ECLI:NL:RBNHO:2021:10288
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning voor het kalenderjaar 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van Cocensus vastgestelde waarde van € 737.000 en had bezwaar aangetekend. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 22 oktober 2021 werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook een vertegenwoordiger had. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2019 € 731.000 moest zijn, en verlaagde de aanslag onroerende-zaakbelasting dienovereenkomstig. Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.726,26 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.