In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Lima naar Brussel via Amsterdam op 5 april 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door ARAG Flight Claim Service, vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 en bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. KLC heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad geannuleerd was en dat KLC niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die haar niet konden worden toegerekend. De rechter oordeelde dat KLC voldoende had aangetoond dat de capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding als gevolg van de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid opleverde. De kantonrechter concludeerde dat KLC alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen en wees de vordering van de passagiers af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, die ongelijk kregen in deze zaak.
Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. W. Aardenburg op 5 februari 2020, waarbij de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten.