1.3De keurend psychiater heeft de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld. De psychiater leidt dit af uit de verhoogde tolerantie voor alcohol van eiseres, omdat zij bij een alcoholgehalte van 2.18 procent zich alles kon herinneren, alles prima kon doen en zich nuchter voelde. Formeel gezien is volgens de psychiater sprake van onderraportage en loochening van feiten en moet er sprake zijn van een hoog normaal alcoholgebruik.
2. Bij besluit 16 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat zij niet geschikt is voor de rijbewijscategorieën AM en B.
Aan dit besluit heeft verweerder het rapport van de keurend psychiater van 29 mei 2019 ten grondslag gelegd.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4. Eiseres voert aan dat de beslissing op bezwaar onzorgvuldig tot stand is gekomen. De persoon van eiseres, het medisch onderzoek en de verklaring van eiseres stroken niet met het bij eiseres geconstateerde promillage. Een contra-indicatie voor alcoholmisbruik is dat bij eiseres niet sprake is van volledig disfunctioneren, zoals bij een dergelijk promillage valt te verwachten. Voorts is de rapportage van het door psychiater [naam 1] uitgevoerde onderzoek naar de geschiktheid - met als conclusie alcoholmisbruik - innerlijk tegenstrijdig en onvoldoende concludent. De rapportage rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van alcoholmisbruik, omdat hier geen aanwijzingen voor zijn. Eiseres heeft bloedonderzoeken laten doen bij haar huisarts, mevrouw [naam 2] . In een verklaring van 12 maart 2019 heeft deze huisarts verklaard dat aangezien eiseres een magere vrouw is en zij de hele dag niet had gegeten of gedronken, de concentratie bij een zelfde inname van alcohol uiteraard hoger kan zijn. Verder verwijst eiseres naar het onderzoeksrapport ‘Opname en afbraak van alcohol in het menselijk lichaam’, waarin is vastgesteld dat bij een vrouwelijk proefpersoon van 54 kg, bij inname van 9 glazen bier, een alcoholgehalte is vastgesteld van 1,5 promille. Verder is de psychiatrische diagnose onder 13.2 dat sprake is van ‘onderraportage, loochening van feiten en een hoog normaal alcoholgebruik’ ongefundeerd.
5.Verweerder stelt zich op het standpunt dat uitgegaan mag worden van het geconstateerde alcoholgehalte en ziet geen reden om te twijfelen aan het rapport van psychiater. Op 30 november 2018 werd een alcoholgehalte vastgesteld van 2.18 procent. Eiseres heeft een contra-expertise na haar aanhouding uit laten voeren op haar bloed, daarbij werd een alcoholgehalte vastgesteld van 2.06 procent. Opleggen van een onderzoek en schorsing van de geldigheid van het rijbewijs is daarom gerechtvaardigd, omdat zowel bij het onderzoek als bij de contra-expertise het alcoholgehalte boven de 1,8 procent lag. Dit alcoholgehalte is in rechte vast komen te staan omdat eiseres haar beroep tegen de oplegging van het onderzoek heeft ingetrokken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feit dat eiseres op 30 november 2018 niet de daarbij te verwachten intoxicatietoestand vertoonde, erop duidt dat bij eiseres sprake moet zijn van een verhoogde tolerantie voor alcohol. De verklaring van de huisarts, dat eiseres drie glazen prosecco zou hebben gedronken en de hele dag niet had gegeten of gedronken, berust op de eigen verklaring van eiseres en wordt niet ondersteund door de feiten. Voorts doet de stelling dat de concentratie verhoogd zou zijn door het lage vochtgehalte in de bloedbaan en het gewicht van eiseres niet af aan het feitelijk geconstateerde alcoholgehalte, waarbij eiseres dus niet de verwachte ernstige intoxicatietoestand vertoonde. Verweerder kan de redenering van de psychiater, dat sprake is van onderraportage en loochening van de feiten volgen.