In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2021 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de raadsvrouw van de verzoeker, mr. N.W.A. Dekens. Het wrakingsverzoek richtte zich tegen de rechter-commissaris, mr. M. Woerdman, die had besloten een getuige de status ex artikel 190 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering toe te kennen. Dit besluit hield in dat de getuige tijdens de ondervraging een bivakmuts moest dragen, wat volgens de verzoeker de verdediging in haar rechten zou schaden. De verzoeker betoogde dat de rechter-commissaris de schijn van partijdigheid op zich had geladen door deze beslissing te nemen en niet in te gaan op minder verstrekkende maatregelen.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris de orde en gang van zaken tijdens het verhoor bepaalt en dat beslissingen hierover niet grond voor wraking kunnen opleveren. De feiten en omstandigheden die door de verzoeker naar voren zijn gebracht, gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek lichtvaardig was ingediend en dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker tegen de rechter-commissaris niet in behandeling zou worden genomen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft tevens bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.