ECLI:NL:RBNHO:2020:865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
7574141 CV FORM 19-2613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor langdurige vertraging van luchtreis door weersomstandigheden en capaciteitsrestricties

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa AG wegens compensatie voor een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bogota op 1 juni 2018. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa, waarbij de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt met vertraging werd uitgevoerd, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Bogota misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk mist en capaciteitsrestricties op de luchthaven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden, maar oordeelde dat Lufthansa niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de noodzaak om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen om dergelijke vertragingen te voorkomen. De uitspraak is definitief, aangezien er geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7574141 \ CV FORM 19-2613
Uitspraakdatum: 5 februari 2020
Beschikking in de zaak van:
[passagier 1],
[passagier 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Probe-ASP BV h.o.d.n. Aviclaim
tegen
Deutsche Lufthansa AG,
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 27 februari 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 mei 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 18 juli 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van Lufthansa, ingekomen ter griffie op 13 september 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers op 1 juni 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, om 11:10 uur lokale tijd, naar Frankfurt (Duitsland) met een geplande aankomsttijd van 12:15 uur lokale tijd. Vervolgens diende Lufthansa de passagiers om 14:15 uur lokale tijd van Frankfurt naar Bogota (Colombia) te vervoeren om daar om 18:59 uur lokale tijd aan te komen.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is met vertraging uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Bogota hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht met een langdurige vertraging van meer dan drie uur is uitgevoerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor Lufthansa. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
In overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening is – voor zover relevant – vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
Lufthansa voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 1 juni 2018 was sprake van mist. De luchtverkeersleiding heeft in verband met het verminderde zicht het luchtverkeer –vooral uit het oosten - tussen 06:20 en 14:30 uur beperkt. Het aantal vluchten dat volgens schema in Amsterdam wilde aankomen was groter dan het aantal vluchten dat in Amsterdam kon aankomen. Dat leidde tot ernstige vertragingen en annuleringen. De voorafgaande vlucht met vluchtnummer LH998 vanuit Frankfurt kreeg een later slot toegekend als gevolg waarvan de voorafgaande vlucht 80 minuten later aan in Amsterdam aankwam. De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is vervolgens met een vertrekvertraging van 1 uur en 52 minuten uitgevoerd. Hiervan is 1 uur en 15 minuten vertraging het gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en is de vertraging met 37 minuten opgelopen in verband met (af)handelingsactiviteiten die door de weersomstandigheden werden bemoeilijkt. De vlucht kwam 1 uur en 59 minuten later, om 14:14 uur lokale tijd, aan in Frankfurt dan bedoeld. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Bogota niet gehaald aangezien deze om 14:15 uur lokale tijd vertrok vanuit Frankfurt. Lufthansa heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met voldoende plaats.
4.5.
De passagiers stellen dat uit de bijgevoegde producties blijkt dat er op 1 juni 2018 tot 09:25 uur sprake was van slecht zicht. Dat de weersomstandigheden hebben geleid tot de vertraging van de vlucht in kwestie is dan ook niet gebleken, volgens de passagiers. De heersende leer in de jurisprudentie sluit doorwerking van weersomstandigheden uit. Weersomstandigheden kunnen slechts betrekking hebben op de vlucht in kwestie. Tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie waren de weersomstandigheden prima, aldus de passagiers. Voorts is niet gebleken dat sprake was van een besluit van luchtverkeersbeheer. Uit de overgelegde verklaring van luchtverkeersbeheer volgt dat sprake was van algemene capaciteitsrestricties. De delaycodes in de vluchtrapporten zijn code 93, code 77 en code 84. Het enige wat daaruit blijkt is dat sprake was van algemene restricties vanwege capaciteitsbeperkingen door het weer. Luchtverkeersbeheer neemt geen beslissingen met betrekking tot het vertragen of annuleren van vluchten zij geven slechts de capaciteit aan. Voorts is geen sprake van een langdurige vertraging in de zin van punt 15 van de considerans, aldus nog steeds de passagiers.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat er op 1 juni 2018 sprake was van verminderd zicht in Amsterdam, die de capaciteitsreductie van de luchthaven tot gevolg had. Lufthansa heeft eveneens voldoende aangetoond dat de voorafgaande vlucht als gevolg hiervan 1 uur en 36 minuten vertraging heeft opgelopen. Onbetwist is dat de vertraging met 37 minuten is toegenomen, omdat de (af)handelingsactiviteiten voor de vlucht in kwestie door de weersomstandigheden werden bemoeilijkt. Daarentegen heeft Lufthansa niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding een CTOT heeft opgelegd. De tekst van productie 3 bij conclusie van antwoord is grotendeels weggevallen waardoor de kantonrechter niet kan beoordelen of sprake is geweest van een CTOT. Desalniettemin is de kantonrechter van oordeel dat de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid opleveren die doorwerkt op de onderhavige vlucht. Voorts is voldoende aangetoond dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist vanwege de buitengewone omstandigheden en daarmee is vast komen te staan dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming is veroorzaakt door de weersomstandigheden en daaropvolgende capaciteitsrestricties.
4.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht in kwestie als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter stelt vast dat de overstaptijd in Frankfurt 2 uur betrof, terwijl de minimale overstaptijd in Frankfurt 60 minuten bedraagt. Lufthansa heeft aldus voldoende reservetijd bovenop de minimale overstaptijd in acht genomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lufthansa voldoende onderbouwd dat zij de onderhavige vlucht zo snel mogelijk heeft uitgevoerd nadat het toestel eerder die dag met vertraging uit Frankfurt was vertrokken. De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat de vlucht in kwestie eerder uitgevoerd had kunnen worden. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te beperken. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Lufthansa tot en met vandaag worden begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open