In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways na de annulering van hun vlucht van London City Airport naar Amsterdam-Schiphol op 4 juli 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.E. Lof, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. British Airways heeft de vordering betwist, met als argument dat de passagiers niet in overeenstemming met hun algemene voorwaarden hebben gehandeld door direct een derde partij, AirHelp, in te schakelen zonder hen eerst de kans te geven om te reageren op de vordering. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat British Airways niet kan volhouden dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden, aangezien er wel degelijk correspondentie heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de dagvaarding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de annulering. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat de gemaakte kosten in overeenstemming zijn met de eisen van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat British Airways de proceskosten moet vergoeden, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.