ECLI:NL:RBNHO:2020:8306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
8091729
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en de vraag naar de contractspartij

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.Ph. Schölvinck, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.P. Dol, ter zitting bijgestaan door mr. A. Geerts. De vordering betreft onbetaalde facturen die eiser heeft gestuurd aan gedaagde, die in dienst was bij PHA B.V. Eiser heeft gedaagde gedagvaard op basis van de stelling dat gedaagde als deelnemer aan de beurs 'First Art Fair' verantwoordelijk is voor de betaling van de facturen. Gedaagde betwist echter dat hij de contractspartij is en stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen tussen PHA B.V. en eiser, niet tussen hemzelf en eiser.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat eiser geen bewijs heeft geleverd van de aanmelding van PHA B.V. voor de beurs en dat de facturen niet aan gedaagde zijn gericht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat gedaagde de contractspartij is en dat de vorderingen van eiser daarom moeten worden afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van eiser, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8091729 \ CV EXPL 19-15082
Uitspraakdatum: 30 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende en zaakdoende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E.Ph. Schölvinck
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.P. Dol, ter zitting vertegenwoordigd door mr. A. Geerts

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 25 september 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 31 augustus 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] organiseert jaarlijks een nieuwjaarsbeurs voor hedendaagse kunst genaamd ‘First Art Fair’, hierna: de beurs.
2.2.
[eiser] heeft op 16 oktober 2017 een voorschotnota ad € 5.944,12 verstuurd die ten name is gesteld van ‘Public House of Art’ en ter attentie van mevrouw [naam 1] . Op 11 december 2017 heeft [eiser] een tweede nota ad € 5.944,12 verstuurd, ook ten name van ‘Public House of Art’ en ter attentie van [naam 2] . De twee facturen zien op deelname aan de beurs.
2.3.
[gedaagde] was werknemer bij PHA B.V.
2.4.
Telefonisch heeft [gedaagde] aangegeven dat PHA B.V. niet meer aan de beurs kon deelnemen door liquiditeitsproblemen. Op 12 januari 2018 heeft [eiser] een e-mail naar [gedaagde] gestuurd dat het niet mogelijk is om zo kort voor de beurs nog af te zeggen. [eiser] heeft PHA B.V. uitstel gegeven om de facturen na de beurs te betalen.
2.5.
PHA B.V. heeft deelgenomen aan de beurs.
2.6.
[eiser] heeft op 17 juni 2019 per aangetekende brief een ingebrekestelling naar [gedaagde] gestuurd voor de twee openstaande facturen. [gedaagde] heeft de facturen tot op heden niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 12.981,94 bestaande uit € 11.888,24 aan hoofdsom, € 199,82 aan wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot 25 september 2020 en € 893,88 aan incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2020 over € 11.888,24 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de twee openstaande facturen moet voldoen nu hij zich als deelnemer voor de beurs heeft aangemeld en zijn deelname heeft bevestigd per e-mail.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij slechts medewerker is geweest van PHA B.V., en dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen PHA B.V. en [eiser] en niet tussen [gedaagde] en [eiser] . [gedaagde] is derhalve geen partij (geweest) bij deze overeenkomst en is ten onrechte betrokken in de procedure.

5.De beoordeling

5.1.
Voordat een inhoudelijke behandeling kan plaatsvinden, zal eerst moeten worden beoordeeld of [eiser] de juiste partij heeft gedagvaard.
5.2.
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij de juiste partij heeft gedagvaard, heeft [eiser] het volgende naar voren gebracht. [gedaagde] heeft zich in persoon handelend onder de naam ‘Public House of Art’ als deelnemer voor de beurs aangemeld en heeft zijn deelname per e-mail bevestigd. Omdat onder de naam ‘Public House of Art’ geen inschrijving in het Handelsregister is te vinden, is het niet duidelijk of, en zo ja welke besloten vennootschap handelt onder deze naam. Omdat [gedaagde] degene is geweest die de deelname aan de beurs heeft bevestigd, is hij in persoon gedagvaard.
5.3.
[gedaagde] betwist dat hij de contractuele wederpartij is van [eiser] en verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt, onder meer, naar de e-mail d.d. 12 januari 2018 van [eiser] aan [gedaagde] waarin [eiser] schrijft dat zij de kosten van de deelname aan de beurs duidelijk heeft gecommuniceerd aan [naam 2] . Daaruit blijkt dat het niet [gedaagde] is geweest die PHA B.V. heeft aangemeld voor de beurs. [gedaagde] heeft ook niet persoonlijk deelgenomen aan de beurs. Daarbij komt nog dat [eiser] de eenmanszaak ‘Public House of Art’ heeft gedagvaard; die partij bestaat niet, aldus [gedaagde] .
5.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [eiser] heeft nagelaten het aanmeldingsformulier voor de beurs over te leggen zodat niet is vast komen te staan wie ‘Public House of Art’ dan wel PHA B.V. heeft aangemeld voor de beurs en aldus met wie de overeenkomst is gesloten. Geen van de twee facturen is aan [gedaagde] gericht en [gedaagde] heeft niet persoonlijk deelgenomen aan de beurs. [eiser] heeft verder niets in het geding gebracht waaruit blijkt dat [gedaagde] haar contractpartij is geweest. Tegen deze achtergrond is het enkele feit dat [gedaagde] per e-mail door heeft gegeven dat PHA B.V. aanwezig zal zijn op de beurs onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] niet als de contractspartij van [eiser] kan worden aangemerkt en de vorderingen van [eiser] aldus zullen worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 720,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter