ECLI:NL:RBNHO:2020:860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
7599681 \ CV EXPL 19-3179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievordering passagiers tegen luchtvaartmaatschappij KLM Cityhopper B.V. na annulering van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Lima naar Brussel via Amsterdam op 5 april 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door ARAG Flight Claim Service, vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 en bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. KLC heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad geannuleerd was en dat KLC niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die haar niet konden worden toegerekend. De rechter oordeelde dat KLC voldoende had aangetoond dat de capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding als gevolg van de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid opleverde. De kantonrechter concludeerde dat KLC alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen en wees de vordering van de passagiers af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, die ongelijk kregen in deze zaak.

Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. W. Aardenburg op 5 februari 2020, waarbij de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7599681 \ CV EXPL 19-3179
Uitspraakdatum: 5 februari 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde ARAG Flight Claim Service
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 maart 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagiers diende te vervoeren van Lima via Amsterdam-Schiphol Airport naar Brussel op 5 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Brussel is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat KLC zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor KLC. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
KLC voert aan dat op 5 april 2018 sprake was van een harde zijwind van rond de 20 knopen. Omwille van de vliegveiligheid heeft de luchtverkeersleiding besloten de capaciteit van de luchthaven terug te brengen. Als gevolg van de beperkte capaciteit konden minder vluchten worden uitgevoerd dan gepland. In dat geval treden er vertragingen op. De luchtverkeersleiding heeft Eurocontrol van de beperkte capaciteit op de hoogte gesteld en aan Eurocontrol gevraagd minder luchtverkeer toe te laten. Om uitvoering te geven aan de regulatie legt Eurocontrol aan toestellen die gepland staan te vertrekken naar Schiphol een CTOT op. Relevant is dat Schiphol de thuisbasis is van KLC. Op basis van de weersvoorspellingen en de aangekondigde capaciteitsbeperking heeft KLC berekend dat de gemiddelde vertraging rond de 60 minuten zou liggen. KLC heeft een buffer in haar schema. Indien de gemiddelde vertragingen onder de 70 minuten blijven, kunnen in beginsel alle vluchten worden uitgevoerd. De harde wind heeft echter langer aangehouden dan door het KNMI was voorspeld. Hierdoor heeft de luchtverkeersleiding de capaciteit langer beperkt gehouden en ontstonden er vertragingen van meer dan twee uur. Als gevolg hiervan konden niet alle vluchten worden uitgevoerd. De voorafgaande vlucht is met een vertraging van 1 uur en 14 minuten in Amsterdam gearriveerd. De vlucht had hoe dan ook niet op het geplande moment van vertrek vanuit Amsterdam kunnen vertrekken, omdat het toestel van de luchtverkeersleiding niet op tijd vanaf Geneve mocht vertrekken. In Amsterdam zou de vlucht vanwege de weersomstandigheden nog verder zijn vertraagd. In de onderhavige omstandigheden was KLC niet langer in staat om de vlucht uit te voeren. KLC heeft de annulering niet kunnen voorkomen. Van KLC kan niet worden gevergd dat zij tussen al haar vluchten een buffer van uren inruimt om zo annuleringen op zeer verstoorde dagen te voorkomen. Hierdoor zouden haar toestellen significant minder inzetbaar zijn, hetgeen onaanvaardbare financiële offers zou vergen, aldus KLC.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat KLC voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven tussen 06:00 uur en 21:50 uur lokale tijd naar beneden heeft moeten bijstellen. Daarbij heeft KLC ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de capaciteitsreductie en de daaropvolgende vertraging van de voorgaande vlucht niet meer in staat was de onderhavige vlucht uit te voeren. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of KLC alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. KLC heeft voldoende onderbouwd dat zij een buffer in haar schema heeft. Met KLC is de kantonrechter van oordeel dat van KLC in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij een grotere buffer inruimt om annuleringen op zeer verstoorde dagen te voorkomen. Niet valt in te zien welke maatregelen KLC in dit geval had moeten nemen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter wijst de vordering van de passagiers dan ook af.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLC worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter