ECLI:NL:RBNHO:2020:8714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
15/237642-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en heling van goederen uit verzorgingstehuizen en andere instellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en heling van goederen. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd verdacht van diefstallen in verzorgingstehuizen, scholen, een kerk en een ziekenhuis tussen april en september 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 18 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle diefstallen. De verdachte heeft echter geen concrete verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op de plaatsen delict en de rechtbank heeft geoordeeld dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de verdachte te veroordelen voor alle ten laste gelegde feiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en schuldheling van een aantal goederen, maar vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die voornamelijk oudere mensen waren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/237642-19 (P)
Uitspraakdatum: 2 juli 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1) diefstallen
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2019 tot en met 1 oktober 2019 in de gemeente Zaanstad en/of de gemeente Purmerend, in elk geval (telkens) in Nederland, heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
(in politiedossier "zaak 1")
- op of omstreeks 22 april 2019 in/uit een woonruimte, kamer 325 in het verzorgingshuis [verzorgingshuis 1] aan de [adres 1] te Zaandam één portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , en/of
(in politiedossier "zaak 2")
- op of omstreeks 09 september 2019 in/uit een woonruimte, appartement 17 in het verzorgingshuis de [verzorgingshuis 2] aan de [adres 2] te Purmerend één draagbare computer - tablet (merk Apple, type Mc963demo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of
(in politiedossier "zaak 3")
- op of omstreeks 14 september 2019 in/uit een (artsen)kamer in het ziekenhuis [ziekenhuis] aan het [adres 3] te Zaandam, onder meer (uit een tas) één hoofdtelefoon (merk Shure, type SE215) en/of een of meer passen en/of een rijbewijs en/of één telefoon (merk Samsung, type Galaxy S9) en/of één horloge (merk Seiko), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , en/of
(in politiedossier "zaak 4")
- op of omstreeks 20 september 2019 in/uit een klaslokaal in de basisschool [school] aan de [adres 4] te Zaandam , één blauwe damesportemonnee met inhoud (waaronder een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of een of meer bankpas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , en/of
(in politiedossier "zaak 5")
- op of omstreeks 22 september 2019 in/uit een woonruimte, een aanleunwoning horend bij het verzorgingshuis [verzorgingshuis 3] aan het [adres 5] te Zaandam, één damestas (van zwart suède) en/of één gehoorapparaat (merk Resound, type Verso) en/of één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad Air) en/of één telefoon (merk Samsung, type J5) en/of een of meer sieraden (waaronder oorsieraden en/of horloge(s) en/of halsketting(en)),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , en/of
(in politiedossier "zaak 6")
- op of omstreeks 20 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 18 september 2019 tot en met
22 september 2019 in/uit een ruimte, onderdeel uitmakend van het gebouw van de Vrije Evangelische
Gemeente aan [adres 6] te Zaandam, onder meer één draagbare computer - noteboek (merk Asus type K53sv-Sx380v) en/of één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad) en/of een of meer stuks geluidsapparatuur (microfoon en/of adaptor) en/of twee althans een of meer laptoptas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan de Vrije Evangelische Gemeente Zaandam, en/of
(in politiedossier "zaak 7")
- op of omstreeks 21 september 2019 in/uit een woonruimte, kamer 115 in het verzorgingshuis [verzorgingshuis 4] aan de [adres 7] te Wormerveer één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 5] , en/of
(in politiedossier "zaak 8")
- op of omstreeks 22 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 21 september 2019 tot en met 22 september 2019 in/uit een woonruimte, een aanleunwoning horend bij het verzorgingshuis [verzorgingshuis 3] aan het [adres 5] te Zaandam,
één draagbare computer - tablet (merk Samsung, type SM-T580) en/of één fotocamera (merk Canon, type EOS 600D) en/of één horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 6] , en/of
(in politiedossier "zaak 9")
- op of omstreeks 22 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 18 september 2019 tot en met 23 september 2019, in/uit een woonruimte in het verzorgingshuis [verzorgingshuis 1] aan de [adres 1] te Zaandam één portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag in contanten van ongeveer 120 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 7] , en/of
(in politiedossier "zaak 10")
- op of omstreeks 26 september 2019 in/uit een woonruimte in het verzorgingshuis de [verzorgingshuis 2] aan de [adres 2] te Purmerend
één draagbare computer - tablet (merk Samsung, type T820), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 8] , en/of
(in politiedossier "zaak 11")
- op of omstreeks 29 september 2019 in/uit een woning aan de [adres 8] , onderdeel uitmakend van het verzorgingshuis [verzorgingshuis 1] te Zaandam één zilverkleurige sieradenkist en/of één houten sieradenkist, elke kist met inhoud (onder meer een of meer kettingen en/of een horloge en/of één gouden trouwring), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of
(in politiedossier "zaak 12")
- op of omstreeks 19 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 17 september 2019 tot en met 19 september 2019 te Zaandam één portemonnee met inhoud en/of een etui met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 9] .
2) helingenhij op of omstreeks 01 oktober 2019, te Zaandam in de gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een of meer goederen, te weten (onder andere);
- één hoofdtelefoon (merk Shure, type SE215) (in politiedossier "zaak 3"), en/of
- één blauwe damesportemonnee met inhoud (in politiedossier "zaak 4")
- één gehoorapparaat (merk Resound, type Verso) en/of één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad Air) en/of een of meer sieraden (waaronder oorsieraden en/of horloge(s) en/of halsketting(en)) (in politiedossier "zaak 5"), en/of
- één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad) en/of een of meer stuks geluidsapparatuur
(microfoon en/of adaptor) en/of één laptoptas (in politiedossier "zaak 6"), en/of
- één draagbare computer - tablet (merk Apple, type iPad) (in politiedossier "zaak 7"), en/of
- één draagbare computer - tablet (merk Samsung, type SM-T580) en/of één fotocamera (merk Canon, type EOS 600D) en/of één horloge (in politiedossier "zaak 8"), en/of
- één draagbare computer - tablet (merk Samsung, type T820) (in politiedossier "zaak 10"), en/of
- vijftien stuks sieraden (waaronder een of meer kettingen en/of een horloge) (in politiedossier "zaak 11"),
en/of
- één portemonnee met inhoud en/of een etui met inhoud (in politiedossier "zaak 12")
Althans (telkens) een of meer goed(eren), (telkens) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle diefstallen die primair ten laste zijn gelegd. De officier van justitie heeft verwezen naar de verklaring van verdachte dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstallen, maar dat hij niet kan of wil aangeven welke diefstallen. In de zaken 1, 2, 9 en 11 is verdachte te zien op de camerabeelden van het betreffende verzorgingstehuis. Op die beelden gedroeg hij zich verdacht. Daarnaast heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid daar. Ten tijde van de overige diefstallen straalde de telefoon van verdachte de zendmasten aan die in de buurt stonden van de plekken waar de diefstallen plaatsvonden.
De officier van justitie heeft gesteld dat bij deze diefstallen sprake is geweest van een gelijksoortige modus operandi als bij de diefstallen waarbij verdachte op de camerabeelden is te zien. De zaken 1, 2, 9 en 11 kunnen dus als schakelbewijs worden gebruikt voor de overige zaken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde in de zaken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 12 ten laste gelegde feit. Hij heeft aangevoerd dat het dossier in de meeste van deze zaken geen camerabeelden bevat.
Hoewel de zaken gelijksoortig zijn, is er geen sprake van een zodanig herkenbare werkwijze dat daarmee de betrokkenheid van verdachte kan worden aangetoond. De telecommunicatiegegevens zijn daartoe evenmin voldoende redengevend. Dat een aantal gestolen goederen bij verdachte is aangetroffen, wil niet zeggen dat verdachte deze goederen ook heeft gestolen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van zaken 1, 2 en 11 van het primair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
De tenlastelegging
De rechtbank constateert dat het openbaar ministerie in de tenlastelegging onder 1) twaalf diefstallen heeft ten laste gelegd. Onder 2) heeft het openbaar ministerie heling ten laste gelegd van goederen afkomstig van een aantal van die diefstallen.
Nu het openbaar ministerie de tenlastelegging enkel heeft voorzien van de nummers 1) en 2) ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het hier om een cumulatieve, een alternatieve ofwel om een primair-, subsidiaire tenlastelegging gaat.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle onder 1) genoemde diefstallen hetgeen, in haar woorden, maakt dat zij ‘vrijspraak voor feit 2’ heeft gevraagd. De rechtbank stelt vast dat uit deze bewoordingen niet eenduidig blijkt welke variant de officier van justitie voor ogen heeft gehad. Immers, in het geval van een cumulatieve tenlastelegging zou een bewezenverklaring van feit 1 niet automatisch leiden tot een vrijspraak voor feit 2. In het geval van een alternatieve of primair-subsidiaire variant, zou een veroordeling voor het onder 1) respectievelijk primair tot gevolg hebben dat de rechtbank niet meer toekomt aan een beoordeling van het onder 2) respectievelijk subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dat uit het betoog van de officier van justitie wel kan worden afgeleid dat zij de bedoeling heeft dat verdachte, als hij wordt veroordeeld voor een diefstal, niet ook ten aanzien van de van die diefstal afkomstige goederen voor heling wordt veroordeeld. Voorts ziet de in de tenlastelegging onder 2) genoemde heling enkel op goederen die afkomstig zijn van de onder 1) genoemde diefstallen. De rechtbank zal de tenlastelegging dan ook niet als een cumulatieve tenlastelegging uitleggen.
Voorts is niet gebleken dat het de bedoeling van de officier van justitie was om de rechtbank telkens de keuze te geven tussen het duiden van het bewezen feitencomplex als een diefstal of als een heling. Op grond van het dossier en het requisitoir lijkt het veeleer de bedoeling van de officier van justitie dat de rechtbank eerst beoordeelt of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal en zo niet, of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzet- of schuldheling. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat een interpretatie van de tenlastelegging als een primair-subsidiair tenlastelegging het meest in de rede ligt.
Dit geldt temeer nu de maximale straf voor diefstal vier jaar is en die van de, impliciet meer subsidiair tenlastegelegde schuldheling, één jaar.
3.3.2
Partiële vrijspraak
Primair - Zaak 9
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is wat verdachte ten aanzien van zaak 9 ten laste is gelegd.
Volgens de aangifte is er in de periode van 18 september 2019 tot en met 23 september 2019 een portemonnee met daarin contant geld uit een woonruimte in een verzorgingstehuis gestolen. Deze portemonnee werd op 23 september 2019 door een leidinggevende op een voor ieder toegankelijk personeelstoilet aangetroffen zonder het contante geld erin.
Uit de aangifte blijkt niet wanneer de aangeefster tot de ontdekking kwam dat zij haar portemonnee miste. De (gemachtigde van) aangeefster vermoedde dat de portemonnee op 18 september 2019 rond 15.00 uur is gestolen, maar was daar niet zeker van. De aangifte vermeldt niet op basis van welke gegevens de (gemachtigde van) aangeefster een ander moment uitsluit. Weliswaar is op camerabeelden van het betreffende verzorgingstehuis te zien dat een persoon, waarvan verdachte heeft bekend dat hij het is en die door verbalisanten wordt herkend als verdachte, op 22 september 2019 op verschillende afdelingen van het verzorgingstehuis was, maar daarop is niet te zien dat verdachte de woonruimte van aangeefster of het personeelstoilet binnen gaat of ergens iets wegneemt. Nu niet kan worden vastgesteld wanneer de portemonnee in de periode van 18 tot en met 23 september 2019 is weggenomen, acht de rechtbank de vaststelling dat verdachte op 22 september 2019 in het betreffende verzorgingstehuis is geweest, niet voldoende om bewezen te achten dat verdachte de portemonnee van aangeefster heeft weggenomen. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Primair - Zaken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen wat verdachte primair ten aanzien van de zaken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 12 ten laste is gelegd. De goederen die bij deze diefstallen zijn weggenomen zijn weliswaar bij verdachte aangetroffen, maar het dossier bevat verder geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte bij de diefstallen betrokken was. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om schakelbewijs toe te passen. Voor een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de, uit één of meer bewijsmiddelen blijkende, omstandigheid dat de verdachte bij één of meer strafbare feiten betrokken was, is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidende feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de modus operandi in de onderhavige zaak (insluipen in verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, kerken en/of scholen) in samenhang met de telecommunicatiegegevens (verdachtes telefoon straalde zendmasten in de buurt van de plaatsen delict aan) onvoldoende specifiek om de toepassing van schakelbewijs te rechtvaardigen. Dit laatste ook omdat verdachte in die periode in die buurt zijn verblijfplaats had. Verdachte zal daarom van deze zaken van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
3.3.3
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (zaken 1, 2, en 11) en het subsidiair ten laste gelegde feit (zaken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 12) op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.4
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt ten aanzien van
zaak 1 onder het primair ten laste gelegde feithet volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de portemonnee van [slachtoffer 1] in een kort tijdsbestek, namelijk tussen 14.00 uur en 16.00 uur, is gestolen. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen, en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat verdachte binnen dat tijdsbestek op de verdieping waar [slachtoffer 1] woont in het verzorgingstehuis is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij verzorgingstehuizen en andere gebouwen binnen ging, omdat daar gratis wifi was of omdat het er warm was. Op de beelden van 22 april 2019 is te zien dat verdachte heen en weer loopt door de gangen op de derde verdieping, dat hij om zich heen kijkt, dat hij bukt en dingen vastpakt. Wat er ook zij van de verklaring van verdachte, de rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte op de derde verdieping van het verzorgingstehuis niet overeenstemt met zijn verklaring dat hij warm wilde worden of met zijn telefoon van het internet gebruik maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in het verzorgingstehuis. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 april 2019 de portemonnee van [slachtoffer 1] heeft weggenomen.
Ten aanzien van
zaak 2 onder het primair ten laste gelegde feitoverweegt de rechtbank als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de tablet van [slachtoffer 2] binnen een kort tijdsbestek, namelijk tussen 17.00 uur en 18.35 uur, is gestolen. Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat verdachte in die periode in het verzorgingstehuis was en dat verdachte een plat voorwerp in zijn spijkerbroek stopte. Ook in dit geval heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in het verzorgingstehuis. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 september 2019 de tablet van [slachtoffer 2] heeft weggenomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van
het subsidiair ten laste gelegde feithet volgende. Verschillende goederen die bij verschillende diefstallen/insluipingen zijn weggenomen, zijn aangetroffen bij verdachte. Verdachte heeft geen concrete verklaring gegeven voor de herkomst van deze goederen. Verdachte heeft verklaard zelf goederen te hebben gestolen, maar ook te hebben gekregen van ‘mensen’ die hem die goederen aanboden. Nu verdachte de goederen van ‘mensen’ heeft gekregen die hem de goederen aanboden, had het op zijn weg gelegen om nader onderzoek te doen en zich ervan te vergewissen dat de goederen niet van misdrijf afkomstig waren. Niet gebleken is dat verdachte dat heeft gedaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen door misdrijf verkregen waren.
3.3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Primair:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 april 2019 tot en met 29 september 2019 in de gemeente Zaanstad en de gemeente Purmerend, heeft weggenomen, telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
(in politiedossier "zaak 1")
- op 22 april 2019 uit een woonruimte, kamer 325 in het verzorgingshuis [verzorgingshuis 1] aan de [adres 1] te Zaandam één portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , en
(in politiedossier "zaak 2")
- op 9 september 2019 uit een woonruimte, appartement 17 in het verzorgingshuis de [verzorgingshuis 2] aan de [adres 2] te Purmerend één computer (Tablet) (merk Apple, type Mc963demo), die toebehoorde aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , en
(in politiedossier "zaak 11")
- op 29 september 2019 uit een woning aan de [adres 8] , van het verzorgingshuis [verzorgingshuis 1] te Zaandam één zilverkleurige sieradenkist en één houten sieradenkist, met kettingen en één gouden trouwring, die toebehoorden aan [slachtoffer 4] .
Subsidiairhij op 1 oktober 2019, te Zaandam in de gemeente Zaanstad, goederen, te weten:
- één hoofdtelefoon (merk Shure, type SE215) (in politiedossier "zaak 3"), en
- één blauwe damesportemonnee met inhoud (in politiedossier "zaak 4"), en
- één gehoorapparaat en één tablet (merk Apple, type iPad Air) en sieraden (in politiedossier "zaak 5"), en
- één tablet (merk Apple, type iPad) en geluidsapparatuur (microfoon en adapter) en één laptoptas (in politiedossier "zaak 6"), en
- één tablet (merk Apple, type iPad) (in politiedossier "zaak 7"), en
- één tablet (merk Samsung) en één fotocamera (merk Canon) en één horloge (in politiedossier "zaak 8"), en
- één tablet (merk Samsung, type T820) (in politiedossier "zaak 10"), en
- één portemonnee met inhoud en een etui met inhoud (in politiedossier "zaak 12")
voorhanden heeft gehad, terwijl hij telkens ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
diefstal, meermalen gepleegd
Subsidiair
schuldheling, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie insluipingen in verzorgingstehuizen. Hij is op verschillende dagen bij verzorgingstehuizen naar binnen gelopen en is in de kamer van de bewoners op zoek gegaan naar geld of waardevolle spullen, die hij uiteindelijk ook heeft weggenomen. De rechtbank rekent verdachte zijn wijze van handelen zwaar aan. Het betrof diefstallen bij oudere en kwetsbare mensen, die juist om die reden in een verzorgingstehuis wonen. In zaak 1 was de bewoonster in haar stoel in slaap gevallen en in zaak 11 was de bewoonster in haar woonkamer van de aanleunwoning toen verdachte de diefstal in de slaapkamer pleegde. Het handelen van verdachte was enkel gericht op geldelijk gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de leefomgeving van de slachtoffers, die erop vertrouwden dat zij veilig waren in hun eigen woning. Ook heeft verdachte hun eigendomsrecht geschonden en hun gevoel van veiligheid aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen in hun eigen woning. De gepleegde feiten kunnen daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de heling van een groot aantal goederen die bij diefstallen in verzorgingstehuizen, scholen, een kerk en een ziekenhuis zijn weggenomen. Met dit handelen heeft verdachte geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven en heeft hij aldus bijgedragen aan het in stand houden van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank alleen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 maart 2020, en Uittreksel ECRIS, gedateerd 2 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder veelvuldig ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld, zowel in Nederland als in Europa. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die met betrekking tot soortgelijke bewezen verklaarde feiten plegen te worden opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze gevangenisstraf zal enigszins lager zijn dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten nummers 1 tot en met 23 van de beslaglijst, dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

8.1
[slachtoffer 2] (zaak 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft namens haar moeder, [slachtoffer 3] , een vordering tot schadevergoeding van € 500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van zaak 2 onder het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij is verhuisd, omdat zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen woning. Reeds hierdoor komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor.
De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
[aangever 3] (zaak 4)
De benadeelde partij [aangever 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 82,73 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het subsidiair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • weggenomen kentekenbewijs € 31,50
  • weggenomen rijbewijs € 39,78
  • weggenomen bankpassen € 11,45
De rechtbank is van oordeel dat deze schade, die niet is weersproken, tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het subsidiair bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: schuldheling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 57, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
10 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 82,73 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënzeventig cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 82,73 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënzeventig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. 1 STK Horloge (1074943);
2. 1 STK Tablet (1067760);
3. 1 STK Telefoontoestel (1074444);
4. 1 STK Fototoestel (1074434);
5. 1 STK Telefoontoestel (1074428);
6. 1 STK Fototoestel (1074408);
7. 1 STK Fototoestel (1074393);
8. 1 STK Luidspreker (1074389);
9. 1 STK Computer (1067795);
10. 1 STK Telefoontoestel (1067800);
11. 1 STK Computer (1067766);
12. 1 STK Telefoontoestel (1067732);
13. 1 STK Telefoontoestel (1067749);
14. 1 STK Tas (1118970);
15. 2 STK Randapparatuur (1118957);
16. Diverse sieraden (1118941);
17. 1 STK Telefoontoestel (1118952);
18. 14 STK Horloges (1118920);
19. 1 STK Luidspreker (1077875);
20. 4 STK Sieraden (1077869);
21. 1 STK Beeldscherm (1077746);
22. 1 STK Fototoestel (1074883);
23. 1 STK Fototoestel (1074878).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. S.J. Riem, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2020.