ECLI:NL:RBNHO:2021:1109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
8766399
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om benoeming deskundige in huurprijszaak niet-ontvankelijk door overeenstemming partijen

In deze zaak heeft een huurder van een bedrijfsruimte verzocht om de benoeming van een deskundige die advies kan uitbrengen over de huurprijs. De huurder is van mening dat de huurprijs verlaagd moet worden. Volgens de wet kan de rechter echter alleen een deskundige benoemen als er geen overeenstemming is bereikt tussen partijen over de benoeming. In dit geval hebben de huurder en de verhuurder inmiddels overeenstemming bereikt, waardoor de kantonrechter oordeelt dat hij geen taak meer heeft in deze kwestie. Het verzoek van de huurder wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk wordt beoordeeld.

Het proces begon met een verzoekschrift van de huurder op 17 september 2020, gevolgd door een verweerschrift van de verhuurder. Tijdens een zitting op 20 januari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De huurder huurt sinds 1 januari 2012 een bedrijfsruimte en de huurprijs bedraagt € 40.187,52 per jaar. Ondanks eerdere gesprekken over huurverlaging heeft de verhuurder niet ingestemd met een verlaging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige, waardoor het verzoek van de huurder niet-ontvankelijk is. De kantonrechter kan geen oordeel geven over de ingangsdatum van een eventuele huurprijsverlaging, omdat deze procedure daar niet voor bedoeld is. De beslissing houdt in dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 8766399 \ EJ VERZ 20-19
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker], handelend onder de naam [naam]
gevestigd te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. J. van Dam
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A. Glijnis
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over een verzoek van een huurder van een bedrijfsruimte om een deskundige te benoemen die advies uitbrengt over de huurprijs. De huurder vindt dat de huurprijs verlaagd moet worden. Volgens de wet kan de rechter alleen een deskundige benoemen als partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van die deskundige. De huurder en de verhuurder hebben daarover inmiddels wel overeenstemming. De kantonrechter oordeelt dat hij dan geen taak meer heeft. Het verzoek van de huurder is daarom niet-ontvankelijk. Dat wil zeggen dat het verzoek niet inhoudelijk wordt beoordeeld.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 17 september 2020 een verzoekschrift ingediend. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 20 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Vóór de zitting heeft [verweerder] bij brief van 8 januari 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] huurt met ingang van 1 januari 2012 van [verweerder] een bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: de bedrijfsruimte). De huurprijs bedraagt inmiddels € 40.187,52 per jaar.
2.2.
[verzoeker] en [verweerder] hebben in 2020 gesproken en gecorrespondeerd over een huurverlaging. [verweerder] heeft niet ingestemd met huurverlaging.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter een deskundige te benoemen, zoals bedoeld in artikel 7:304 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), om een advies uit te brengen over de waardering van de bedrijfsruimte. Volgens [verzoeker] heeft hij belang bij een advies, omdat partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verlaging van de huurprijs en de benoeming van een deskundige.
3.2.
[verweerder] voert als verweer dat het verzoek van [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarbij wijst [verweerder] erop dat er vóór de indiening van dat verzoek geen overleg is geweest over de benoeming van een deskundige en dat partijen inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van de deskundige.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de kantonrechter een deskundige moet benoemen en of het verzoek hiertoe van [verzoeker] ontvankelijk is. Als dat verzoek niet-ontvankelijk is, kan het niet inhoudelijk worden beoordeeld.
4.2.
Volgens artikel 7:303 lid 1 BW kunnen zowel de huurder als de verhuurder van een bedrijfsruimte vorderen dat de rechter de huurprijs, als deze niet overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, nader zal vaststellen.
4.3.
In artikel 7:304 lid 1 BW staat dat een vordering tot nadere huurprijsvaststelling slechts ontvankelijk is, indien deze vergezeld gaat van een advies omtrent de nadere huurprijs, opgesteld door een of meer door partijen gezamenlijk benoemde ter zake deskundigen.
4.4.
Als partijen geen overeenstemming bereiken over de benoeming van een deskundige, kan de rechter op grond van artikel 7:304 lid 2 BW op verzoek van de huurder of de verhuurder een deskundige benoemen.
4.5.
[verweerder] heeft op zichzelf terecht aangevoerd dat het verzoek van [verzoeker] om benoeming van een deskundige alleen ontvankelijk is als partijen voorafgaand aan de indiening van het verzoek overleg hebben gepleegd en geen overeenstemming hebben bereikt over een gezamenlijk te benoemen deskundige. Dat blijkt uit de wet en de rechtspraak (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 4 oktober 2013, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2013:856 (
Halfords/Dela)).
4.6.
De kantonrechter hoeft niet te beoordelen of er vóór de indiening van het verzoek al dan niet (voldoende) overleg is geweest over de benoeming van een deskundige. Het verzoek is namelijk al niet-ontvankelijk om een andere reden, zoals hierna wordt toegelicht.
4.7.
Vast staat dat partijen inmiddels alsnog overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige. Dat is door partijen op de zitting ook bevestigd.
4.8.
De wet, artikel 7:304 lid 2 BW, is duidelijk. Alleen als partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige, kan de rechter een deskundige benoemen. Als partijen wel overeenstemming hebben bereikt, heeft de rechter in dit verband geen taak meer. Partijen hebben die overeenstemming. De kantonrechter heeft dus geen taak meer en daarom is het verzoek niet-ontvankelijk.
4.9.
[verzoeker] stelt dat hij nog wel een belang heeft bij de beoordeling van de vraag of zijn verzoek terecht was ingediend, ook al zijn partijen het inmiddels eens over de benoeming van een deskundige. [verzoeker] wijst er daarbij op dat volgens artikel 7:304 lid 2 BW het tijdstip van indiening van zijn verzoek om benoeming van een deskundige geldt als de dag waarop een huurprijsverlaging kan ingaan.
4.10.
De kantonrechter volgt de stelling van [verzoeker] niet. Het is duidelijk dat [verzoeker] er een belang bij kan hebben dat een eventuele huurprijsverlaging ingaat op de dag waarop hij het verzoek in deze zaak heeft ingediend, en niet op een latere datum. Maar deze procedure is er niet voor bedoeld om een oordeel te geven over de ingangsdatum van een huurprijsverlaging.
4.11.
De rechter die oordeelt over de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs, als bedoeld artikel 7:303 lid 1 BW, moet bepalen op welk tijdstip een huurprijsverlaging ingaat. Daarbij moet in beginsel worden uitgegaan van de dag van die vordering, maar onder omstandigheden kan ook een afwijkende ingangsdatum gerechtvaardigd zijn. Volgens de wetsgeschiedenis van dit artikel heeft de rechter daarbij een zekere vrijheid (zie:
Kamerstukken II, 1999-2000, 26 932, nr. 3). Mogelijk komt bij de vaststelling van de ingangsdatum van een eventuele huurprijsverlaging betekenis toe aan de datum van indiening van het verzoek in deze zaak. Maar ook dat kan alleen worden beoordeeld door de rechter die een beslissing neemt over de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs.
4.12.
De kantonrechter kan in deze zaak dus geen oordeel geven over de ingangsdatum van een eventuele huurprijsverlaging, omdat deze procedure daarvoor niet is bedoeld.
4.13.
De conclusie is dat het verzoek van [verzoeker] niet-ontvankelijk is.
4.14.
Omdat partijen alsnog overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige, is het redelijk dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
5.2.
bepaalt dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter