ECLI:NL:RBNHO:2021:11294

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
C/15/303886 / HA ZA 20-376
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en toegang tot dienend erf

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de erfdienstbaarheid van weg centraal. [gedaagde] is sinds 2012 eigenaar van een perceel grond, terwijl [eiser] sinds 2019 eigenaar is van aangrenzende percelen. De erfdienstbaarheid van weg is gevestigd om [eiser] toegang te geven tot zijn perceel via de grond van [gedaagde]. In maart 2020 heeft [gedaagde] het hek dat toegang biedt tot deze weg afgesloten met een slot, wat [eiser] als een belemmering van zijn recht op overpad beschouwt. [eiser] vordert dat [gedaagde] het hek verwijdert of aanpast zodat de toegang niet wordt belemmerd. In reconventie vordert [gedaagde] dat [eiser] meewerkt aan een grenscorrectie, omdat zij meent dat een strook grond ten onrechte niet aan haar is geleverd.

De rechtbank oordeelt dat het verstrekken van alleen een sleutel niet voldoende is voor [eiser] om zijn recht op overpad uit te oefenen. De rechtbank bepaalt dat het hek overdag open moet blijven om onbelemmerde toegang te garanderen. De vordering van [eiser] om het hek te verwijderen wordt afgewezen, maar [gedaagde] wordt wel verplicht om het hek open te laten staan tijdens werkdagen. De rechtbank wijst de vordering van [gedaagde] tot grenscorrectie af, omdat de grond niet aan haar is geleverd. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats 2]
zaaknummer / rolnummer: C/15/303886 / HA ZA 20-376
Vonnis van 1 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Paternotte en mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J. de Booij te Almere.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort[gedaagde] is sinds 2012 eigenaar van het perceel [Kadaster nummer 1] aan de [adres 1] te [plaats 3] . [eiser] is sinds 2019 eigenaar van de kadastrale percelen [Kadaster letters] nummers [Kadaster nummer 2] , [Kadaster nummer 3] [Kadaster nummer 4] en [Kadaster nummer 5] naast de [adres 1] te [plaats 3] . Om perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 5] van [eiser] vanaf de openbare weg te bereiken is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd. De weg loopt over het perceel van [gedaagde] . [gedaagde] heeft in maart 2020 het hek bij de weg waarover het recht van overpad wordt uitgevoerd afgesloten met een slot. [eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen het hek te verwijderen, dan wel het hek zodanig aan te passen dat het inrijden vanaf de [adres 1] niet wordt bemoeilijkt. In haar tegenvordering vordert [gedaagde] om [eiser] te veroordelen mee te werken aan een grenscorrectie tussen perceel [Kadaster nummer 1] van [gedaagde] en perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 4] van [eiser] . Volgens [gedaagde] heeft [eiser] zich een strook grond toegeëigend die [gedaagde] in bezit had en door haar in 2012 is gekocht maar ten onrechte niet is geleverd. Onderstaande kaart geeft de situatie ter plaatse weer
{Afbeelding1}
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2020
  • de descente met aansluitende zitting ter plaatse op 18 januari 2021
  • de spreekaantekening van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de aanhouding om een schikking te beproeven
  • de akte uitlating van [eiser]
  • de akte in reconventie na descente van [gedaagde]
  • de antwoordakte van [eiser]
  • de akte overlegging verklaring van [gedaagde]
  • de antwoordakte van [eiser]
  • de nadere akte verklaring van [gedaagde]
  • het formulier B8 van [eiser] met productie 25
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 25 oktober 2021
  • de spreekaantekeningen van [eiser] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] als koper en [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) als verkoper hebben op 28 september 2012 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een perceel grond met loods gelegen aan de [adres 2] te [plaats 3] . In de akte van levering van 29 oktober 2012 staat het volgende:
“(…)
LEVERING; OMSCHRIJVING REGISTERGOED; GEBRUIK
Op grond van voormelde koopovereenkomst levert verkoper aan koper (…) een perceel grond met loods en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [adres 2] te [postcode] [plaats 3] , uitmakende een ter plaatse aangegevengedeeltevan het perceel kadastraal bekendgemeente Haarlemmermeer sectie [Kadaster letters] nummer [Kadaster nummer 6], ter grootte van ongeveer dertig are, of zoveel meer of minder als naderhand door het Kadaster wordt vastgesteld, welk perceelsgedeelte bij benadering schetsmatig met schuine arcering is aangegeven op de aan deze akte gehechte tekeningen 1 en 3.
(…)
Erfdienstbaarheden; kwalitatieve bedingen; bijzondere verplichtingen(…)
Erfdienstbaarheid van weg
Partijen komen bij deze met elkaar overeen, dat zij een erfdienstbaarheid van weg willen vestigen.
Ter uitvoering daarvan wordt bij deze ten laste van het verkochte, als dienend erf, en ten behoeve van het achter het verkochte gelegen - bij verkoper in eigendom verblijvende - restperceel (van voormeld nummer [Kadaster nummer 6] van voormelde kadastrale gemeente en sectie), met de daarop aanwezige loods, als heersend erf, gevestigd en aanvaard, het recht van weg om te komen van en te gaan naar de [adres 1] te [plaats 3] , zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte tekening 2.
Dit recht moet op de minst bezwarende manier worden uitgeoefend over de thans bestaande en aan partijen bekende weg (…)
Deze erfdienstbaarheid houdt tevens het verbod in om op de betreffende weg:
a. een voertuig, motorrijwiel of ander vervoermiddel te parkeren;
b. materialen op te slaan;
c. een erfafscheiding, in welke vorm dan ook, aan te brengen.
(…)”
2.2.
Aan de akte van levering zijn de volgende drie tekeningen gehecht.
{Afbeelding 2}
{Afbeelding 3}
{Afbeelding 4}
2.3.
[eiser] heeft vanaf mei 2018 de percelen grond, kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie [Kadaster letters] nummers [Kadaster nummer 2] , [Kadaster nummer 3] [Kadaster nummer 4] en [Kadaster nummer 5] in gebruik genomen. Perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 5] is het perceel ten behoeve waarvan in de akte van levering van perceel [Kadaster nummer 1] aan [gedaagde] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd (zie tekening 2 bij de akte van levering aan [gedaagde] ). Op 26 juni 2019 hebben [eiser] als koper en [betrokkene 1] als verkoper een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot deze percelen.
2.4.
De notariële levering aan [eiser] heeft eveneens plaatsgevonden op 26 juni 2019. In de akte van levering, opgemaakt door Appel Notarissen te [plaats 4] , staat het volgende:
“(…)
Äan gemeld kadastraal nummer [Kadaster nummer 4] zijn door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers een voorlopige kadastrale oppervlakte en voorlopige kadastrale grenzen toegekend. De berekende oppervlakte en de nieuwe grenzen van gemeld kadastraal nummer [Kadaster nummer 4] hebben slechts een voorlopige status. Dit betekent dat na verificatie van de nieuwe grenzen in het terrein door verkoper en koper aan de bevoegde landmeter van gemelde Dienst de perceelgrootte en de grenzen van het verkochte definitief worden vastgesteld.
(…)
2.5.
Op 1 juli 2019 is het Kadaster perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 4] komen inmeten. Op 8 juli 2019 heeft het Kadaster hiervan een relaas van bevindingen uitgebracht aan Appel Notarissen.
2.6.
Namens [gedaagde] heeft [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) op 30 maart 2020 [eiser] per email laten weten dat het hek bij de weg waarop het recht van overpad is gevestigd (hierna: de Weg) met een slot is afgesloten. [betrokkene 2] heeft daarbij aangegeven dat [eiser] zoveel kopieën van de verstrekte sleutel mag maken als nodig is. [betrokkene 2] heeft verder medegedeeld dat het hek na iedere doorgang op slot moet worden gedaan.
2.7.
[eiser] heeft als volgt gereageerd:
“(…)
Ik heb onder protest, van u een sleutel in ontvangst genomen en u medegedeeld het niet eens te zijn met de gang van zaken. (…)
Op mijn verzoek en kosten heeft het Kadaster op 01-07-2019 in het bijzijn van mijn vader Dhr. [eiser] , Dhr. [betrokkene 2] en u Dhr. [betrokkene 2] de grenzen aangewezen nadat deze door het Kadaster waren uitgemeten. (…) Na 8 maanden benadert u Dhr. [betrokkene 1] met het verzoek om mij mede te delen dat de grens anders ligt. Dhr. [betrokkene 1] heeft mij verwittigd dat mogelijk het Kadaster in het verleden bij levering aan u een fout heeft gemaakt. Als blijkt dat het Kadaster een fout heeft gemaakt in 2012 bij het uitzetten van de grens dan moet deze worden hersteld. Maar blijkt dat het Kadaster geen fout heeft gemaakt, dan blijft de grens zoals aangegeven op 01-07-2019.
(…)”
2.8.
Een medewerker van Appel Notarissen heeft het Kadaster op 9 april 2020 laten weten het niet eens te zijn met het relaas van bevindingen van 8 juli 2019 en heeft verzocht om herstel. Onder verwijzing naar de tekeningen bij de leveringsakte van [gedaagde] heeft het Kadaster het volgende aan Appel Notarissen geschreven:
“(…)
de maat van 8.25 komt uit in het aanliggende perceel [Kadaster nummer 4] , daar is de bestaande grens aangehouden. Er werd overgedragen uit perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 6] en niet uit het aanliggende gedeelte (zie de gearceerde gedeelten op tekening 1 en 3).
De maat van 8,25 op de schetsmatige tekening 2 wijkt af van de 2 andere tekeningen, dus wij hebben geen fout gemaakt.
Op verzoek van uw kantoor is er in juni/juli 2019 een grensreconstructie geweest waarin de grens van [Kadaster nummer 1] is uitgezet. Ook daar is de bestaande grens tussen [Kadaster nummer 4] en [Kadaster nummer 1] als minuutgrens uitgezet. Mijn inziens zal er nog een aanvullende akte dienen te komen.
(…)”
2.9.
Nadat [eiser] op 9 mei 2020 het hek over de Weg niet op slot had gedaan, heeft [gedaagde] diezelfde dag een nieuw slot op het hek geplaatst, zonder een sleutel van het slot aan [eiser] te verstrekken. Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft [gedaagde] voorwaarden gesteld aan afgifte van een sleutel aan [eiser] . Onder protest heeft [eiser] deze voorwaarden aanvaard.
2.10.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 30 april 2020 en e-mail van 3 juni 2020 verzocht de bouwmaterialen te verwijderen die [gedaagde] had opgeslagen op de strook grond, die volgens [eiser] zijn eigendom is. [gedaagde] heeft [eiser] vervolgens op 6 juni 2020 verzocht mee te werken aan een grenscorrectie ten aanzien van de strook. Op 15 juni 2020 heeft [eiser] een op de betreffende strook grond geplaatst hekwerk verwijderd en de strook ontruimd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat, na vermindering van eis – primair een verklaring voor recht dat er geen hek of andere erfafscheiding geplaatst mag worden over de Weg en de Weg op geen enkele wijze belemmerd of geblokkeerd mag worden, zoals door het plaatsen van voorwerpen en/of het parkeren van vrachtwagens of auto’s. Verder vordert [eiser] primair [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen één week na betekening van het vonnis het hek te verwijderen en verwijderd te houden.
Subsidiair vordert [eiser] [gedaagde] op straffe van een dwangsom te bevelen om binnen één dag na betekening van het vonnis het slot van het hek te verwijderen en verwijderd te houden en het hek open te laten staan. Subsidiair vordert [eiser] verder om [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen de kronen op het hek te verwijderen en verwijderd te houden.
Meer subsidiair vordert [eiser] [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis de sleutels af te geven van het hek dat geplaatst is over de Weg, waarna [eiser] op kosten van [gedaagde] zoveel sleutels als nodig mag laten bijmaken, en dat het [gedaagde] wordt verboden het slot van het hek te vervangen, tenzij aan [eiser] direct, binnen één uur, nieuwe sleutels worden verstrekt.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] handelt in strijd met de gevestigde erfdienstbaarheid door kort na de aankoop van perceel [Kadaster nummer 1] een hek over de Weg te plaatsen. Voorts staan er regelmatig voertuigen op de Weg geparkeerd en spullen opgeslagen waardoor de doorgang wordt belemmerd. Een hek is een erfafscheiding, en bij de vestiging van de erfdienstbaarheid is uitdrukkelijk bepaald dat het aanbrengen van een erfafscheiding, in welke vorm dan ook, niet is toegestaan. Verder blijkt uit de tekts van de erfdienstbaarheid duidelijk dat het de bedoeling is om een vrije doorgang over de Weg te garanderen. Tot 30 maart 2020 heeft het hek ook altijd opengestaan. [eiser] wijst erop dat bij twijfel de erfdienstbaarheid moet worden uitgevoerd op de wijze waarop de erfdienstbaarheid vanaf het begin is uitgevoerd (artikel 5:73 lid 1 BW). In het geval wordt geoordeeld dat het hek mag blijven staan, vordert [eiser] dat het slot moet worden verwijderd, en dat het hek open moet blijven. [eiser] en zijn huurders van de bedrijfsruimte van [eiser] berijden de Weg met veelal zware vrachtwagens om het achterliggende terrein te bereiken. Bij opening van het hek, waarbij het niet uitmaakt of dat met een sleutel of met een afstandsbediening gebeurt, zullen de vrachtwagens op de [adres 1] moeten wachten tot het hek is geopend. De wachtende vrachtwagens zorgen dan niet alleen voor gevaarlijke verkeerssituaties, de vrachtwagens zorgen ook voor overlast omdat zij de oprijlanen van de buren blokkeren. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld de kronen op de palen van het hek te verwijderen, omdat de kronen de doorgang door het hek versmallen en zij daardoor het inrijden van de Weg bemoeilijken.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert samengevat - [eiser] te gelasten om binnen veertien dagen na het vonnis mee te werken aan de notariële vastlegging van een grenscorrectie. [gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat zij in 2012 niet alleen perceel [Kadaster nummer 1] van [betrokkene 1] heeft gekocht, maar ook een strook grond van (thans) perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 4] . Volgens [gedaagde] blijkt dit uit tekening 2 bij de akte van levering van [gedaagde] . Deze strook is ten onrechte destijds niet aan haar geleverd. [gedaagde] heeft er belang bij dat dit notarieel en kadastraal wordt gecorrigeerd. Voor het geval dat [eiser] weigert aan de notariële vastlegging mee te werken, vordert [gedaagde] te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [eiser]
Verder vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat [gedaagde] het recht heeft haar erf met het huidige toegangshek over de Weg af te sluiten, en [eiser] op straffe van een dwangsom te gebieden zich hieraan te conformeren.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
verklaringen voor recht / verwijderen hek
4.1.
Artikel 5:48 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf bevoegd is dit af te sluiten. De bevoegdheid tot afsluiting bestaat ook als dat erf belast is met een erfdienstbaarheid van weg, zoals in het onderhavige geval. Dat bij de vestiging van de erfdienstbaarheid een verbod is ingesteld om op de Weg een erfafscheiding, in welke vorm dan ook, aan te brengen doet niet af aan de bevoegdheid van [gedaagde] op grond van artikel 5:48 BW om haar perceel met een hek af te sluiten.
4.2.
Indien een eigenaar van zijn bevoegdheid tot afsluiting van zijn perceel gebruik maakt, dient hij er wel voor te zorgen dat de eigenaar van het heersende erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienende erf teneinde de erfdienstbaarheid uit te oefenen. Dit zal volgens de Hoge Raad in de regel betekenen dat de eigenaar van het dienend erf de eigenaar van het heersend erf de mogelijkheid biedt zich op elk moment en zonder telkens afhankelijk te zijn van de directe medewerking van de eigenaar van het dienend erf, de toegang tot het erf dient te verschaffen ter uitoefening van de erfdienstbaarheid. [1] In het door de Hoge Raad beoordeelde geval, waarin het dienend erf met een hek was afgesloten, betekende dit in concreto dat de eigenaar van het dienend erf aan de eigenaar van het heersend erf permanent een sleutel ter beschikking diende te stellen waarmee het hek kon worden geopend.
4.3.
Het verstrekken van alleen een sleutel acht de rechtbank in dit geval echter onvoldoende. [gedaagde] dient ervoor te zorgen dat [eiser] als eigenaar van het heersende erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienende erf om de erfdienstbaarheid uit te kunnen oefenen. Bij de descente heeft de rechtbank geconstateerd dat een vrachtwagen de [adres 1] volledig blokkeert als een chauffeur zijn voertuig moet verlaten om het hek te openen voor het inrijden van de Weg. Datzelfde geldt bij een uitrijdende vrachtwagen. De uitrijdende vrachtwagen blokkeert de [adres 1] volledig als de chauffeur de vrachtwagen stil moet zetten om het hek na het uitrijden te sluiten. Naar het oordeel van de rechtbank wordt [eiser] (en zijn huurders) hierdoor onredelijk belemmerd in de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Bovendien zorgt een stilstaande vrachtwagen voor verkeershinder. Gelet hierop kan [gedaagde] niet met een algemeen beroep op de veiligheid, 24 uur per dag de toegang tot de Weg met een afgesloten hek belemmeren. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen. Om tegemoet te komen aan het belang van [gedaagde] om ter voorkoming van diefstal haar perceel ’s nachts te kunnen afsluiten, zal daarbij echter worden bepaald dat er alleen overdag (van 07.00 uur tot 18.00 uur) geen hek of andere erfafscheiding geplaatst mag worden over de Weg. Dit geldt eveneens voor de gevorderde verklaring voor recht dat de Weg op geen enkele wijze belemmerd of geblokkeerd mag worden, zoals door het plaatsen van voorwerpen en/of het parkeren van vrachtwagens of auto’s. De vordering om [gedaagde] te veroordelen het hek te verwijderen zal worden afgewezen. De rechtbank zal [gedaagde] bevelen het hek open te laten staan op werkdagen tussen 7.00 uur en 18.00 uur. De gevorderde dwangsom zal op na te melden wijze worden toegewezen.
Kronen
4.4.
[eiser] vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld de kronen op de palen van het hek te verwijderen, omdat deze het in- en uitrijden van vrachtwagens bemoeilijken. De rechtbank heeft echter ter plaatse geconstateerd dat de weg 3,9 meter breed is, de afstand tussen de palen van het hek 4,8 meter is, en dat de afstand tussen de dichtst bij elkaar komende punten van de kronen op de palen 4,3 meter is. De kronen op de palen steken derhalve niet boven de weg uit. De vordering tot verwijdering van de kronen zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.5.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in reconventie
Verklaring voor recht
4.6.
Uit de overwegingen in conventie volgt dat indien [gedaagde] aan [eiser] permanent een sleutel waarmee het hek kan worden geopend ter beschikking stelt, de vordering van [gedaagde] om voor recht te verklaren dat [gedaagde] het huidige hek mag afsluiten kan worden toegewezen, zij het met inachtneming van de beperking dat het hek op werkdagen van 7.00 uur tot 18.00 uur open moet blijven staan. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu voornoemde verklaring voor recht geen verbod of gebod voor [eiser] impliceert.
Grenscorrectie
4.7.
Naar de rechtbank begrijpt stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [betrokkene 1] de grond met als erfgrens “goot” aan [gedaagde] had verkocht, maar deze strook ten onrechte niet aan haar is geleverd. Volgens [gedaagde] blijkt dit uit tekening 2 bij de akte van levering, die ook is opgenomen in de koopovereenkomst tussen [eiser] en [betrokkene 1] en is [eiser] verplicht mee te werken aan de notariële vastlegging van de grenscorrectie. Dit betoog faalt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.8.
Voorop gesteld wordt, zoals [eiser] terecht heeft opgemerkt, dat tekening 2 zowel bij de akte van levering van perceel [Kadaster nummer 1] aan [gedaagde] , als in de koopovereenkomst tussen [eiser] en [betrokkene 1] , is opgenomen in verband met de gevestigde erfdienstbaarheid en niet om de perceelgrenzen aan te duiden. In de leveringsakte aan [gedaagde] wordt onder de omschrijving van het geleverde registergoed expliciet verwezen naar tekening 1 en 3, en niet naar tekening 2. Bovendien staat hierin beschreven dat het geleverde een deel van perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 6] betreft, het huidige perceel [Kadaster nummer 1] , zoals aangeduid op de aan de akte van levering gehechte tekeningen 1 en 3 en wordt het huidige perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 4] daarbij niet genoemd. Het Kadaster is daarom ook van oordeel dat bij het uitmeten van de kadastrale grenzen geen fouten zijn gemaakt, zoals blijkt uit de reactie van het Kadaster op het verzoek om herstel van Appel Notarissen. Anders dan [gedaagde] lijkt te willen betogen, maakt tekening 2 ook overigens niet duidelijk dat de erfgrens tussen het perceel [Kadaster nummer 1] van [gedaagde] en perceel [Kadaster letters] [Kadaster nummer 4] van [eiser] “hart goot” moet zijn. Op tekening 2 staan geen kadastrale nummers vermeld en wordt met pen uitdrukkelijk naar het aan de andere kant van het perceel gelegen recht van overpad verwezen. Derhalve valt niet in te zien waarom voor [eiser] op basis van deze tekening duidelijk had moeten zijn dat de erfgrens van het door hem gekochte perceel niet overeenkwam met de kadastrale grens. Dat [betrokkene 1] eerder wel bedoeld heeft de betreffende strook aan [gedaagde] te verkopen, maakt dit niet anders. Vast staat immers dat de strook nimmer aan [gedaagde] , maar wel aan [eiser] geleverd is. [gedaagde] zal zich ter zake tot [betrokkene 1] moeten wenden. [eiser] staat daar buiten. De vordering om [eiser] te veroordelen om mee te werken aan een notariële akte tot grenscorrectie zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] zal in reconventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 844,50 (3 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat op werkdagen tussen 7.00 en 18.00 uur er geen hek of andere erfafscheiding geplaatst mag worden over de Weg en de Weg op geen enkele wijze belemmerd of geblokkeerd mag worden, zoals door het plaatsen van voorwerpen en/of het parkeren van vrachtwagens of auto’s;
5.2.
beveelt [gedaagde] om het hek dat geplaatst is over de Weg op werkdagen tussen 7.00 en 18.00 uur open te laten staan;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat [gedaagde] het recht heeft haar erf tussen 18.00 uur en 7.00 uur met het huidige toegangshek over de weg af te sluiten en op slot te doen,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 844,50,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021. [2]

Voetnoten

1.(Hoge Raad 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6598)
2.type: 830