In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is op 9 september 2020 een bevoegdheidsincident behandeld in een geschil tussen de gemeente Hoorn en een gedaagde. De gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.F. Birnie, heeft in de hoofdzaak gevorderd dat de rechtbank de overeenkomst tussen partijen ontbindt en de gedaagde veroordeelt tot ontruiming van een pand. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Kunst, heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de kantonrechter, stellende dat de vorderingen zijn gebaseerd op een huurovereenkomst.
De rechtbank heeft de procedure in het incident beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde niet ontvankelijk is in zijn incidentele vordering, omdat hij niet voor antwoord heeft geconcludeerd in de hoofdzaak. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake is van een huurovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek, omdat de overeenkomst niet voldoet aan de vereisten van een huurovereenkomst. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemeente terecht heeft aangevoerd dat de overeenkomst geen reële tegenprestatie voor het gebruik van het pand bevatte en dat de gedaagde niet in zijn stellingen kon worden gevolgd.
De rechtbank heeft het gevorderde in het incident afgewezen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal op 21 oktober 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.C. Haverkate.