In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 11 juni 2021 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de opgelegde boete en de beslissing van de officier van justitie over de proceskostenvergoeding. De zaak werd behandeld op de zitting van 4 juni 2021, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de bestreden beslissing en de initiële beschikking heeft vernietigd, wat overeenkomt met het doel van de gemachtigde van de betrokkene.
De kantonrechter heeft overwogen dat de beroepschriften die door dezelfde gemachtigde zijn ingediend nagenoeg identiek zijn, en dat de werkzaamheden met betrekking tot het administratief beroep geen reële extra inspanning hebben opgeleverd voor de gemachtigde. Daarom heeft de kantonrechter het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie ongegrond verklaard. De gemachtigde heeft aangevoerd dat er geen sprake was van gelijktijdige behandeling van de zaken, maar de kantonrechter heeft geconcludeerd dat de officier van justitie de zaken op goede gronden als samenhangend heeft aangemerkt. De kantonrechter heeft het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen, omdat de gemachtigde niet in het gelijk werd gesteld.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De procedure in hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij expliciet om een mondelinge behandeling wordt verzocht.