ECLI:NL:RBNHO:2021:10341

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/15/314399 / HA ZA 21-149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de kwalificatie van geldbedragen tussen twee besloten vennootschappen als lening of schenking

In deze civiele zaak, uitgesproken op 17 november 2021 door de Rechtbank Noord-Holland, staat centraal of een bedrag van € 150.000,00 dat door Eagle Holding B.V. aan F&Y Management B.V. is overgemaakt, moet worden gekwalificeerd als een lening of een schenking. Eagle Holding vordert terugbetaling van een bedrag van € 55.000,00, dat volgens haar nog niet is terugbetaald door F&Y Management. De rechtbank oordeelt dat het bedrag van € 150.000,00 is verstrekt op basis van een overeenkomst van geldlening, en niet als schenking. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder de terugbetalingen die door F&Y Management zijn gedaan en de verklaringen van betrokkenen die wijzen op een leningsovereenkomst. De rechtbank wijst de vordering van Eagle Holding tot terugbetaling van € 55.000,00 toe, waarbij F&Y Management en [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De rechtbank wijst ook de vorderingen tegen Ciynay Holding af, omdat er geen grond voor aansprakelijkheid is vastgesteld. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, en de proceskosten worden verhaald op F&Y Management en [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/15/314399 / HA ZA 21-149
Vonnis van 17 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EAGLE HOLDING B.V.,
gevestigd te Benschop,
eiseres,
advocaat mr. M.P.G.M. Gorgels te Waalwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F&Y MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CIYNAY HOLDING B.V,
gevestigd te Hendrik Ido Ambacht,
3.
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. H. Ruiter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eagle Holding en F&Y Management c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk F&Y Management, Ciynay Holding en [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
F&Y Management heeft in 2017 en 2018 geldbedragen, in totaal (voor zover in dit geschil van belang) € 225.000,00, van Eagle Holding ontvangen. Eagle Holding heeft in 2017, 2018 en 2019 van F&Y Management geldbedragen van (voor zover in dit geschil van belang) in totaal € 170.000,00 ontvangen. In deze procedure spreekt Eagle Holding F&Y Management c.s. aan tot betaling van het verschil: € 55.000,00.
Partijen discussiëren onder meer met elkaar over de vraag of de ontvangen bedragen op basis van een geldlening dan wel (deels) op basis van een schenking zijn verstrekt. Daarbij is van belang dat de (indirect) bestuurders van Eagle Holding en F&Y Management een aantal jaren een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Nadat die relatie was stukgelopen kwam Eagle Holding er naar eigen zeggen achter dat F&Y Management een hoger geldbedrag had ontvangen dan aanvankelijk de bedoeling was (namelijk € 255.000,00 in plaats van € 150.000,00) en dat nog niet alles was terugbetaald. Volgens F&Y Management c.s., daarentegen, heeft Eagle Holding een groot deel (€ 150.000,00) van de geldbedragen aan haar geschonken. De overige geldbedragen heeft F&Y Management als tijdelijk overbruggingskrediet aangewend en heeft zij bovendien al terugbetaald aan Eagle Holding, aldus nog steeds F&Y Management c.s.
De rechtbank komt tot het oordeel dat geen sprake is geweest van een schenking en dat F&Y Management en [gedaagde] jegens Eagle Holding hoofdelijk aansprakelijk zijn tot terugbetaling van € 55.000,00. Er is geen grond voor aansprakelijkheid van Ciynay Holding.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 7 juli 2021,
  • de bij brief van 28 september 2021 nagezonden producties 13 tot en met 17 van Eagle Holding,
  • de mondelinge behandeling van 12 oktober 2021, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
[betrokkene 1] is aandeelhouder en enig bestuurder van Eagle Holding.
3.2.
Ciynay Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van F&Y Management. [gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van Ciynay Holding.
3.3.
[gedaagde] en [betrokkene 1] hebben vanaf 2015 een aantal jaren een affectieve relatie met elkaar gehad.
3.4.
In de periode 2017 – 2019 hebben de volgende transacties tussen Eagle Holding en F&Y Management plaatsgevonden (waarbij in het onderstaande overzicht wordt uitgegaan van de rekening van Eagle Holding):
17-02-2017 F Y Management BV Transfer - 50.000,00
20-02-2017 F Y Management BV Transfer - 50.000,00
21-02-2017 F Y Management BV Transfer - 50.000,00
24-02-2017 F Y Management BV Transfer - 25.000,00
06-04-2017 F Y Management BV Terugbetaling – deel 20.000,00
10-04-2017 F Y Management BV Terugbetaling – deel 15.000,00
29-11-2017 F Y Management BV Transfer - 37.500,00
02-01-2018 F Y Management BV Repayment- intercompany
transaction w/ Eagle
Holding B.V. 30 Nov 2017 37.500,00
25-01-2018 F Y Management BV Transfer - 50.000,00
31-12-2018 F Y Management BV Terugbetaling – deel 50.000,00
16-07-2019 F Y Management BV Terugbetaling 004 lening
24 Feb 2017 10.000,00
16-07-2019 F Y Management BV Terugbetaling 001 lening
17 Feb 2017 30.000,00
16-07-2019 F Y Management BV Terugbetaling 003 lening
21 Feb 2017 – deel 45.000,00
3.5.
[gedaagde] heeft de affectieve relatie met [betrokkene 1] op 19 juli 2019, zes weken voor hun voorgenomen huwelijk, verbroken.
3.6.
J. E. Bartlett, [gedaagde] en [betrokkene 1] zijn (indirect) oprichters en (indirect) aandeelhouders van FCC Advisory B.V. (hierna: FCC). In het verleden waren zij ook alle drie bestuurder van FCC. Inmiddels is [gedaagde] afgetreden als bestuurder. Nadat [gedaagde] de relatie met [betrokkene 1] had verbroken heeft FCC in het najaar van 2019 [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) als strategisch adviseur ingeschakeld. Onder leiding van [betrokkene 2] zijn er verschillende gesprekken gevoerd met de drie (toenmalige) bestuurders om te onderzoeken op welke wijze FCC in de toekomst gecontinueerd kon worden. Tijdens deze gesprekken is er ook gesproken over een geldbedrag van € 150.000,00 dat F&Y Management ontvangen heeft van Eagle Holding. [betrokkene 1] schrijft daarover bij e-mail van 27 oktober 2019 aan [betrokkene 2] het volgende:
“The money for [betrokkene 6] [[gedaagde], Rechtbank] was so-that she could buy out her ex I did not want or need any onderpand or connection to her mortgage because I s§aw this as a potential for her to keep the house and the joint parenthood and because the boys were brought up there and I wanted minimal disturbance after their divorce and I saw her as my wife. I looked in [plaats] and renting was more expensive She made a contract and signed it digitally with my signature because it was a rekening courant from my Holding company (fiscal reasons).. She could also have difficulties keeping the mortgage from RABO because she did not have a high income. With the landgoed the bank did not know she also purchased [plaats].
(…)
My friends [betrokkene 3] and [betrokkene 4] Knew that I did not want the money back from [betrokkene 6] !!! (even [betrokkene 5] knew this)(…)
If [betrokkene 6] told me 2 days before the transfer I would or could not have sold the house as I could then have and keep a mortgage of 590 000 or even 545000 if the purchaser would not sue me. If she told me she would give me the 150 000 and break the relationship. Then I would have a furnished house, an office and could go alone again.”
3.7.
Bij tevens per e-mail verstuurde brief van 23 februari 2021 schrijft de advocaat van Eagle Holding aan F&Y Management t.a.v. [gedaagde]:
“Cliënte heeft in februari 2017 F&Y Management B.V. een bedrag ter lening toegezegd van € 150.000,--. De lening werd aan F&Y Management B.V. verstrekt, zodat u het deel van de eigendom van de woning te [plaats] van uw ex-echtgenoot over zou kunnen nemen. Dit bedrag is – voor zover cliënte weet – daar ook daadwerkelijk voor aangewend.
De heer [betrokkene 6] vertrouwde u het beheer over de bankrekening van cliënte volledig toe.
Gebleken is echter dat u in totaal een bedrag van € 225.000,-- naar de bankrekening van F&Y Management B.V. heeft overgemaakt. Het betreft een vijftal deelbetalingen: op 17, 20 en 21 februari 2017 is telkens een bedrag van € 50.000,-- betaald. Op 24 februari 2017 is een bedrag van € 25.000,-- en op 25 januari 2018 is nog een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt.
Cliënte verkeerde altijd in de veronderstelling dat een bedrag van € 150.000,-- op basis van een lening was verstrekt.
Van het bedrag van € 225.000,-- is in totaal € 170.000,-- terugbetaald, in zes deelbetalingen. Resteert dus een door F&Y Management B.V. nog terug te betalen bedrag van € 55.000,--.
Ik sommeer u mij uiterlijk25 februari 2021te (laten) bevestigen dat u het bedrag van € 55.000,-- vervolgen binnen één week na die bevestiging terug betaalt, op de bankrekening van cliënte, dan wel op de derdengeldenrekening van mijn kantoor.”
3.8.
Bij tevens per e-mail verstuurde brief van 24 februari 2021 heeft de advocaat van Eagle Holding ook Ciynay Holding als statutair bestuurder van F&Y Management en [gedaagde] als statutair bestuurder van Ciynay Holding aansprakelijk gesteld voor de terugbetaling van het bedrag van € 55.000,00. Tevens heeft Eagle Holding in deze brief van 24 februari 2021 aanspraak gemaakt op betaling van de wettelijke rente vanaf 16 juli 2017.
3.9.
Op 26 februari 2021 heeft Eagle Holding, na daartoe verkregen verlof, conservatoir beslag laten leggen op de bankrekeningen van F&Y Management, Ciynay Holding en [gedaagde] bij de ABN Amro bank. Het ten laste van Ciynay Holding gelegde beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 1.833,38. De overige beslagen onder de ABN Amro bank hebben geen doel getroffen. Ook heeft Eagle Holding ten laste van gedaagden conservatoir beslag laten leggen onder FCC.
3.10.
Op 10 mei 2021 heeft [betrokkene 2] een schriftelijke verklaring opgesteld over de gesprekken die in het najaar van 2019 gevoerd zijn met de toenmalige bestuurders van FCC (zie onder 3.6). Hij schrijft onder meer:

Een tweede issue was dat [betrokkene 6] [[betrokkene 1], rechtbank] erkenning zocht dat hij [gedaagde] goed geholpen en ondersteund had bij de financiele kant van [gedaagde]’s scheiding. [betrokkene 6] heeft mij daarover een email gestuurd (…)[de e-mail van 27 oktober 2019, rechtbank]
Over deze email waarin [betrokkene 6] ook nader ingaat op zijn eigen financiele issues die uit zijn scheiding voortkwamen, hebben [gedaagde], [betrokkene 6] en ik uitgebreid gesproken. Als ik mijn aantekeningen en herinneringen daarvan bekijk en overdenk heeft [betrokkene 6] het steeds over 150k gehad die hij aan [gedaagde] gegeven heeft om haar financiele scheiding op te lossen.[betrokkene 6] heeft meerdere malen gezegd dat hij deze 150k helemaal niet terug hoefde te hebben en verbaasd was dat [gedaagde] al grote delen overgemaakt had.
Of [gedaagde] en [betrokkene 6] schriftelijke contracten gesloten hebben, weet ik niet. Ik heb die in ieder geval nooit gezien.”
3.11.
Op 11 mei 2021 heeft [gedaagde] een schriftelijke verklaring opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

[betrokkene 1] heeft via de bankrekening van zijn vennootschap Eagle Holding B.V. de bedragen aan mijn vennootschap, genaamd F&Y Management B.V., overgemaakt, zodat ik de woning die ik gezamenlijk had met mijn ex-partner kon overnemen. Met andere woorden, dit geld is gegeven ter financiering van vastgoed, de woning in [plaats]. Daar waren we het samen over eens. Er waren geen enkele voorwaarden hieraan verbonden. Hij hoefde dat geld niet terug en wilde er ook geen andere dingen voor terug. Overigens hebben alle overboekingen die [betrokkene 1] via Eagle Holding B.V. aan F&Y Management B.V. heeft gedaan met deze vastgoedfinanciering te maken.
(…)
Per 29 maart 2017 heb ik mijn ex-partner uitgekocht.
(…)
Alle bedragen die [betrokkene 1] naast het bedrag van EUR 150k heeft gegeven, zijn snel daarna weer terug gestort. Deze bedragen waren ter overbrugging van interestbetalingen en aflossingen van de woning.
(…)
Ook heb ik – onder mentale / fysieke druk – een deel van de gegeven EUR 150k terugbetaald. Dat ging in totaal om 95k. [betrokkene 1] zette me onder druk om geld aan hem over te maken, anders zou hij een boete van 10% ofwel EURO 60k moeten betalen. Dat had te maken met de verkoop van en restschuld op zijn huis. Op 16 en 17 juli 2019 heeft hij hiermee een totaal bedrag van EUR 170k voor de levering van het huis in Made kunnen overmaken aan de notaris (…).
Onder zeer hoge mentale en fysieke druk heb ik toch – zonder dat we dat hadden afgesproken – een deel van de gegeven EUR 150k aan hem terugbetaald. De andere bedragen waren al terugbetaald. Dat geldt in ieder geval voor de bedragen die met de dagvaarding worden gevorderd. Ik heb die bedragen in drie betalingen terugbetaald. Dat was op 10 april 2017, 30 december 2018 en 15 juli 2019.”
3.12.
Per e-mail van 25 mei 2021 schrijft H. van Strien (hierna: Van Strien), de later door [betrokkene 1] ingeschakelde accountant aan [betrokkene 1] onder meer:
“Je vraag beantwoordend: het is wat diffuus
In de aangifte 2017 staat een post “Overige vorderingen” van € 235.046, maar ik kon -toen- niet goed traceren waar dat bedrag op sloeg
Bij het opmaken van de cijfers over 2017, 2018 en 2019 kon ik wel vaststellen dat de vordering op F&Y management zou zijn:
Op 31 12 2017 € 177.500
Op 31 12 2018 € 140.000
Op 31 12 2019 € 55.000
Zo zijn ze in de aangiften verwerkt.”
3.13.
Per e-mail van 26 mei 2021 schrijft [betrokkene 2] aan de advocaat van F&Y Management c.s. dat hij zijn verklaring van 10 mei 2021 (opgenomen onder 3.10) wil intrekken of aanvullen, omdat zijn verklaring onvolledig is en niet bijdraagt aan het volledige verhaal. Hij schrijft:
“Ik moet de verklaring van mezelf intrekken omdat ik vind dat, na lezing van jullie processtuk, mijn verklaring onvolledig is en niet bijdraagt aan het volledige verhaal. Ik heb mijn verklaring afgegeven om de stelling van Eagle dat dit diefstal van [gedaagde] was te weerleggen. Echter, [gedaagde] heeft in diverse besprekingen verteld dat dit een lening vanuit Eagle was en dat het landgoed aangekocht is als gezamenlijke huisvesting en bezitting. Ik vind dat deze aspecten niet in jullie processtuk meegenomen worden en dat mijn verklaring dusdanig misbruikt wordt dat ik deze verklaring wil terugtrekken of anders aanvullen met de verdere relevante feiten.”
3.14.
Bij incidenteel vonnis van 7 juli 2021 heeft de rechtbank Eagle Holding geboden de conservatoire beslagen onder FCC ten laste van Ciynay Holding en [gedaagde] op te heffen.
3.15.
[betrokkene 5] heeft op 25 mei 2021 een schriftelijke verklaring opgesteld die hij op 28 september 2021 heeft aangevuld. In die verklaring staat onder meer dat [gedaagde] wist dat het om een geldlening zou gaan.
“Voor de aankoop van [plaats] kwam [gedaagde] eigen geld te kort.Zij heeft zichzelf toegang verschaft tot de bankrekening van Eagle Holding B.V. en middels een aantal bankoverschrijvingen de benodigde gelden overgeboekt van de bankrekening van Eagle Holding B.V. ten gunste van F&Y Management B.V. Ik ga hier ervan uit dat dit met toestemming van [betrokkene 6] [[betrokkene 1], rechtbank] heeft plaatsgevonden en dat voorafgaand aan de overboeking de geldlening overeenkomst is opgemaakt, waarin begrepen de zekerheden, de periode en de rentevergoeding. Dit is een vereiste van de belastingdienst.
Ze wist en wilde altijd dat dit een geldlening zou zijn. Nooit heeft zij in al die jaren tot de afgelopen maanden gesproken over iets anders dan een geldlening.”
[betrokkene 5] heeft in zijn verklaring een e-mail van [gedaagde] van 23 februari 2021 integraal opgenomen. In die e-mail reageert [gedaagde] op een e-mail van 23 februari 2021 van de advocaat van Eagle Holding (naar de rechtbank aanneemt de e-mail met de onder 3.7 aangehaalde ingebrekestelling), en schrijft zij aan [betrokkene 5] en aan [betrokkene 2]:
“Ter informatie – het gaat over de lening tussen Eagle Holding B.V. en F&Y Management B.V.
Ps. Ik vermoed dat er geld op de rekening van FCC staat. Dat is goed!”
[betrokkene 5] schrijft in zijn verklaring verder onder meer:
In juli 2019 vertelde ze [[gedaagde], rechtbank] mij dat zij gelukkig Eagle Holding B.V. de volledige geldlening heeft terugbetaald.
In 2020 (…) heb ik [gedaagde] de volgende vraag gesteld,
“hoe heb je de lening kunnen terugbetalen” antwoorden ze:
“Ik heb niet alles kunnen terugbetalen, ik had eenvoudig het geld daarvoor niet. Maar [betrokkene 6] moet er eerst maar achterkomen.”
(…)
In een telefonisch contact [met [gedaagde], rechtbank] (…) heb ik nogmaals uit de doeken gedaan waarom ik geen verklaring kan geven. Allereerst heb ik en ben niet aanwezig geweest bij eventuele gesprekken. Verder en dat wil ik wel verklaren en heb dit ook haar expliciet verteld dat [betrokkene 6] altijd bedoeld heeft dat als jullie straks getrouwd zijn dan is alles één grote hoop. De plussen en minnen worden dan gedeeld.”

4.Het geschil

4.1.
Eagle Holding vordert – verkort weergegeven –, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van F&Y Management c.s. tot betaling van:
I. € 55.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente,
II. buitengerechtelijke incassokosten,
III. proces- en nakosten, alsmede de beslagkosten begroot op € 2.202,70.
4.2.
De rechtbank begrijpt de stellingen van Eagle Holding zoals nader toegelicht ter terechtzitting aldus dat Eagle Holding primair aan haar hoofdvordering ten grondslag legt dat F&Y Management en [gedaagde] (toerekenbaar) tekortkomen in de nakoming van een met Eagle Holding gesloten overeenkomst van geldlening. [gedaagde] mocht volgens afspraak met haar vennootschap F&Y Management € 150.000,00 van Eagle Holding lenen, zodat [gedaagde] haar echtscheiding met haar toenmalige echtgenoot kon afwikkelen en het huis in [plaats] kon kopen. [gedaagde] heeft vervolgens in delen een bedrag, van niet € 150.000,00 maar € 225.000,00, overgeboekt naar de bankrekening van haar vennootschap F&Y Management. Een bedrag van € 75.000,00 is dus zonder instemming en zonder medeweten van Eagle Holding naar F&Y Management overgeboekt. Eagle Holding is er later achter gekomen dat van het bedrag van € 225.000,00 een bedrag van € 55.000,00 niet is terugbetaald.
Subsidiair legt Eagle Holding aan haar hoofdvordering ten grondslag dat F&Y Management, Ciynay Holding en [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld door bovenop het geleende bedrag nog een bedrag van € 75.000,00 van Eagle Holding te onttrekken en dit bedrag niet terug te betalen.
Voor Ciynay Holding en [gedaagde] geldt volgens Eagle Holding bovendien dat hen als (indirect) bestuurders van F&Y Management een persoonlijk ernstig verwijt is te maken. [gedaagde] is volgens Eagle Holding bovendien ook rechtsreeks aansprakelijk jegens Eagle Holding op grond van onrechtmatige daad.
Meer subsidiair doet Eagle Holding een beroep op ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling.
4.3.
F&Y Management c.s. betwisten de vorderingen en voeren aan dat van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van geldlening geen sprake is, omdat het bedrag van € 150.000,00 door Eagle Holding is geschonken aan F&Y Management, zodat [gedaagde] het aandeel in de woning van haar ex-echtgenoot kon overnemen. Onder druk van [betrokkene 1] heeft [gedaagde] – zonder daartoe verplicht te zijn – € 95.000,00 van dat bedrag terugbetaald. Het bedrag van € 75.000,00 dat F&Y Management daarnaast nog ontvangen heeft, staat los van de schenking van € 150.000,00. Ook dit bedrag is met instemming van [betrokkene 1] en Eagle Holding aan F&Y management overgemaakt en is al in deelbetalingen van 10 april 2017, 30 december 2018 en 15 juli 2019 terugbetaald, zodat Eagle Holding niets meer te vorderen heeft van F&Y Management. Verder heeft Eagle Holding volgens F&Y Management c.s. geen deugdelijke ingebrekestelling gestuurd. Bovendien, zo voert F&Y Management aan, heeft zij Eagle Holding meer terugbetaald dan waartoe zij verplicht was, zodat zij een beroep kan doen op verrekening.
Tot slot kunnen Ciynay Holding als bestuurder van F&Y Management en [gedaagde] op haar beurt als bestuurder van Ciynay Holding niet aansprakelijk gehouden worden voor de schade van Eagle Holding, omdat F&Y Management niet als bestuurder van een andere rechtspersoon is aangesproken. Artikel 2:11 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is daarom niet van toepassing, aldus F&Y Management c.s.

5.De beoordeling

5.1.
De overgeboekte bedragen die in dit geding ter discussie staan bestaan uit twee delen: 1) de bedragen van in totaal € 150.000,00 voor de overboeking waarvan Eagle Holding – onbetwist – toestemming heeft gegeven, in die zin dat het volgens haar een overeenkomst van geldlening betrof, en 2) de bedragen van in totaal € 75.000,00 die daarbovenop nog naar F&Y Management zijn overgemaakt, waar Eagle Holding – naar eigen zeggen – niets van wist.
Hierna zal eerst de vraag worden besproken of de € 150.000,00 door Eagle Holding ter leen is verstrekt aan F&Y Management en/of [gedaagde] dan wel door Eagle Holding aan F&Y Management en/of [gedaagde] is geschonken. De vraag of het bedrag van € 75.000,00 is terugbetaald, zoals F&Y Management c.s. aanvoeren, komt daarna aan de orde. Ten slotte zal worden stilgestaan bij de rol van Ciynay Holding en [gedaagde] als (indirect) bestuurders van F&Y Management.
Het bedrag van € 150.000,00 is ten titel van geldlening en niet als schenking verstrekt
5.2.
Eagle Holding beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stelling dat zij het bedrag van € 150.000,00 op basis van een overeenkomst van geldlening aan F&Y Management en – zo maakt de rechtbank op uit de stellingen van Eagle Holding gelezen in hun onderling verband en samenhang – aan [gedaagde] heeft verstrekt. F&Y Management c.s. hebben die stelling gemotiveerd betwist. In overeenstemming met de hoofdregel van bewijslastverdeling die in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is neergelegd, volgt dat de stelplicht en bewijslast van de door haar gestelde overeenkomst van geldlening op Eagle Holding rust. Dat F&Y Management zich, in het kader van haar betwisting op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een schenking, brengt niet mee dat zij daarvan de bewijslast draagt.
5.3.
Het antwoord op de vraag wat partijen zijn overeengekomen en wie de partijen zijn bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen tegen elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort onder meer de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (vgl. HR 29-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1615).
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Eagle Holding gemotiveerd en onderbouwd uiteen gezet dat sprake is van een overeenkomst van geldlening en hebben F&Y Management c.s. deze stelling van Eagle Holding, dat het bedrag van € 150.000,00 aan F&Y Management en [gedaagde] op basis van een lening is verstrekt, in het licht van de stellingen van Eagle Holding onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering komt de rechtbank daarom niet toe. De rechtbank licht dit hierna toe.
5.5.
Ten eerste wijzen de (terug)betalingen door F&Y Management aan Eagle Holding veeleer op een overeenkomst van geldlening dan een overeenkomst van schenking.
Eagle Holding heeft op 16 juli 2019 drie betalingen van F&Y Management ontvangen die alle drie in de omschrijving vermelden dat het om terugbetaling van een lening gaat:
“Terugbetaling 004 Lening 24 Feb 2017”,
Terugbetaling 001 Lening 17 Feb 2017” en “
Terugbetaling 003 Lening 21 Feb 2017 - deel”. Twee van deze bedragen zijn dus gekoppeld aan de bedragen die Eagle Holding op 17 en 21 februari 2017 aan F&Y Management – volgens F&Y Management c.s. – geschonken zou hebben. Dat F&Y Management bij deze overboekingen, evenals bij de derde overboeking, de omschrijving “terugbetaling lening” heeft gebezigd, valt niet te rijmen met de stelling van F&Y Management c.s. dat het om een schenking zou gaan en bevestigt de juistheid van de stelling van Eagle Holding dat zij het bedrag van € 150.000,00 op basis van een overeenkomst van geldlening heeft verstrekt.
5.6.
Ten tweede wijzen ook de in het geding gebrachte verklaringen en e-mails veeleer op een overeenkomst van geldlening dan een overeenkomst van schenking. [betrokkene 2] heeft in zijn onder 3.13 aangehaalde e-mail van 26 mei 2021 onder meer verklaard dat [gedaagde] in diverse besprekingen heeft verteld dat het om een lening vanuit Eagle Holding ging. Dit strookt met de onder 3.15 aangehaalde verklaring van [betrokkene 5] van 25 mei en 28 september 2021, waarin [betrokkene 5] immers onder meer verklaart dat [gedaagde] ‘in al die jaren tot de afgelopen maanden’ nooit heeft gesproken over iets anders dan een geldlening. In zijn verklaring heeft [betrokkene 5] bovendien een e-mail van [gedaagde] geciteerd die bevestigt dat ook [gedaagde] uitging van een overeenkomst van geldlening. Ook heeft [betrokkene 5] verklaard over een gesprek met [gedaagde] in 2020 waarin [gedaagde] volgens [betrokkene 5] heeft verklaard dat zij de lening niet volledig heeft terugbetaald en dat het aan [betrokkene 1] is om daarachter te komen. Dit alles heeft F&Y Management c.s. niet gemotiveerd betwist.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat gelet op dit alles uit het gebruik van het woord ‘gegeven’ in de verklaring van [betrokkene 2] van 10 mei 2021 ook niet worden afgeleid dat het om een overeenkomst van geldlening ging. Kennelijk gebruikte [betrokkene 2] het woord ‘gegeven’ in de zin van ‘overgemaakt’.
5.7.
Ook de onder 3.12 aangehaalde e-mail van Van Strien aan [betrokkene 1] wijst in de richting van een overeenkomst van geldlening. Uit deze e-mail is immers af te leiden dat in de aangiften IB van Eagle Holding over de jaren 2017, 2018 en 2019 vorderingen op F&Y Management zijn verwerkt, die overeenkomen met het saldo van de over en weer onder 3.4 aangehaalde overgemaakte bedragen. Zou het bedrag van € 150.000,00 werkelijk geschonken zijn, zoals F&Y c.s. stellen, dan zou dit niet meegenomen zijn in deze vorderingen. Bovendien had het dan voor de hand gelegen dat er aangifte schenkingsbelasting zou zijn gedaan. Tussen partijen staat vast dat dit niet is gedaan.
5.8.
Dat [betrokkene 1] in zijn e-mail van 27 oktober 2019 heeft verklaard dat hij het geld helemaal niet terug hoefde, verandert de zaak niet. Ook het feit dat [betrokkene 1] ter zitting desgevraagd heeft verklaard niet meer zeker te weten of hij met [gedaagde] heeft besproken dat zij uiteindelijk het geld wel moest terugbetalen, kan in de gegeven omstandigheden niet tot een ander oordeel leiden. Ook als partijen niet expliciet met elkaar de termijn(en) van terugbetaling hebben besproken, maakt dit immers niet dat er geen sprake kan zijn van een lening. De bedoeling van partijen om een overeenkomst van geldlening te sluiten kan ook afgeleid worden uit andere gedragingen, feiten en omstandigheden. Vooral in dit geval, en gegeven de context waarin partijen opereerden, waar vaststaat dat partijen veel en intensief met elkaar omgingen en van plan waren te gaan trouwen en te gaan wonen op het door [gedaagde] gekochte landgoed is het niet vreemd dat [betrokkene 1] uitlatingen heeft gedaan die erop neerkwamen dat hij niet van plan was aanspraak te maken op zijn recht op terugbetaling. De achtergrond van deze intentie komt ook naar voren in de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 5]. [betrokkene 2] verklaart immers dat het landgoed was aangekocht als gezamenlijke huisvesting en bezitting en [betrokkene 5] verklaart dat [betrokkene 1] altijd bedoeld heeft dat als [betrokkene 1] en [gedaagde] getrouwd zouden zijn ‘alles één grote hoop’ zou zijn en ‘de plussen en minnen’ dan gedeeld zouden worden. Dat maakt echter – gelet op de feiten en omstandigheden zoals hiervoor beschreven – niet dat sprake is van een schenkingsovereenkomst. Nu partijen uiteindelijk niet zijn getrouwd kan F&Y Management c.s. er uiteraard geen beroep op doen dat zij ervan uit mochten gaan dat de geleende bedragen niet hoefden te worden terugbetaald noch op rechtsverwerking.
Dat [betrokkene 1] wel degelijk is uitgegaan van een overeenkomst van geldlening blijkt tot slot uit het gegeven dat hij in zijn onder 3.6 aangehaalde e-mail van 27 oktober 2019 aan [betrokkene 2] schrijft dat hij geen onderpand wilde en dat hij in deze e-mail schrijft over een rekening courant. Dergelijke mededelingen zouden zonder betekenis zijn als het om een schenking ging.
5.9.
Daarbij komt nog dat [gedaagde] in haar schriftelijke verklaring van 11 mei 2021 niets heeft verklaard over de (terug)betaling van 6 april 2017 en het gegeven dat zij – zoals zij ter zitting desgevraagd heeft verklaard – uiteindelijk maar € 130.000,00 van Eagle Holding nodig had om de woning te kunnen financieren. In haar schriftelijke verklaring heeft [gedaagde] verklaard dat zij onder zeer hoge mentale en fysieke druk van [betrokkene 1] toch een groot deel, namelijk € 95.000,00, van het, volgens haar, geschonken bedrag van € 150.000,00 heeft terugbetaald. Los van het gegeven dat de door [gedaagde] gestelde druk niet concreet gebleken is en voor de terugbetaling van 6 april 2017 ook in het geheel niet is onderbouwd, valt haar schriftelijke verklaring op dat punt niet te verenigen met haar stelling dat de terugbetaling die zij op 6 april 2017 deed werd ingegeven doordat zij uiteindelijk een lager bedrag van Eagle Holding nodig had voor de overname van haar woning.
5.10.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag wie de partijen bij de overeenkomst van geldlening zijn. Zoals onder 4.2 overwogen begrijpt de rechtbank de stellingen van Eagle Holding zoals nader toegelicht ter terechtzitting aldus dat Eagle Holding primair aan haar hoofdvordering ten grondslag legt dat F&Y Management èn [gedaagde] (toerekenbaar) tekortkomen in de nakoming van een tussen hen met Eagle Holding gesloten overeenkomst van geldlening. Eagle Holding heeft immers aangevoerd dat [gedaagde] volgens afspraak met haar vennootschap F&Y Management € 150.000,00 van Eagle Holding mocht lenen, met als doel dat [gedaagde] haar echtscheiding met haar toenmalige echtgenoot kon afwikkelen en de woning in [plaats] kon kopen. De verklaringen en e-mails van [betrokkene 2], [betrokkene 1], [gedaagde] en [betrokkene 5] bevestigen dat [gedaagde] partij was bij de overeenkomst van geldlening. Hierin wordt [gedaagde] immers aangeduid als ontvanger van de ‘150k’ en ook als degene op wie een terugbetalingsverplichting rust / die heeft terugbetaald.
Hoewel de geldlening, kennelijk - zo maakt de rechtbank uit de stellingen van partijen op - vanwege fiscale redenen via de vennootschappen verliep, staat bovendien vast dat de lening inderdaad bedoeld was om de privéschuld uit de echtscheiding van [gedaagde] te voldoen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en context, een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, mag ervanuit worden gegaan dat [gedaagde] in persoon naast F&Y Management partij is bij de geldleningsovereenkomst.
5.11.
Uit al deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat met betrekking tot het bedrag van € 150.000,00 sprake is van een overeenkomst van geldlening tussen enerzijds Eagle Holding en anderzijds F&Y Management en [gedaagde] in persoon, zodat er op hen jegens Eagle Holding een hoofdelijke terugbetalingsverplichting rust. Het door F&Y Management gevoerde verweer dat haar een recht op verrekening toekomt, kan dan ook niet slagen.
De additioneel ontvangen bedragen ter hoogte van € 75.000,00
5.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat F&Y Management op 24 februari 2017 een bedrag van € 25.000,00 en op 25 januari 2018 een bedrag van € 50.000,00 van Eagle Holding heeft ontvangen. Volgens [gedaagde] dienden deze bedragen als overbruggingskrediet totdat zij haar management fee vanuit FCC en/of dividenden uitbetaald kreeg en gebruikte zij de bedragen om tijdig aan haar verplichtingen ten aanzien van haar woning in [plaats] te kunnen voldoen. Het antwoord op de vraag of de bedragen met of zonder medeweten en toestemming van [betrokkene 1], althans Eagle Holding, zijn overgeboekt kan in het midden blijven. F&Y Management c.s. hebben zich namelijk op het standpunt gesteld dat de op 24 februari 2017 en 25 januari 2018 overgeboekte bedragen al aan Eagle Holding zijn terugbetaald. Daarmee erkennen F&Y Management c.s., die zich voor deze terugbetaling niet op verrekening beroepen, dat in ieder geval op F&Y Management, die de betalingen gedaan heeft, een terugbetalingsverplichting rust(te) jegens Eagle Holding. De vraag of Ciynay Holding en [gedaagde] naast F&Y Management aansprakelijk zijn voor terugbetaling van dit additionele bedrag van € 75.000,00 kan in het midden blijven, omdat dit additionele bedrag is terugbetaald. De rechtbank licht dit hierna toe.
Toerekening van de terugbetaalde bedragen
5.13.
F&Y Management c.s. hebben als verweer aangevoerd dat het volledige bedrag van € 75.000,00 met de deelbetalingen op 10 april 2017, 31 december 2018 en 16 juli 2019 door F&Y Management aan Eagle Holding is terugbetaald. Volgens Eagle Holding zien de bijschrijvingen van 10 april 2017 en 16 juli 2019 op het bedrag van € 25.000,00 dat F&Y Management op 24 februari 2017 heeft overgemaakt en ziet de bijschrijving van
€ 50.000,00 op 31 december 2018 op het bedrag van € 50.000,00 dat Eagle Holding op 25 januari 2018 heeft overgemaakt. De rechtbank zal gelet op dit verweer ingaan op de vraag op welke deel van de vordering van in totaal € 225.000,00 de door F&Y Management gedane betalingen van in totaal € 170.000,00 in mindering strekken.
5.14.
Indien een schuldenaar bij een betaling aanwijst op welke verbintenis die betaling ziet, dan strekt die betaling op grond van artikel 6:43 lid 1 BW in beginsel (tenzij de schuldeiser een andere volgorde voor de toerekening aanwijst) in mindering op die vordering. De rechtbank constateert dat F&Y Management alleen voor de betalingen die Eagle Holding op 16 juli 2019 heeft ontvangen bij betaling heeft aangewezen aan welke bedragen zij moeten worden toegerekend, te weten: € 10.000,00 aan het op 24 februari 2017 overgemaakte bedrag, € 30.000,00 aan het op 17 februari 2017 overgemaakte bedrag en € 45.000,00 aan het op 21 februari 2017 overgemaakte bedrag. Aangezien Eagle Holding de betalingen niet heeft geweigerd en geen andere volgorde van toerekening heeft aangewezen strekken deze betalingen in mindering op de aangewezen bedragen.
5.15.
Voor de overige terugbetalingen heeft F&Y Management bij betaling niet aangewezen aan welke bedragen zij moeten worden toegerekend; deze betalingen, van 6 april 2017 (€ 20.000,00), 10 april 2017 (€ 15.000,00) en 31 december 2018 (€ 50.000,00) vermelden alle drie
‘Terugbetaling - deel’.
Op grond van artikel 6:43 lid 2 BW geschiedt bij gebreke van een aanwijzing bij de betaling van een verbintenis waaraan de betaling kan worden toegerekend, de toerekening in de eerste plaats op de opeisbare verbintenissen. Zijn er ook dan nog meer verbintenissen waarop de toerekening zou kunnen plaatsvinden, dan geschiedt deze in de eerste plaats op de meest bezwarende en zijn de verbintenissen even bezwarend, op de oudste.
Aangezien gesteld noch gebleken is dat voor de terugbetaling van de door Eagle Holding aan F&Y Management betaalde bedragen een tijdstip voor nakoming was overeengekomen, moet het ervoor worden gehouden dat alle verbintenissen op grond van artikel 6:38 BW terstond opeisbaar waren.
5.16.
Over het op 6 april 2017 door F&Y Management aan Eagle Holding betaalde bedrag van € 20.000,00 heeft [gedaagde], mede namens F&Y Management, ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij dat bedrag terugbetaald heeft, omdat bleek dat zij voor de overname van haar woning uiteindelijk een hogere lening kon afsluiten bij de bank, zodat zij van Eagle Holding uiteindelijk (maar) € 130.000,00 nodig had in plaats van de toegezegde € 150.000,00. Kennelijk beschouwde zij de verbintenis tot terugbetaling van het – achteraf – te veel geleende bedrag van € 20.000,00 als de meest bezwarende. De rechtbank zal deze betaling daarom toerekenen aan de door Eagle Holding gedane betalingen op grond van de overeenkomst van geldlening, en wel aan de oudste betaling, die van 17 februari 2017.
5.17.
De terugbetaling van € 15.000,00 van 10 april 2017 ziet volgens F&Y Management c.s. op het door Eagle Holding op 24 februari 2017 aan F&Y Management overgeboekte bedrag en de terugbetaling van € 50.000,00 van 31 december 2018 op het door Eagle Holding op 25 januari 2018 overgemaakte bedrag. Deze terugbetalingen zijn volgens F&Y Management c.s. dus toe te rekenen aan de bedragen die optellen tot € 75.000,00 die F&Y Management bovenop het bedrag van € 150.000,00 ontvangen heeft. Kennelijk beschouwde F&Y Management c.s. de terugbetalingsverplichting met betrekking tot deze additionele bedragen als de meest bezwarende. Dat ligt ook voor de hand omdat gesteld noch gebleken is dat aan deze bedragen een titel of overeenkomst ten grondslag lag. De rechtbank zal deze betalingen daarom toerekenen aan de op 24 februari 2017 en 25 januari 2018 door Eagle Holding overgeboekte bedragen.
5.18.
Een en ander leidt tot de tussenconclusie dat de additionele bedragen van € 75.000,00 zijn terugbetaald. Anders dan F&Y Management c.s. betogen leidt dit evenwel niet tot afwijzing van het gevorderde. Vast staat immers dat van het geleende bedrag van € 150.000,00 nog een bedrag van € 55.000,00 openstaat. F&Y Management en [gedaagde] zijn jegens Eagle Holding hoofdelijk aansprakelijk tot terugbetaling van dit bedrag. De vordering tot hoofdelijke veroordeling van € 55.000,00 is daarom toewijsbaar jegens F&Y Holding en [gedaagde].
Ciynay Holding ook aansprakelijk? Bestuurdersaansprakelijkheid
5.19.
Eagle Holding heeft Ciynay Holding aangesproken uit hoofde van haar statutair bestuurderschap van F&Y Management. Ciynay Holding had het volgens Eagle Holding in haar macht om het teveel betaalde bedrag terug te betalen en heeft dat niet gedaan. Dit levert volgens Eagle Holding een persoonlijk ernstig verwijt op. Ook [gedaagde] is op grond van artikel 2:11 BW als bestuurder van Ciynay Holding hiervoor aansprakelijk volgens Eagle Holding.
5.20.
Naast aansprakelijkheid van de vennootschap bestaat ruimte voor aansprakelijkheid van een (rechtspersoon) bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft of onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden (het zogenoemde Beklamelcriterium). Gesteld noch gebleken is dat daarvan in de onderliggende procedure sprake is. Zonder nadere toelichting en onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat Cinay Holding en [gedaagde] in hun hoedanigheid van (indirect) bestuurder van F&Y Management verwijtbaar hebben gehandeld jegens Eagle Holding.
5.21.
Voor zover Eagle Holding nog volhardt in haar betoog dat artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van F&Y Management meebrengt dat de bestuurders van F&Y Management mede aansprakelijk zijn, herhaalt de rechtbank hetgeen in het incidentele vonnis van 7 juli 2021 is overwogen, namelijk dat F&Y Management niet aansprakelijk is in hoedanigheid van bestuurder van een rechtspersoon, zodat artikel 2:11 BW niet van toepassing is.
5.22.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen ten aanzien van Ciynay Holding en [gedaagde] in hoedanigheid van bestuurder daarom worden afgewezen. Dit laat onverlet dat [gedaagde] uit eigen hoofde aansprakelijk is. Zij is immers partij is bij de overeenkomst van geldlening.
Wettelijke rente
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 55.000,00 zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, omdat Eagle Holding in haar brief gericht aan F&Y Management en [gedaagde] van 23 februari 2021 geen aanspraak op de wettelijke rente heeft gemaakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.24.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Eagle Holding heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskosten
5.25.
F&Y Managment en [gedaagde] in persoon zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De beslagkosten zijn toewijsbaar, met uitzondering van de beslagkosten die ten laste van Ciynay Holding zijn gemaakt. De rechtbank begroot de deurwaarderskosten gemoeid met de ten laste van F&Y Management en [gedaagde] gelegde beslagen op € 1.068,94. De kosten aan de zijde van Eagle Holding worden begroot op:
- dagvaarding € 95,03
- griffierecht 2.076,00
- beslagkosten 1.068,94
- salaris advocaat
2.228,00(2 punten × tarief € 1.114,00 )
Totaal € 5.467,97
5.26.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Vonnis uitvoerbaar bij voorraad
5.27.
Aan het bezwaar dat F&Y Management c.s. hebben gemaakt tegen uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis gaat de rechtbank voorbij. Het vermeende restitutierisico aan de zijde van Eagle Holding is niet onderbouwd noch anderszins komen vast te staan.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt F&Y Management en [gedaagde] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Eagle Holding te betalen een bedrag van € 55.000,00 (vijfenvijftigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 12 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt F&Y Management en [gedaagde] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Eagle Holding tot op heden begroot op € 5.467,97 te betalen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt F&Y Management en [gedaagde] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: