5.1Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat aan verdachte een beroep op (putatief) noodweer(exces) toekomt. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voorgeschiedenis
Vanaf begin januari 2019 werd verdachte door het slachtoffer, [slachtoffer] , bedreigd, afgeperst en lastig gevallen omdat verdachte verantwoordelijk werd gehouden voor een fout van een gemeenschappelijke kennis. Nu die kennis zelf onvindbaar was, had [slachtoffer] zijn pijlen op verdachte gericht om hem de rekening te laten vereffenen. Deze toedracht wordt ondersteund door de verklaring van de toenmalige partner van verdachte, [naam] . Zij heeft bevestigd dat verdachte werd bedreigd en dat er personen voor verdachte bij haar aan de deur en op zijn werk zijn geweest.
Ook uit de getuigenverklaring van de werkgever van verdachte blijkt dat verdachte op zijn werk werd lastig gevallen. Zijn werkgever heeft hem op verzoek wel eens een lift gegeven omdat er jongens hem stonden op te wachten. Ook zouden op de werkvloer maatregelen zijn getroffen, zoals het niet meer naar buiten mogen om te roken en het afsluiten van een deur.
Op 13 januari 2019 werden tijdens een ontmoeting tussen verdachte en zijn afperser(s) zijn scooter en bankpasjes afgepakt en zouden hem wapens zijn getoond. Verdachte heeft tevens verklaard dat ook [slachtoffer] hem een mes heeft getoond en een pistool tegen zijn hoofd heeft gezet. Voorts kan op basis van telefonische berichten worden opgemaakt dat verdachte bedreigd werd. In een tekstbericht van [slachtoffer] wordt bijvoorbeeld onder meer gezegd dat verdachte bij de volgende ontmoeting gedjookt zal worden (djooken is straattaal voor steken). Daarbij werd tevens gezegd dat als verdachte niet zou meewerken, zijn vriendin zou worden aangepakt.
Op 26 februari 2019 is verdachte in het bijzijn van zijn buurman ( [getuige 1] ) voor zijn woning in [adres] door drie personen benaderd. Blijkens de inhoud van de tekstberichten zou deze ontmoeting plaatsvinden om van verdachte zijn ontvangen loon op te eisen. Kort daarna heeft het schietincident plaatsgevonden.
Ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding
Op het moment dat [slachtoffer] samen met twee anderen verdachte benaderden, was er voor verdachte sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar. Verdachte zag dat twee van de drie mannen, waaronder [slachtoffer] , wapens bij zich droegen en is naar zijn auto gegaan om zijn wapen te pakken. Aldaar heeft [slachtoffer] , die vlak tegenover hem stond, naar zijn zak gereikt, waarin verdachte kort daarvoor (de kolf van een) vuurwapen had zien zitten. [slachtoffer] kwam vervolgens op hem af en hoewel verdachte hem vroeg om weg te gaan, bleef [slachtoffer] op hem afkomen. Gelet op het dreigende gevaar kon hij niet anders dan een schot lossen om zichzelf te verdedigen. Ook hierna bleef [slachtoffer] op hem af komen en was verdachte genoodzaakt uit verdediging te schieten. Gelet hierop en gelet op genoemde voorgeschiedenis, was er voor verdachte op dat moment sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich moest verdedigen.
Putatief noodweer
Indien niet kan worden vastgesteld dat van een dergelijke ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding sprake was, dan heeft verdachte ten aanzien daarvan verontschuldigbaar gedwaald. Ook al had de verdachte zich de aanwezigheid van een vuurwapen ingebeeld, dan kon en mocht hij, mede gelet op de genoemde voorgeschiedenis, redelijkerwijs menen dat hij zich moest verdedigen.
Subsidiariteit
Voorts was geen sprake van een reële en redelijke mogelijkheid dat verdachte zich aan die aanranding had kunnen onttrekken. [slachtoffer] stoof immers op verdachte af met zijn hand in zijn zak, terwijl verdachte in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] in die zak een wapen had. Op dat moment was er geen reëel of redelijk ander alternatief voor verdachte dan zijn eigen wapen te pakken en zich te verdedigen. Als hij zich had onttrokken, zou hij wellicht in zijn rug of gezicht zijn geschoten, los van het feit dat hij op dat moment zijn dochtertje alleen had gelaten. Aan de subsidiariteitseis is derhalve voldaan.
In geval van de putatieve variant doet het er bovendien niet toe of [slachtoffer] een wapen had of niet. Het gaat erom dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] een wapen had en dat, gelet op de voorgeschiedenis, het een redelijke, reële gedachte was dat dat wapen zou worden gebruikt.
Proportionaliteit
Daarnaast staat de gedraging van verdachte en het gebruik van het verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Voorafgaand aan het incident is verdachte door [slachtoffer] meerdere keren bedreigd met een (vuur)wapen(s). Op die bewuste dag verkeerde verdachte in de veronderstelling dat dat opnieuw zou gebeuren. Omdat hij bovendien geen geld bij zich had en door [slachtoffer] ook was gezegd dat het de eerst volgende ontmoeting verkeerd zou aflopen vermoedde verdachte, die inmiddels erg bang was geworden, dat [slachtoffer] zou schieten.
(Putatief) noodweerexces
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte disproportioneel heeft gehandeld, dan is er sprake van noodweerexces. In dat geval is er een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging geweest. Aangetoond is dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] . Dit veroorzaakte onmiddellijk een zodanige hevige gemoedsbeweging bij verdachte, dat hij in de noodzaak tot zijn verdediging verder is gegaan dan waartoe geboden was. Hoewel de noodzaak tot verdediging op enig moment aanwezig was maar in de bedoelde situatie was beëindigd, werd het gedrag van verdachte wel gestuurd door die hevige gemoedsbeweging. Ook in geval van putatief noodweerexces kan worden gesteld dat verdachte verschoonbaar heeft gedwaald.
Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.