In deze zaak hebben eisers, een echtpaar met drie minderjarige kinderen, een vordering ingesteld tegen Veilig Thuis, het regionale advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. De eisers vroegen om vernietiging van dossier 14489, dat door Veilig Thuis was aangemaakt naar aanleiding van vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet tijdig een verzoekschrift hebben ingediend bij de rechtbank, waardoor zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de termijn van zes weken, waarbinnen een verzoekschrift tot staking van de verwerking van persoonsgegevens ingediend moest worden, was overschreden. Dit geldt zowel voor de afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het dossier op 22 februari 2018 als voor de afwijzing op 3 januari 2020. De rechtbank benadrukte dat de vorderingen van eisers enkel waren gebaseerd op de brief van 22 februari 2018 en dat de procedurele regels van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet konden worden omzeild door een vordering op grond van onrechtmatige daad in te stellen. De rechtbank heeft eisers in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.742, en deze kosten zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.