6.3Oordeel van de rechtbank
Motivering van de hoofdstraf
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 21 oktober 2019 [slachtoffer] op uiterst gewelddadige wijze van het leven beroofd, waarbij in totaal 25 steekletsels en 24 snijletsels zijn toegebracht. Daarnaast was bij het slachtoffer sprake van letsels, toegebracht door uitwendig mechanisch stomp botsend geweld. Het menselijk leven is het hoogste in het recht te beschermen goed. Dat heeft verdachte het destijds 30-jarige slachtoffer op onvoorstelbaar brute wijze ontnomen.
De steek- en snijletsels waren, naast in de borst en buik, ook toegebracht in het gezicht. Volgens de patholoog waren er in het gelaat circa 21 min of meer parallel aan elkaar verlopende snijletsels, die soms zeer diep reikten. Bovendien heeft verdachte, nadat het slachtoffer al was overleden, diens lichaam nog verder, gruwelijk verminkt, door de geslachtsdelen (penis en scrotum) af te snijden. Het slachtoffer is hierdoor onteerd en van alle menselijke waardigheid beroofd.
Door dit alles heeft verdachte de dierbaren van het slachtoffer onmetelijke pijn en verdriet aangedaan, zoals onder meer blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van de moeder en de zus van [slachtoffer] . De omstandigheid dat het slachtoffer en verdachte voor 21 oktober 2019 vriendschappelijk met elkaar omgingen en er geen enkel aanknopingspunt voor een aanleiding voor deze huiveringwekkende daad is gebleken, maakt het gebeurde voor de nabestaanden onbegrijpelijk en onverteerbaar.
Het behoeft geen betoog dat door dit misdrijf ook de rechtsorde ernstig is geschokt. Afschuw, angst en gevoelens van onveiligheid onder burgers worden erdoor in de hand gewerkt.
Dit alles acht de rechtbank buitengewoon ernstig en zij rekent het verdachte zwaar aan.
Vanwege de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de buitengewoon gruwelijke aard van de onderhavige doodslag.
Anderzijds heeft de rechtbank in strafmatigende zin in aanmerking genomen dat – zoals hierna zal worden overwogen – verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt en dat aan hem tevens een TBS-maatregel zal worden opgelegd.
Alles afwegende, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf een passende en zij zal deze eis dan ook volgen. De rechtbank merkt hierbij op dat zij niet het standpunt van de raadsman deelt dat deze straf, in vergelijking met de huidige straftoemeting in zaken van doodslag, te hoog is.
Motivering van de maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van onder meer de volgende over de persoon van verdachte uitgebrachte rapporten en adviezen:
- het rapport van het psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog, gedateerd 23 januari 2020;
- het rapport van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door J. van der Meer, psychiater, gedateerd 28 januari 2020;
- het reclasseringsadvies, opgesteld door [reclasseringswerker 1] , werkzaam bij GGZ Reclassering Fivoor te Leiden, gedateerd 31 januari 2020;
- het milieurapport, opgesteld door [forensisch milieurapporteur] , forensisch milieurapporteur, gedateerd 31 juli 2020;
- het rapport van het aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door drs. R.S. Turk, voornoemd, gedateerd 13 augustus 2020;
- het rapport van het aanvullend psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door J. van der Meer, voornoemd, gedateerd 19 augustus 2020;
- het reclasseringsadvies, opgesteld door [reclasseringswerker 2] , werkzaam bij GGZ Reclassering Fivoor te Heerhugowaard, gedateerd 23 september 2020.
In zijn rapport van 19 augustus 2020 komt de psychiater tot het oordeel dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een lichte verstandelijke beperking. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig bij verdachte. De psychiater is verder van mening dat, gezien de ontkenning van verdachte en omdat uit de processtukken geen eenduidig delictscenario naar voren komt, niet kan worden nagegaan of en zo ja op welke manier de stoornissen van invloed zijn geweest op het gedrag van verdachte zoals ten laste gelegd. Om die reden onthoudt de psychiater zich van uitspraken over de toerekenbaarheid, het recidivegevaar en mogelijke interventies.
De psycholoog komt in zijn rapport van 13 augustus 2020 tot dezelfde diagnose als de psychiater: een lichte verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in het gebruik van alcohol en cocaïne. Verder houdt dit rapport onder meer het volgende in:
Verband diagnose en delict
Als de rechtbank het tenlastegelegde feit bewezen acht, kan verondersteld worden dat de stoornissen van betrokkene daarin hebben doorgewerkt. Deze stoornissen bestaan reeds geruime tijd.
Uit het toxicologisch onderzoek van het NFI komt naar voren dat betrokkene zoveel had gedronken dat gedragsveranderingen konden worden verwacht. Hij had bovendien cocaïne gebruikt.
Van de combinatie alcohol en cocaïne is bekend dat die tot gewelddadige en grensoverschrijdende uitspattingen kan leiden door kortsluiting in het brein.
De combinatie van alcohol en cocaïne met een verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis is een zeer gevaarlijke en geschikt om volkomen door te draaien.
Betrokkene wist dat zijn alcohol- en druggebruik hem in moeilijkheden kon brengen want dat was hem vaker overkomen. Hij had zich beter in acht moeten nemen.
Aan de andere kant maken de verstandelijke beperking en de antisociale persoonlijkheidsstoornis dat betrokkene veel meer moeite heeft dan anderen grenzen te hanteren. Geadviseerd wordt dan ook het ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
Risicotaxatie
Risicotaxatie met de HCR-20 en de SAPROF wijst op een hoge kans op gewelddadige
recidive.
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden en interventieadvies en -condities
Een verstandelijke beperking is een stoornis die niet genezen kan worden, maar wel begeleid. De antisociale persoonlijkheidsstoornis is enigszins beïnvloedbaar, maar betrokkene is weinig leerbaar.
Vanwege gebrekkige cognitieve capaciteiten, het ontbreken van ziektebesef en het ontbreken van een behoefte te veranderen zal gedragsbeïnvloeding moeilijk worden.
Dit betekent dat het recidiverisico moeilijk onder controle is te brengen. Zonder langdurige en nauwlettende controle, bescherming, sturing en begeleiding zal betrokkene binnen de kortste keren terugvallen in problematisch gedrag.
Ambulante begeleiding heeft geen enkele zin. De problemen zijn daarvoor te groot.
De kans op recidive is groot.
Onderzoeker meent dat behandeling in het kader van TBS de enige realistische mogelijkheid biedt het recidiverisico blijvend te verlagen.
TBS met voorwaarden geeft onvoldoende garantie het recidivegevaar terug te dringen. Betrokkene is door zijn beperking niet in staat eventuele voorwaarden adequaat te hanteren. Hij mist daarvoor de benodigde stabiliteit en motivatie.
Hij is aangewezen op 24-uurs zorg en toezicht in een omgeving waarin men weet om te gaan met gedragsgestoorde en verstandelijk beperkte patiënten met verslavingsproblemen.
Aanbevelingen
Onderzoeker adviseert betrokkene de maatregel van TBS met bevel tot verpleging op te leggen indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over de bij verdachte vastgestelde, en ook ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezige, stoornissen over. Voorts verenigt de rechtbank zich met de conclusie van de psycholoog over de doorwerking van die stoornissen in het gedrag van verdachte tijdens het bewezenverklaarde. De rechtbank volgt daarom ook het advies van de psycholoog om verdachte het bewezen verklaarde feit in verminderde mate toe te rekenen.
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat het advies van de psycholoog met betrekking tot de oplegging van de TBS-maatregel moet worden gevolgd, mede gelet op de overige inhoud van het dossier en de indruk die de rechtbank ter zitting van de persoon van verdachte heeft gekregen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte al vanaf 15-jarige leeftijd met politie en justitie in aanraking komt, vanwege met name agressie- en/of geweldsdelicten, en dat hij geen (althans onvoldoende) inzicht heeft in de aard en ernst van zijn persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank is tevens van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Een TBS met voorwaarden biedt, zoals de psycholoog overtuigend heeft gemotiveerd, onvoldoende waarborgen om het recidivegevaar te beteugelen.
Aan de formele vereisten voor oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel, gezien de uitkomst van de risicotaxatie door de psycholoog en ook de mening van de reclassering (in het advies van 31 januari 2020) dat het recidivegevaar en het risico op letselschade beide als hoog moeten worden ingeschat.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
Het verzoek van de raadsman om, in geval de rechtbank wil overgaan tot het opleggen van een TBS-maatregel, de mogelijkheid van TBS met voorwaarden (nader) te onderzoeken, wordt afgewezen.
Zoals hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van meer dan vijf jaren moet worden opgelegd. De combinatie van die straf met TBS met voorwaarden is wettelijk uitgesloten.
Daarnaast acht de rechtbank, zoals hierboven eveneens is uiteengezet, dwangverpleging van verdachte noodzakelijk.
Bij deze stand van zaken is er geen aanleiding voor (nader) onderzoek naar de mogelijkheid van TBS met voorwaarden, nog daargelaten dat het kennelijke advies hiertoe van de reclassering zeer summier is onderbouwd.