In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag van eiseres, een Oegandese vrouw die stelt lesbisch te zijn. Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvraag was afgewezen op basis van ongeloofwaardigheid van haar seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de beoordeling van verweerder in lijn met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 (L.H. tegen Nederland) bevonden. Dit arrest stelt dat de beoordeling van nieuwe elementen in twee stappen moet plaatsvinden: eerst moet worden vastgesteld of deze elementen eerder zijn beoordeeld, en vervolgens of ze de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroten. De rechtbank oordeelt dat verweerder deze stappen correct heeft doorlopen en dat de nieuwe elementen die eiseres heeft ingebracht, niet tot een aanzienlijk grotere kans op bescherming leiden. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over haar seksuele geaardheid en dat de steunbrieven en andere documenten niet afkomstig zijn uit objectief verifieerbare bronnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, wordt bevestigd.