandeerde vaste toeslagen), de vakantie- en eindejaarsuitkering en de eventuele vaste ploegen- of overbruggingstoeslag”.
5.9.
KLM voegt hieraan nog toe dat zij meerdere toeslagen aan werknemers uitbetaalt, die zowel vast als niet-variabel zijn, zoals: de garantietoeslag (bij wisseling tussen verschillende salarishuizen), de schaduwuitkering (bij wisseling van functiegroep met nadelige salaris gevolgen) en de OSG-toeslag (bij nadelige salarisgevolgen door wijziging van het salarissysteem).
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het standpunt van KLM - dat de cao aldus dient te worden uitgelegd en begrepen dat de vaste ploegentoeslag niet als een
gegarandeerdevaste toeslag dient te worden verstaan – toereikende ondersteuning vindt in de zojuist weergegeven definitie-bepaling in artikel 10.14 van de cao, in samenhang met de kennelijke afhankelijkheid van de hoogte van de ploegentoeslag van de telkens (mogelijk) wisselende inroostering van de werknemer in het basisrooster (zoals ook blijkt uit productie 3 bij Conclusie van Antwoord), naast het gegeven dat er meerdere toeslagen bestaan die (wél) een gegarandeerd karakter hebben (en dus ook een vaste omvang of hoogte).
5.11.
De cao bevat geen verdere aanwijzingen voor de juistheid van het standpunt van [werknemer] , en er is evenmin sprake van een toelichting die daarop zou kunnen wijzen. Het voorgaande betekent dat [werknemer] vergeefs klaagt dat de door hem (gemiddeld) ontvangen ploegentoeslag voor 1 juni 2019 niet is betrokken bij de berekening van de hem toekomende vakantiebijslag. De vraag vanaf welk moment de loonvordering van [werknemer] is verjaard, behoeft daarom ook geen verdere bespreking meer.
5.12.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [werknemer] zal afwijzen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.14.
Daarbij wordt [werknemer] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door KLM worden gemaakt. De gevorderde rente over de nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLM worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van KLM, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door KLM worden gemaakt, vermeerderd met de gevorderde rente over de nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter