Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
de kantoorruimte met naastgelegen bedrijfsruimte ( [adres 1] ) en bedrijfswoning ( [adres 2] ) te [plaats] (…),tegen een huurprijs van
€ 56.540,88 op jaarbasis
inclusief gemeentelijke kosten, zakelijke lasten (muv het gebruiksrecht) en de voorschot bijdrage voor gas, licht en water.
kantoor en bedrijfsruimte en het appartement voor bewoning van uitsluitend personeel ten behoeve van huurder.
dat het gehuurde alsmede de daarin aanwezige technische installaties, voorzieningen en dergelijke (het opleveringsniveau) hen genoegzaam bekendzijn.
Huurder is gehouden het gehuurde voor het aangaan van de huurovereenkomst grondig te (doen) inspecteren om na te gaan of het gehuurde geschikt is, of door of vanwege Huurder geschikt kan worden gemaakt, voor de overeengekomen bestemming die Huurder daaraan moet geven.
Dinsdag 23-07-2019 zijn ik en mijn collega [voornaam] op de [adres 3] wezen kijken. De kantoren zijn niet mechanisch geventileerd. In het kantoor/kantine voorzijde zit een raam in de gevel welke open kan. In de toilet ruimte wordt mechanisch afgezogen. Conclusie: De kantoren worden niet voldoende geventileerd.Wat er zou moeten gebeuren:Leveren en monteren van een balans ventilatie systeem (WTW). Hierbij wordt er mechanisch lucht ingeblazen en mechanisch afgezogen. (…) De kosten voor een dergelijk systeem zijn rond de € 6.500,- ex BTW. De kosten voor mijn bezoek zijn € 185,00 ex BTW. (…)
Zoals u weet maken wij al een lange tijd geen gebruik van uw ruimtes en het ziet er ook niet naar uit dat wij als [gedaagde] B.V. ook in de toekomst behoefte zullen hebben daarvoor. Dat neemt niet weg dat wij een contractuele verplichting hebben en ondanks een aantal tegenslagen ons daaraan willen en zullen aanhouden. Wij hebben een kandidaat die eventueel de huurcontract van ons over wilt nemen, graag willen wij weten wat vuur u de voorwaardes zijn en in welke termijn het kan. (…)
3.De vordering
1. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbindt;
2. [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde met machtiging aan [eiseres] om de ontruiming op kosten van [gedaagde] zelf te bewerkstelligen;
3. [gedaagde] te veroordelen om:
a. aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 33.121,38 aan achterstallige huur, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.106,21 vermeerderd met de wettelijke rente;
b. aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 5.288,73 per maand ter zake van huur en
€ 300, - ter zake van boete over iedere maand dat gedaagde na februari 2020 in het bezit van het gehuurde blijft;
c. het pand in de staat te herstellen, zoals bij aanvang van de huurovereenkomst is aanvaard, te weten in goede staat, zonder ontluchtingsgaten;
d. alle schade aan het gehuurde als gevolg van het oneigenlijke/strijdige gebruik nader op te maken bij staat te herstellen, binnen veertien dagen na dit vonnis op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
4. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
- [gedaagde] vanaf juni 2019 de huur onbetaald heeft gelaten,
- illegale praktijken in het gehuurde hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot een politie-inval en,
- [gedaagde] zonder toestemming van [eiseres] ontluchtingsgaten in het gehuurde heeft aangebracht.
De tekortkomingen zijn zodanig ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Verder is [gedaagde] naast de huurachterstand de uit de huurovereenkomst voortvloeiende boete verschuldigd. Op grond van artikel 11 van de huurovereenkomst komen kosten van [eiseres] die het gevolg zijn van illegale praktijken in het gehuurde, voor rekening van [gedaagde] .
De verplichting tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten baseert [eiseres] op artikel 6:96 BW.
4.Het verweer
5.De tegenvordering
6.De beoordeling
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] en haar tegenvordering aldus dat zij zich beroept op de mogelijkheid van huurprijsvermindering ex artikel 7:207 BW. Een beroep daarop kan alleen slagen indien sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Daarin staat dat een gebrek een staat of een eigenschap of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid is waardoor het gehuurde aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van dezelfde soort. Een feitelijke stoornis door derden is geen gebrek. Indien sprake is van een gebrek, kan de huurder in geval van vermindering van huurgenot een evenredige vermindering van de huurprijs vorderen vanaf de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk kennis heeft gegeven aan de verhuurder.
Bij deze stand van zaken heeft [eiseres] , mede in het licht van het betoog van [gedaagde] dat het gehuurde zich in goede staat bevindt, onvoldoende onderbouwd dat de huidige staat van het gehuurde afwijkt van de aanvangstoestand.