ECLI:NL:RBNHO:2021:10376

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
HAA 21/2608ev
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante [X], vertegenwoordigd door gemachtigde [A]. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van eerder ingediend beroep tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die betrekking hebben op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016. De rechtbank had eerder op 18 augustus 2021 de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante geen schriftelijke machtiging had overgelegd.

In het verzet heeft opposante gesteld dat zij de schriftelijke machtiging had opgestuurd en dat zij ervan uitging dat deze was aangekomen, omdat zij hierover niets meer van de rechtbank had vernomen. Bij het verzetschrift heeft zij een kopie van een getekende volmacht met dagtekening 1 maart 2021 overgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat zij op 23 augustus 2021 een verzoek heeft gedaan aan opposante om bewijs van verzending van de machtiging te overleggen, maar dat opposante hierop niet heeft gereageerd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat er geen bewijs is dat het niet indienen van de schriftelijke machtiging opposante niet kan worden aangerekend. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring terecht was en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/2608 en 21/2609 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2021 op het verzet van

[X], opposante

(gemachtigde: [A]).

Procesverloop

Opposante heeft tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 21 mei 2021, inzake de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016, beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 18 augustus 2021 heeft de rechtbank die beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante onder meer geen schriftelijke machtiging heeft overgelegd.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaken pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante stelt in het verzetschrift dat zij de schriftelijke machtiging had opgestuurd. Ze ging ervan uit dat de machtiging was aangekomen, omdat ze daarover niets meer van de rechtbank had vernomen. Opposante heeft bij het verzetschrift een kopie van een getekende volmacht met dagtekening 1 maart 2021 overgelegd.
4. Bij aangetekend verzonden brief van 23 augustus 2021 heeft de rechtbank opposante verzocht een kopie van het bewijs van verzending van de brief waarmee zij de machtiging aan de rechtbank zou hebben toegestuurd, over te leggen. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 24 augustus 2021 is bezorgd. Opposante heeft niet gereageerd.
5. Gesteld noch gebleken is dat het niet indienen van een schriftelijke machtiging opposante niet kan worden aangerekend. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de beroepen terecht (kennelijk) niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.