ECLI:NL:RBNHO:2020:9384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
20_5195
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van artikel 13b Opiumwet

Op 12 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester om de woning van verzoekster te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en contant geld in de woning, wat leidde tot de conclusie dat de woning betrokken was bij drugshandel. Verzoekster, die de woning huurt, voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen en betwistte de bevindingen van de politie. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de voorlopige voorziening, maar dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs, die de grens voor eigen gebruik ver overschreed. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5195

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 november 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: [naam] ),

en

de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder(gemachtigde: mr. M.P. Hoogenwerf en P. Vletter).

ProcesverloopBij besluit van 2 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan [adres] met ingang van15 oktober 2020 te sluiten voor de duur van 3 maanden wegens overtreding van de Opiumwet.

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij faxbericht van 9 oktober 2020 heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat hij de sluiting van de woning uitstelt tot één week na de dag waarop uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster huurt de woning op het adres [adres] (hierna: de woning) van de eigenaar. Hoewel verzoekster op dit adres niet staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen, gaat de voorzieningenrechter op basis van de gedingstukken er vanuit dat zij samen met haar minderjarige zoon (hierna: de zoon) in de woning woont. Omdat het bestreden besluit tot gevolg heeft dat zij gedurende drie maanden niet in de woning mag komen en verblijven, kan haar een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening niet worden ontzegd.
3. Blijkens een bestuurlijke rapportage van 9 juli 2020 van de politie Noord-Holland, teamchefs van politie Haarlemmermeer heeft op 7 juli 2020, na een anonieme melding van de aanwezigheid van 2 pakketten cocaïne van circa 28 kilogram in totaal, een doorzoeking plaatsgevonden van de woning. Daarbij heeft politie het volgende aangetroffen:
- circa 24,3 kilogram hasj en
- ruim € 160.000,- contant geld, aangetroffen in een boodschappentas in de kledingkast in de slaapkamer.
4.1
Op 13 augustus 2020 heeft verweerder aan de eigenaar van de woning het voornemen uitgebracht tot oplegging van een last onder bestuursdwang en ten behoeve van de bewoner(s)/gebruiker(s) van de woning een afschrift van het voornemen naar de woning gezonden. De eigenaar van de woning heeft een zienswijze ingediend.
4.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder – onder verwerping van de door de eigenaar ingediende zienswijze – op grond van de bevindingen van de politie zoals neergelegd in de bestuurlijke rapportage en onder toepassing van het ‘Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019’ (hierna ook: het beleid), de eigenaar van de woning onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning met ingang van 15 oktober 2020 voor de duur van 3 maanden te sluiten wegens overtreding van artikel 13b, eerste lid, sub a, van de Opiumwet.
5. Het voor de beoordeling van belang zijnde wettelijke kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
6.1
Verzoekster voert in het bezwaarschrift, waarnaar zij verwijst in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, en in de reactie op het verweerschrift een aantal bezwaren van meer formele aard aan. Deze gronden zien op:
- de omstandigheid dat verzoekster niet wist dat zij in de gelegenheid was gesteld tegen het voornemen een zienswijze in te dienen;
- de vraag of verweerder zich al dan niet heeft gebaseerd op een bestuurlijke rapportage;
- de vraag of de Wet politiegegevens verplicht tot geheimhouding van de inhoud daarvan;
- de bekendmaking van het ‘Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019’;
- het ontbreken van een machtiging aan mr. M.P. Hoogerwerf om verweerder te vertegenwoordigen; alsmede
- de late indiening van op de zaak betrekking hebbende stukken door verweerder.
6.2
De voorzieningenrechter ziet in deze bezwaren voorshands geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt ook dat de door verzoeker opgevoerde gebreken, indien en voor zover daarvan al sprake is, in de bezwaarfase nader kunnen worden uitgezocht en –zo nodig- kunnen worden hersteld.
7.1
Verzoekster betwist voorts dat in de woning een grote handelshoeveelheid drugs is aangetroffen nu een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waaruit dit zou blijken, ontbreekt.
7.2
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster de inhoud betwist van de bestuurlijke rapportage van 9 juli 2020. Noch daargelaten dat uit de omstandigheid het NFI niet is gevraagd een rapport op te stellen, niet kan worden afgeleid dat in de woning geen hoeveelheid van 24,3 kilogram hasj is aangetroffen, is de bestuurlijke rapportage waarvan verweerder uitgaat opgemaakt op grond van diverse op ambtseed opgemaakte processen verbaal. De voorzieningenrechter ziet in het door verzoekster gestelde op voorhand dan ook geen grond aan de inhoud van de bestuurlijke rapportage te twijfelen.
8.1
Verzoekster stelt verder dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat in de woning drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn of dat strafbare voorbereidingshandelingen zijn geconstateerd.
8.2
Voor zover verzoekster met haar stelling betoogt dat verweerder niet bevoegd was de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van
22 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:20202:1755) is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van een hoeveelheid drugs die het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik overstijgt, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel bestemd, dan wel mede bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit betekent dat indien het om een geringe overschrijding van het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik gaat en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, er dan in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting is. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
8.3
De aangetroffen hoeveelheid van 24.3 kilogram hasj overschrijdt de voor eigen gebruik van softdrugs toegepaste grens van 5 gram bijna vijfduizend keer. De drugs zijn dus in beginsel bestemd, dan wel worden mede bestemd geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Omstandigheden die dat anders maken zijn gesteld noch gebleken. Daarbij komt dat gelet op de bestuurlijke rapportage in de woning ook een grote hoeveelheid contant geld is aangetroffen, hetgeen in combinatie met de hoeveelheid gevonden hasj ook wijst op drugshandel. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. De voorzieningenrechter stelt daarbij vast dat verweerder met de bij het bestreden besluit opgelegde last onder bestuursdwang ook heeft gehandeld in overeenstemming met het Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019.
9.1
Als de bevoegdheid tot woningsluiting aanwezig is, is vervolgens de vraag aan de orde of verweerder gelet op de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. In dat kader dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
9.2
Verzoekster stelt dat verweerder had moeten volstaan met een waarschuwing en stelt in dat verband dat het bestreden besluit geen blijk geeft van feitelijke handel, en er ook verder strafbare voorbereidingshandelingen zijn geconstateerd. Zij stelt verder dat geen sprake is van een locatie waar criminele activiteiten plaatsvinden nu daar recentelijk niemand is aangehouden en of verdacht van dergelijke activiteiten dan wel daarover verhoord door politie en justitie. De veiligheid ter plaatse is ook niet in het geding.
9.3
Zoals hiervoor is overwogen overschrijdt de aangetroffen hoeveelheid softdrugs de voor eigen gebruik van softdrugs toegepaste grens ruimschoots. De overschrijding van deze grens is zodanig dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gesproken kan worden van een ernstig geval waardoor de sluiting van de woning aangewezen was. Gezien de enorme hoeveelheid softdrugs en contant geld die zijn aangetroffen mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf een belang bij sluiting oplevert, ook als, zoals door verzoekster gesteld, ter plaatse geen overlast is geconstateerd. Met de sluiting wordt de loop naar het pand eruit gehaald waarmee het aan het drugscircuit wordt onttrokken. Met de sluiting wordt aldus ook voorkomen dat zogenoemde ripdeals kunnen plaatsvinden. In de stelling van verzoekster dat recentelijk ter plaatse geen aanhoudingen hebben plaatsgehad, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor een ander oordeel.
10.1
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. In dit kader worden de verwijtbaarheid en de omstandigheden van verzoeker betrokken.
10.2
Verzoekster stelt dat de sluiting onevenredig is omdat de bewoners van de woning tot op heden niet in verband zijn gebracht met hetgeen in de woning is aangetroffen. Daarbij komt dat het onredelijk is om verzoekster en haar gezin te dwingen om binnen twee weken tijdelijk elders onderdak te verkrijgen, vooral gelet op het coronavirus. De krapte op de woningmarkt voor betaalbare huurwoningen is een feit van algemene bekendheid. Verhuizen is verder voor verzoekster financieel niet haalbaar. Verzoekster wijst er verder op dat haar zoon ADHD heeft en dat met deze medische omstandigheid rekening had moeten worden gehouden bij het nemen van het bestreden besluit. De aanwezigheid van dieren maakt sluiting temeer onevenredig.
10.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ten aanzien van verzoekster niet kan worden gezegd dat iedere betrokkenheid bij de overtreding ontbreekt nu zij redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning. Inherent aan de sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De voorzieningenrechter overweegt verder dat alle kinderen gebaat zijn bij een stabiele en rustige omgeving en dat dit temeer geldt voor een kind met een bepaalde mate van ADHD. Het door verzoekster overgelegde psychodiagnostisch onderzoek van haar zoon geeft evenwel geen blijk van een bijzondere binding met juist de woning maar veeleer van benodigde intensieve ondersteuning en begeleiding. Niet is aannemelijk gemaakt dat deze ondersteuning hem niet tijdelijk elders kan worden geboden, waarbij ook geldt dat niet aannemelijk is gemaakt dat het voor verzoekster (met de nodige inspanning) niet mogelijk zal zijn om gedurende de sluiting van de woning vervangende woonruimte te vinden voor haar en haar zoon. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maken voorts de aanwezigheid van huisdieren waarvoor ook een tijdelijke plek moet worden gevonden niet dat verweerder niet tot het bestreden besluit heeft mogen komen.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 november 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Onder herstelsanctie wordt op grond van artikel 5:2 van de Awb verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Opiumwet
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019
Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Damoclesbeleid Haarlemmermeer 2019 hanteert verweerder bij het bepalen van de bestuurlijke sanctie ten aanzien van een woning de handhavingsmatrix ‘woningen en bijbehorende erven’.
Uit de handhavingsmatrix ‘woningen en bijbehorende erven’ volgt dat de burgemeester bij een eerste overtreding van een constatering van meer dan 200 gram softdrugs overgaat tot sluiting van de woning voor de duur van 3 maanden.