ECLI:NL:RBNHO:2021:11081

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
21/4115
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

Op 2 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester om een woning te sluiten voor de duur van drie maanden wegens overtreding van de Opiumwet. De burgemeester had op 22 september 2021 besloten tot sluiting van de woning, nadat de politie een onderzoek had ingesteld naar aanleiding van een melding over drugsgerelateerde activiteiten in het pand. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorziening, maar heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om het besluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft de formele bezwaren van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester niet gegrond verklaard en geconcludeerd dat de sluiting van de woning noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van het pand kon doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4115

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C. Jankie),
en

de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder (gemachtigde: Mr. M.F.A Dankbaar).

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [het pand] met ingang van 1 oktober 2021 te sluiten voor de duur van 3 maanden wegens overtreding van de Opiumwet.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft de sluiting van de woning opgeschort, totdat de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist.
De burgemeester heeft de op het beroep betrekking hebbende stukken ingezonden en daarbij voor een deel van de stukken verzocht toepassing te geven aan artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft bij beslissing van 15 oktober 2021 bepaald dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Verzoeker heeft de rechtbank geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van de onder beperkte kennisneming overgelegde stukken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het stuk van verzoeker van 20 oktober 2021. Verweerder heeft op 27 oktober 2021 aanvullende stukken aangeleverd.
Verzoeker heeft op 8 november 2021 op deze stukken gereageerd.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
2.1
Verzoeker huurt het pand op het adres [het pand] (hierna: het pand) van de eigenaar [naam 1] . Omdat het bestreden besluit tot gevolg heeft dat hij gedurende drie maanden niet in het pand mag komen en verblijven, kan hem een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening niet worden ontzegd.
2.2
De Politie Noord-Holland, team Haarlemmermeer (de politie) heeft een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een melding. Volgens deze melding was bij een container in de directe nabijheid van het pand een doos met plastic zakken aangetroffen met daarop een bedrijfsnaam gevestigd op de [het pand] . Blijkens een bestuurlijke rapportage van 8 juli 2021 ging de politie over tot dit onderzoek omdat het pand eigendom was van iemand van de familie [naam 2] . Familieleden van de familie [naam 2] hebben antecedenten voor overtreding van de Opiumwet. De politie heeft meerdere voertuigen bij het pand waargenomen. Op 6 juli 2021 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van het pand. Daarbij heeft politie het volgende aangetroffen:
  • Een doorzichtige blauwe Tupperware doos van 1 meter lang en 50 centimeter hoog, met daarin honderden plastic sealbags en dopjes bestemd voor het afsluiten van buisjes waarin joints worden gedaan;
  • Een kartonnen doos met ongeveer dezelfde afmetingen met daarin meerdere zwarte plastic zakken en big shoppers. De politie heeft hennepresten aangetroffen die aan de zakken waren gekleefd; de politie heeft geroken dat uit deze doos een sterke henneplucht kwam;
  • Meerdere kartonnen doosjes en plastic bakjes met hennepresten;
  • Een zwarte sporttas met daarin grote dozen van karton en plastic;
  • Een sealmachine voor het afdichten van plastic zakken door middel van hitte;
  • Een zwarte sporttas met kartonnen hoesjes voor joints, met de tekst ‘De Eenhoorn’.
  • Duizenden plastic sealbags;
  • Grote dozen tabak;
  • Tientallen zwarte vacuümzakken;
  • Een machine om meerdere joints tegelijkertijd te maken, met daarop restanten van hennep;
  • Een grote weegschaal en een aluminium bak met hennepresten.
2.3
De bevindingen van de politie zijn opgenomen in bestuurlijke rapportages van 8 juli 2021 en 19 augustus 2021. Verzoeker heeft de rechtbank geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van de onder beperkte kennisneming overgelegde stukken. De voorzieningenrechter heeft daarom alleen kennis genomen van een geanonimiseerde versie van de bestuurlijke rapportage van 8 juli 2021 en geen kennis genomen van de bestuurlijke rapportage van 19 augustus 2021.
2.4
Op 13 augustus 2021 heeft de burgemeester aan de eigenaar van het pand het voornemen uitgebracht tot oplegging van een last onder bestuursdwang omdat er in het pand een groot aantal voorwerpen en stoffen voorhanden waren voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en het vervoeren van softdrugs. Ten behoeve van de huurder/gebruiker van het pand is een afschrift van het voornemen naar het pand gezonden. Verzoeker, [naam 1] en [naam 3] hebben mondeling een zienswijze kenbaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester – onder verwerping van de ingediende zienswijzen – op grond van de bevindingen van de politie zoals neergelegd in de bestuurlijke rapportage en onder toepassing van het ‘Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019’ (hierna ook: het Damoclesbeleid), de eigenaar van het pand onder aanzegging van bestuursdwang gelast het pand met ingang van 1 oktober 2021 voor de duur van 3 maanden te sluiten wegens overtreding van artikel 11a en 13b, eerste lid, sub b, van de Opiumwet.
Wettelijk kader
4. Het voor de beoordeling van belang zijnde wettelijke kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Formele gronden
5.1
Verzoeker voert in het bezwaarschrift, waarnaar hij verwijst in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, een aantal bezwaren van formele aard aan:
- Het bestreden besluit is niet ondertekend door de burgemeester maar door een ander omdat zij afwezig was;
- De locoburgemeester is niet bevoegd om het voornemen tot sluiting uit te brengen;
- De Politie Eenheid Noord-Holland heeft op grond de Wet politiegegevens niet de bevoegdheid om politiegegevens aan de burgemeester verstrekken. Bovendien is de bestuurlijke rapportage niet geregistreerd en onjuist geadresseerd;
- De bekendmaking van het ‘Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019’;
- Het verwerken van zienswijzen van drie verschillende personen in één besluit. Dit is strijd met privacyregels;
- Het optreden van [naam 4] advocaten als toehoorder en adviseur;
- Verzoeker voert aan dat hij door de burgemeester niet op de hoogte is gesteld van het bestreden besluit, terwijl hij als huurder belanghebbende is. Ter onderbouwing heeft verzoeker een uittreksel uit het Kadaster, een energiecontract en een overeenkomst met PWN aangeleverd.
5.2
De voorzieningenrechter ziet in deze formele bezwaren voorshands geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt ook dat de door verzoeker gestelde gebreken, indien en voor zover daarvan al sprake is, in de bezwaarfase nader kunnen worden uitgezocht en –zo nodig- kunnen worden hersteld. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de besluitvorming en dossiervorming plaatsgevonden in overeenstemming met de Awb. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat verzoeker kan worden aangemerkt als een belanghebbende bij het bestreden besluit.
Ontbreken procesbesluit
6.1
Verzoeker voert in het stuk van 20 oktober 2021 aan dat een machtiging van de burgemeester om mr. M.F.A. Dankbaar als gemachtigde aan te wijzen in deze procedure ontbreekt. Voorts heeft de burgemeester geen procesbesluit genomen. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op deze grond te reageren.
6.2
Verweerder stelt zich in de stukken van 27 oktober 2021 op het standpunt dat de burgemeester geen procesbesluit nodig heeft om op te kunnen treden als verweerder in de voorlopige voorzieningenprocedure en verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1862.
6.3
Voor zover verzoeker heeft willen betogen dat er niet vanuit mag worden gegaan dat de advocaat-gemachtigde namens de burgemeester optreedt, wordt verwezen naar het bepaalde van 8:24, derde lid van de Awb. Ingevolge deze regel mag de bestuursrechter niet van advocaten verlangen dat zij een schriftelijke machtiging tonen van hun procesvertegenwoordigingsbevoegdheid. Aanwijzingen dat de advocaat-gemachtigde in deze procedure buiten haar bevoegdheid treedt zijn overigens gesteld noch gebleken.
Wat betreft het standpunt dat een procesbesluit als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder f van de Gemeentewet zou ontbreken, overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester geen procesbesluit nodig heeft voor het voeren van verweer. De voorzieningenrechter vindt hiervoor steun in de onder 5.2 genoemde uitspraak van de Afdeling. Uit de namens de burgemeester verrichte handelingen, zoals het middels een advocaat-gemachtigde verweer voeren op zitting, is voorts genoegzaam vast komen te staan dat de burgemeester instemt met het voeren van dit verweer.
Overtreding
7.1
Verzoeker voert aan dat sprake is van valsheid in geschrifte door de politie en stelt dat de burgemeester de bestuurlijke rapportages daarom niet ten grondslag mag leggen aan het bestreden besluit. Ter zitting heeft verzoeker deze beroepsgrond nader toegelicht. Verzoeker voert aan dat niet alle voorwerpen door hem in het pand zijn gebracht en dat veel voorwerpen zijn achtergelaten door voormalige bewoners en gebruikers op het terrein. Voorts is het niet aannemelijk dat de voorwerpen zich daar bevonden omdat hij niet door de politie is geconfronteerd met deze aangetroffen voorwerpen en er geen foto’s zijn gemaakt. Verder voert verzoeker aan dat het niet aannemelijk dat als deze voorwerpen zijn aangetroffen, deze voorwerpen worden gebruikt voor de productie van softdrugs.
Bevoegdheid om te handhaven
7.2
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617) blijkt dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet, bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. In een dergelijk geval is het de betrokkene die in strijd met artikel 11a van de Opiumwet heeft gehandeld. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
7.3
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Het is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.
7.4
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester in beginsel af mag gaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestuurlijke rapportage van 8 juli 2021 is opgemaakt op basis van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester mocht uitgaan van de conclusie in de bestuurlijke rapportage dat de voorwerpen zijn bestemd voor de productie van softdrugs. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in het pand verschillende aan hennepteelt gerelateerde goederen zijn aangetroffen, waaronder plastic zakken, een weegschaal en sealmachine, een machine voor het maken van joints, en hennepresten. Dat de lijst met voorwerpen onjuist zou zijn heeft verzoeker niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Van de aangetroffen voorwerpen moet, met name wegens de aard, hoeveelheid en combinatie daarvan, redelijkerwijs worden aangenomen dat deze gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep op een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige manier. De burgemeester mocht daarbij uitgaan van de deskundigheid en bevindingen van de politie. Daarbij heeft de burgemeester eerdere antecedenten van de familie van verzoeker op het gebied van de Opiumwet kunnen betrekken. Gelet op het voorgaande was de burgemeester bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan.
Noodzakelijkheid en evenredigheid
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de sluiting van het pand noodzakelijk kunnen vinden voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Hierbij is van belang dat de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheid over beleidsruimte beschikt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid moet toetsen. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij niet in het pand woont en de ruimte gebruikt als opslag. De burgemeester heeft dit in zijn besluitvorming mogen betrekken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Toepassing Damoclesbeleid en duur van de sluiting
9.1
Vaststaat dat de burgemeester ten tijde van bestreden besluit geen beleid had vastgesteld met betrekking tot het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet. Dit doet echter op zichzelf niet af aan de bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat dit artikel niet tot vaststelling van beleidsregels verplicht. Wel gelden dan zwaardere eisen voor de motiveringsverplichting van de burgemeester bij toepassing van de bevoegdheid. De voorzieningenrechter vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2365. Ter onderbouwing van de gekozen termijn heeft de burgemeester aangesloten bij het beleid dat de burgemeester heeft vastgesteld voor overtreding van artikel 13b, onder a, van de Opiumwet, het Damoclesbeleid.
9.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester ter onderbouwing van de gekozen termijn in redelijkheid aan heeft kunnen sluiten bij het Damoclesbeleid. De oorspronkelijke bekendmaking van dit beleid heeft op 16 januari 2019 plaatsgevonden via het Gemeenteblad 2019, 11093 en overheid.nl. Omdat twee keer dezelfde matrices voor ‘Woningen en bijbehorende erven’ waren opgenomen in artikel 2 van dit beleid, heeft verweerder het beleid gerectificeerd. De gerectificeerde versie van het Damoclesbeleid is gepubliceerd op 27 maart 2019 via het Gemeenteblad 2019, 72178 en overheid.nl. Op 27 oktober 2021 heeft verweerder het gerectificeerde Damoclesbeleid bijgevoegd en de vindplaats daarvan genoemd. Uit artikel 2 van het gerectificeerde Damoclesbeleid blijkt dat een lokaal voor de duur van drie maanden wordt gesloten, bij een eerste overtreding waarbij een kleine handelshoeveelheid (meer dan 20 gram softdrugs) wordt aangetroffen. Gelet op hetgeen in het pand is aangetroffen en gelet op het feit dat het een eerste overtreding betreft is aansluiten valt aansluiten bij dit artikel naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te billijken. Daarbij is van belang dat de burgemeester nog veel meer factoren heeft betrokken, zoals dat het pand midden in een woonbuurt ligt, doel van de sluiting en het signaal dat ervan uitgaat en dat er (overlast)meldingen zijn ontvangen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de sluitingsduur van drie maanden daarmee voldoende heeft onderbouwd.
10. Het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen. Dit betekent dat verweerder het pand mag sluiten.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Onder herstelsanctie wordt op grond van artikel 5:2 van de Awb verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Opiumwet
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Opiumwet
Artikel 3Het is op grond van artikel 3 van de Opiumwet verboden een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep staat vermeld op lijst II.
Artikel 11, derde lid, van de OpiumwetHij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 11a van de OpiumwetHij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019
Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019 hanteert de burgemeester bij het bepalen van de bestuurlijke sanctie ten aanzien van een woning de handhavingsmatrix ‘woningen en bijbehorende erven’.
Uit de handhavingsmatrix ‘woningen en bijbehorende erven’ volgt dat de burgemeester bij een eerste overtreding van een constatering van meer dan 200 gram softdrugs overgaat tot sluiting van de woning voor de duur van 3 maanden.