ECLI:NL:RBNHO:2020:8030

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
8109605 \ CV EXPL 19-15725
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van vlucht door British Airways

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways na de annulering van hun vlucht van London City Airport naar Amsterdam-Schiphol op 4 juli 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.E. Lof, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. British Airways heeft de vordering betwist, met als argument dat de passagiers niet in overeenstemming met hun algemene voorwaarden hebben gehandeld door direct een derde partij, AirHelp, in te schakelen zonder hen eerst de kans te geven om te reageren op de vordering. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat British Airways niet kan volhouden dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden, aangezien er wel degelijk correspondentie heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de dagvaarding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de annulering. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat de gemaakte kosten in overeenstemming zijn met de eisen van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat British Airways de proceskosten moet vergoeden, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8109605 \ CV EXPL 19-15725
Uitspraakdatum: 30 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 september 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van London City Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 4 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagiers compensatie gevorderd van British Airways in verband met voornoemde annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Namens AirHelp heeft de gemachtigde op 12 augustus 2019 schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning British Airways geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering niet. Zij meent echter wel dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden. Op grond van artikel 18 van haar algemene voorwaarden hadden de passagiers rechtstreeks contact op moeten nemen met British Airways en hadden zij haar 28 dagen de tijd moeten geven om te antwoorden op de vordering van de passagiers. Nu de passagiers dat niet hebben gedaan, maar zich direct gewend hebben tot een derde partij, hebben zij in strijd met de algemene voorwaarden van British Airways gehandeld. Daarnaast is niet gebleken van enige correspondentie voorafgaand aan de het betekenen van de onderhavige dagvaarding. Onder die omstandigheden meent British Airways dat de onderhavige procedure voorkomen had kunnen worden en zijn de kosten aan de zijde van de passagiers nodeloos gemaakt. British Airways verzoekt daarom de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
British Airways betwist de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatie vanwege de geannuleerde vlucht op 4 juli 2019 niet. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onweersproken toewijsbaar.
5.3.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.4.
British Airways voert aan dat zij op grond van artikel 18 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is om de proceskosten te voldoen. De kantonrechter overweegt dat bij vonnis van 5 augustus 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:6070) is geoordeeld dat artikel 18 van de algemene voorwaarden van British Airways moet worden aangemerkt als een oneerlijk beding. Artikel 18 van de algemene voorwaarden is door de kantonrechter vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven.
5.5.
Ten slotte heeft British Airways aangevoerd dat niet gebleken is dat voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding met British Airways is gecorrespondeerd, zodat rauwelijks is gedagvaard. Dat standpunt deelt de kantonrechter niet. De gemachtigde van de passagiers heeft bij dagvaarding gesteld dat voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding AirHelp namens de passagiers compensatie heeft gevorderd in verband met de annulering van de vlucht, de gemachtigde heeft vervolgens op 12 augustus 2019 British Airways schriftelijk aangemaand. Bij conclusie van repliek zijn zowel de claim, de reactie van British Airways daarop als de schriftelijke sommatie van 12 augustus 2019 overgelegd. Van rauwelijks dagvaarden zoals British Airways aanvoert, is dan ook geen sprake.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 juli 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter