ECLI:NL:RBNHO:2021:10101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
C/15/320514 / HA RK 21/187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en oplegging wrakingsverbod wegens misbruik van rechtsmiddel

Op 3 november 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen de kantonrechter mr. J.J. Dijk. Verzoekster had op 22 september 2021 schriftelijk verzocht om wraking, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek ongegrond was. De wrakingskamer stelde vast dat verzoekster meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die elke redelijke grondslag ontbeerden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2021 heeft verzoekster, de kantonrechter en de wederpartij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster, die onder andere vrees voor vooringenomenheid en partijdigheid aanvoerde, niet gegrond bevonden. De wrakingskamer heeft benadrukt dat de kantonrechter niet partijdig was en dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van objectieve partijdigheid. De wrakingskamer heeft ook artikel 39 lid 4 Rv toegepast, wat betekent dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLANDFout! De documentvariabele ontbreekt.
/Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Fout! Dedocumentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C / 15 / 320514 / HA RK 21/187
Beslissing van 3 november 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster]gevestigd te [verzoekster]
verzoekster
hierna te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: drs. K. Aachboun
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.J. Dijk
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 22 september 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige zaak tussen [verzoekster] en [naam wederpartij] (de wederpartij in de hoofdzaak) met als zaaknummer: 9072065 \ CV EXPL 21-1504 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.2.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Verzoekster heeft bij brief van 7 oktober 2021 haar wrakingsgronden uitgebreid. De rechter heeft daar schriftelijk op gereageerd.
1.4.
Bij e-mail van 19 oktober 2021 heeft verzoekster de rechtbank geïnformeerd dat haar gemachtigde verhinderd is om de voor 28 oktober 2021 geplande mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bij te wonen.
1.5.
Bij e-mail van 21 oktober 2021 heeft de wrakingskamer aan verzoekster bericht dat haar verzoek tot verplaatsing van de mondelinge behandeling is afgewezen. Verzoekster heeft daar in een e-mail van 25 oktober 2021 op gereageerd, waarna bij e-mail van 26 oktober 2021 namens de wrakingskamer aan verzoekster is bericht dat de geplande mondelinge behandeling doorgang zal hebben.
1.6.
Op 26 oktober 2021 heeft de wederpartij in de hoofdzaak schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.7.
Verzoekster heeft op 26 oktober 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de leden van de wrakingskamer (mrs. R.H.M. Bruin, C.A.M. van der Heijden en Th.S. Röell).
1.7.
Bij e-mail van 27 oktober 2021 heeft de wrakingskamer aan verzoekster bericht dat de wrakingskamer dit verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling laat.
1.8.
Bij brief van 27 oktober 2021 heeft verzoekster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam tegen de beslissing van de wrakingskamer van 27 oktober 2021. Verzoekster heeft in deze brief ook de wrakingskamer gewraakt vanwege de beslissing van de wrakingskamer op het wrakingsverzoek van 26 oktober 2021.
1.9.
Op 28 oktober 2021 om 15.00 uur heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van de kantonrechter plaatsgevonden. Verzoekster, de kantonrechter en de wederpartij hebben geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om op deze mondelinge behandeling te worden gehoord. De rechtbank heeft tot de mondelinge behandeling op 28 oktober 2021 geen bericht van het gerechtshof Amsterdam ontvangen dat al op het hoger beroep van verzoekster zou zijn beslist. De rechtbank heeft daarop het onderzoek in de wrakingszaak gesloten.
1.10.
Bij e-mail van heden heeft verzoekster het lid van de wrakingskamer mr. Th. S. Röell gewraakt. De wrakingskamer laat ook dit wrakingsverzoek buiten behandeling omdat aan het verzoek geen (veronderstelde) gedragingen van mr. Röell zelf ten grondslag zijn gelegd en het verzoek bovendien tardief is. Ook bij deze wraking is derhalve sprake van misbruik van het wrakingsinstrument.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
De navolgende gedragingen/uitlatingen van de kantonrechter tijdens en na de mondelinge behandeling in de hoofdzaak op 21 september 2021 legt verzoekster ten grondslag aan haar vrees voor vooringenomenheid en/of (schijn van) van partijdigheid bij de kantonrechter, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Ten eersteheeft de rechter niet een door verzoekster nog aangekondigd expertiserapport van Anti Pest Control (hierna: APC) willen afwachten, welke expert verzoekster heeft ingeschakeld om haar stelling over muizenoverlast in de door wederpartij in de hoofdzaak aan haar in gebruik gegeven kantoorruimten concreter te kunnen onderbouwen. De rechter stelde, aldus verzoekster, ter zitting namelijk vast dat verzoekster de muizenoverlast onvoldoende concreet heeft toegelicht. Daarmee is de rechter volgens verzoekster op de zaken vooruitgelopen.
Ten tweedeheeft de rechter volgens verzoekster de onterechte en aantoonbaar onjuiste conclusie getrokken dat de door verzoekster geëiste schadevergoeding slechts € 50.651,09 zou bedragen, waardoor het door verzoekster gelegde beslag vexatoir zou zijn.
Ten derdeheeft de rechter nagelaten partijen de gang op te sturen om te bezien of een minnelijke regeling mogelijk was, terwijl verzoekster meerdere keren kenbaar had gemaakt daarvoor open te staan.
Ten vierdeheeft de rechter onnodig excuses aan de wederpartij in de hoofdzaak aangeboden omdat zij veel meer vragen aan verzoekster dan aan de wederpartij in de hoofdzaak heeft gesteld.
Ten vijfdeheeft de rechter, nadat de hoofdzaak op grond van artikel 37 lid 5 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) was geschorst, volgens verzoekster in strijd met die bepaling alsnog het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ondertekend.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De kantonrechter berust niet in de wraking. Zij stelt zich op het standpunt, dat zij niet partijdig is maar ook op geen enkele wijze een objectief en gerechtvaardigde vrees aangaande vooringenomenheid en/of (schijn van) partijdigheid heeft gewekt, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Ten aanzien van de eerste wrakingsgrondvoert zij aan dat de beslissing om verzoekster niet meer de gelegenheid te geven een expertiserapport van APC (dat eind november of begin december 2021 gereed zou komen) in het geding te brengen, een procesbeslissing is die geen grond voor wraking kan zijn. Zij wijst er op dat zij die beslissing heeft genomen vanwege de goede procesorde en om onredelijke vertraging van het proces in de hoofdzaak te voorkomen.
Ten aanzien van de tweede wrakingsgrondbetwist zij dat zij ter zitting conclusies heeft getrokken of geuit over de rechtmatigheid van het door verzoekster gelegde beslag. Zij voert aan slechts de stelling van de wederpartij in de hoofdzaak, dat het beslag vexatoir zou zijn, aan verzoekster te hebben voorgehouden zodat hij daarop kon reageren.
Ten aanzien van de derde wrakingsgrondgeeft zij aan te hebben onderzocht of schikking mogelijk was, maar dat de wederpartij in de hoofdzaak op de vraag of partijen hiervoor openstonden, duidelijk te kennen heeft gegeven niet open te staan voor een minnelijke regeling. Gelet daarop achtte zij het niet zinvol om partijen de gang op te sturen om een schikking te beproeven.
Ten aanzien van de vierde wrakingsgrondheeft zij toegelicht dat zij tijdens zittingen in verband met het beginsel van hoor en wederhoor probeert de tijd en aandacht evenwichtig tussen beide partijen te verdelen. In deze zaak heeft zij aanzienlijk meer vragen aan verzoekster gesteld dan aan de wederpartij in de hoofdzaak. Die constatering heeft zij aan de wederpartij in de hoofdzaak op de zitting benoemd.
Ten aanzien van de vijfde wrakingsgrondheeft de kantonrechter zich op het standpunt gesteld dat de schorsing van de behandeling van de hoofdzaak niets afdoet aan de bevoegdheid om een proces-verbaal, dat slechts een weergave van de mondelinge behandeling is, te ondertekenen, omdat het een handeling is die geen uitstel duldt.

4.De beoordeling

De verzoeken tot wraking van de wrakingskamer
4.1.
Na de beslissing van de wrakingskamer op 21 oktober 2021 om de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 28 oktober 2021 te handhaven, heeft verzoekster een brief van 22 oktober 2021 van tandartspraktijk [naam tandartspraktijk] ingediend ter onderbouwing van haar stelling dat de gemachtigde op 28 oktober 2021 verhinderd is vanwege een spoedeisende medische behandeling. In die brief schrijft de tandartspraktijk – waarbij de rechtbank de aard van de behandeling weg laat: “
U heeft mij gisteren rond 16:30 uur telefonisch benaderd om uw afspraak op 28 oktober 2021 om 11:15 te verplaatsen in verband met een verplichting op uw werk. Naar aanleiding van uw verzoek, om mijn medisch advies op papier te zetten, stuur u deze brief. In dit verband heb ik u met klem geadviseerd om de geplande […]behandeling doorgang te laten vinden om verdere schade aan uw […] te vermijden. U heeft deze spoedbehandeling reeds één keer eerder verplaatst, maar vanuit medisch oogpunt zie ik thans geen ruimte meer om de spoedbehandeling te verplaatsen. Gelet op onze drukke praktijkagenda, verzoek ik u onze praktijk uiterlijk 26 oktober 2021 te laten weten of de afspraak kan blijven staan.
4.2.
De wrakingskamer heeft op 26 oktober 2021aan verzoekster bericht, dat uit de brief van de tandartspraktijk nog steeds niet blijkt dat sprake is van een spoedbehandeling die geen uitstel duldt, dat de behandeling van een wraking wel een gebeurtenis is die geen uitstel duldt en dat de geplande zitting derhalve doorgang zal hebben.
4.3.
Op 26 oktober 2021 heeft verzoekster naar aanleiding van deze beslissing een verzoek ingediend tot wraking van deze wrakingskamer. Zij stelt dat het verzoek niet ziet op de procesbeslissing om geen uitstel te verlenen, maar op het handelen van de wrakingskamer met betrekking tot de vaststelling dat er geen sprake is van een spoedbehandeling die geen uitstel duldt.
4.4.
Op 27 oktober 2021 heeft de wrakingskamer aan verzoekster als haar beslissing meegedeeld het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling te laten, omdat sprake is van evident misbruik van recht. De wrakingskamer wijst er daarbij op dat het verzoek is gericht tegen de motivering van de afwijzing van het verdagingsverzoek. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in het arrest van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770) kan de motivering van een procesbeslissing geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer deelt voorts mee, dat dat betekent dat de behandeling ter zitting van het verzoek in de zaak C/15/ 320514 HA RK 21-187 door gaat. De wrakingskamer wijst daarbij thans ook op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder h, van het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland.
4.5.
Verzoekster heeft op 27 oktober 2021 meegedeeld dat zij tegen deze beslissing van de wrakingskamer hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam heeft ingesteld. In dit bericht heeft zij de wrakingskamer nogmaals gewraakt.
4.5.
De wrakingskamer laat ook dit verzoek tot wraking van de wrakingskamer - onder verwijzing naar artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland - wegens niet-ontvankelijkheid buiten behandeling, omdat het niet is gemotiveerd. De wrakingskamer verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770) waarin het volgende is overwogen:
“Een redelijke wetsuitleg brengt echter mee dat ingeval van een opstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling kan laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld.”
Het verzoek tot wraking van de rechter
4.7.
De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 36 Rv). Uitgangspunt daarbij is dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter partijdig is. Daarbij is ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Eerste wrakingsgrond
4.8.
De beslissing van de kantonrechter om verzoekster niet in de gelegenheid te stellen een expertiserapport van APC (dat eind november of begin december 2021 gereed zou komen) in het geding te brengen, is een procesbeslissing.
4.9.
Het is vaste rechtspraak dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking oplevert. De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist is, mag niet door de wrakingskamer worden beantwoord. De wrakingsprocedure is immers geen verkapt hoger beroep. De motivering van een procesbeslissing is (ook) geen grond voor wraking, tenzij die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen) niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.10.
Daarvan is in dit geval geen sprake. De kantonrechter heeft betwist dat ter zitting door haar de conclusie is getrokken dat verzoekster de muizenoverlast onvoldoende concreet heeft toegelicht. Dit blijkt ook niet uit het proces-verbaal van de zitting. Daarin staat dat de kantonrechter het verzoek heeft afgewezen, omdat dit in strijd is met de goede procesorde nu verzoekster al eerder de gelegenheid heeft gehad om haar feiten en stellingen nader toe te lichten en te onderbouwen. Deze motivering impliceert niet dat de kantonrechter vooringenomenheid koestert of dat een vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Tweede wrakingsgrond
4.11.
Dat de kantonrechter ter zitting op de zaken vooruit zou zijn gelopen door de conclusie te trekken of te uiten dat het beslag vexatoir is, hebben zowel de kantonrechter als de wederpartij in de hoofdzaak (gemotiveerd) betwist. Beiden hebben aangegeven dat het de wederpartij in de hoofdzaak is geweest die deze stelling heeft ingenomen en dat de kantonrechter verzoekster slechts in de gelegenheid heeft gesteld hierop te reageren. Het proces-verbaal van de zitting sluit aan bij deze door de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak geschetste gang van zaken. De tweede wrakingsgrond slaagt daarom wegens gebrek aan feitelijke grondslag niet.
Derde wrakingsgrond
4.12.
De derde wrakingsgrond, dat de kantonrechter partijen tijdens de zitting niet de gang op heeft gestuurd voor schikkingsonderhandelingen, faalt ook. Het betreft hier een procesbeslissing die niet tot wraking kan leiden (r.o 4.9). Ook de motivering van die beslissing kan niet tot wraking leiden. Ook de alleszins begrijpelijke motivering van de kantonrechter, dat een schikking niet tot de mogelijkheid behoorde omdat de wederpartij in de hoofdzaak voor schikkingsonderhandelingen niet open stond, kan niet worden verstaan als blijk van vooringenomenheid of partijdigheid.
Vierde wrakingsgrond
4.13.
De vierde wrakingsgrond, dat de kantonrechter excuses heeft gemaakt aan de wederpartij in de hoofdzaak omdat zij veel vragen aan verzoekster heeft gesteld, levert evenmin grond voor wraking op. Dat de kantonrechter ter zitting richting de wederpartij benoemd heeft dat er meer vragen zijn gesteld aan verzoekster, geeft geen blijk van vooringenomenheid of een (objectief gerechtvaardigde) vrees voor partijdigheid.
Vijfde wrakingsgrond
4.14.
De vijfde wrakingsgrond, dat de kantonrechter artikel 37 lid 5 Rv zou hebben geschonden, treft geen doel. In voornoemd artikel is weliswaar bepaald dat de behandeling van de zaak door het wrakingsverzoek wordt geschorst, maar dat laat onverlet de bevoegdheid van de gewraakte rechter tot het verrichten van handelingen die geen uitstel dulden. Verzoekster heeft na het indienen van het verzoek tot wraking zelf om het proces-verbaal verzocht. Het ondertekenen van het door de griffier opgestelde proces-verbaal aan de hand van de aantekeningen van de zitting is zo’n handeling die in verband met de behandeling van het wrakingsverzoek geen uitstel duldde.
Conclusie
4.15.
Alles overziend komt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er gronden zijn voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de rechter. waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek is daarom ongegrond en moet worden afgewezen.
4.16.
De wrakingskamer ziet daarnaast aanleiding artikel 39 lid 4 Rv toe te passen. De reden daarvoor is in de eerste plaats de vijfde wrakingsgrond. Verzoekster had zelf om het proces-verbaal verzocht. Het feit dat zij vervolgens in de afgifte daarvan aanleiding ziet een aanvullend wrakingsverzoek te doen, rechtvaardigt de conclusie dat zij misbruik maakt van het rechtsmiddel. Daar komt bij dat verzoekster vervolgens meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend tegen de wrakingskamer die elke redelijke grondslag ontberen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
4.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de leden van de wrakingskamer mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. C.A.M. van der Heijden en mr. Th.S. Röell, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buitendijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.