Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Pipelife Nederland B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Op dit moment is [verweerder] afwezig. Hij zal naar verwachting voorlopig ook niet aanwezig zijn bij Pipelife.”
“We hebben verder afgesproken dat je taken oppakt die ondersteunend zijn aan [voornaam][kantonrechter: [naam 1] ]
(...). [voornaam] zal als eerste aanspreekpunt fungeren voor de Organisatie en externe partijen. Ook horen we het graag als je een formele communicatie over deze afspraken naar in- en externe betrokkenen wenst.”
“positieve grondhouding”het verbetertraject wil ingaan, maar het wel noodzakelijk vindt om op te merken dat hij in het verleden nooit is aangesproken op zijn functioneren en dat er geen duidelijk functieomschrijving is. Ook heeft [verweerder] gedetailleerd toegelicht dat hij het niet eens is met de door Pipelife in de brief van 9 december 2019 genoemde zeven concrete bezwaren tegen zijn functioneren. [verweerder] heeft wel erkend dat verbetering mogelijk is ten aanzien van overzicht en prioriteitstelling, en het informeren en betrekken van stake- en shareholders bij besluitvorming.
“uitvoerende stappen”die [verweerder] had gezet goed waren, maar dat het
“op senior niveau opzetten”van werkzaamheden niet uit de verf is gekomen.
3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
4.De beoordeling
Decor)).
Ecofys)).
“noodklok”heeft moeten luiden, zoals zij stelt, is daarom ook niet te volgen.
Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, F, pag. 26). Uit de wet en de wetsgeschiedenis blijkt niet dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden.
Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, nr. 9, pag. 57). Omdat er ten aanzien van het disfunctioneren en de verstoorde arbeidsovereenkomst als ontbindingsgronden geen geringe gebreken waren en Pipelife serieuze steken heeft laten vallen, zoals hiervoor is overwogen, ziet de kantonrechter aanleiding om de maximale cumulatievergoeding toe te kennen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat niet valt in te zien om welke reden een lagere cumulatievergoeding zou moeten worden toegekend. Pipelife heeft ook geen argumenten of omstandigheden aangedragen die aanleiding kunnen zijn voor toekenning van een lagere cumulatievergoeding.
5.De beslissing
€ 23.464,22 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020;