ECLI:NL:RBNHO:2020:6070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
8109613 CV EXPL 19-15726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in algemene voorwaarden luchtvaartmaatschappij en recht op bijstand door een gemachtigde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en British Airways PLC. De passagier had een vordering ingesteld tegen British Airways na de annulering van vlucht BA 8459 op 29 mei 2019 van Londen naar Amsterdam-Schiphol. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. British Airways betwistte de vordering niet, maar voerde aan dat de passagier in strijd met haar algemene voorwaarden had gehandeld door zich direct tot een derde partij, AirHelp, te wenden voor het indienen van de claim. De kantonrechter oordeelde dat het beding in de algemene voorwaarden van British Airways, dat het indienen van een claim door een derde partij uitsluit, als oneerlijk moet worden aangemerkt. Dit beding verstoort het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen en de proceskosten voor rekening van British Airways gesteld. De rechter heeft ook geoordeeld dat de passagier niet rauwelijks is gedagvaard, omdat er voorafgaand aan de dagvaarding correspondentie heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8109613 \ CV EXPL 19-15726
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof, mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 4 september 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 29 mei 2019 diende te vervoeren van Londen (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol met vlucht BA 8459 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie gevorderd van British Airways in verband met de voornoemde annulering. British Aiways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
Namens AirHelp heeft de gemachtigde op 12 augustus 2019 schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning British Airways geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering niet. Zij meent echter wel dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden. Op grond van artikel 18 van haar algemene voorwaarden had de passagier rechtstreeks contact op moeten nemen met British Airways en had zij haar 28 dagen de tijd moeten geven om te antwoorden op de vordering van de passagier. Nu de passagier dat niet heeft gedaan, maar zich direct gewend heeft tot een derde partij, heeft zij in strijd met de algemene voorwaarden van British Airways gehandeld. Daarnaast is niet gebleken van enige correspondentie voorafgaand aan de het betekenen van de onderhavige dagvaarding. Onder die omstandigheden meent British Airways dat de onderhavige procedure voorkomen had kunnen worden en zijn de kosten aan de zijde van de passagier nodeloos gemaakt. British Airways verzoekt daarom de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
British Airways betwist de vordering van de passagier tot betaling van de compensatie vanwege de geannuleerde vlucht op 29 mei 2019 niet. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onweersproken toewijsbaar.
5.3.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.4.
Voorts heeft British Airways aangevoerd dat de passagier in strijd met haar algemene voorwaarden heeft gehandeld door zich meteen tot een derde partij te wenden voor het indienen van de compensatievordering bij British Airways. British Airways beroept zich daarbij op artikel 18 van haar algemene voorwaarden, en meer in het bijzonder op de volgende bepalingen:
“18a1) You must submit your claim for compensation directly to us and allow us 28 days (or such time as permitted by applicable law, whichever is the shorter) to respond you your claim, before you engage a third party to make a claim on your behalf. Claims can be submitted online or by writing tot he Customer Relations Department.
18a2) Nothing in this clause prevents you from consulting a legal advisor or other third party company before your submit your claim directly to us under clause 18a1) above.
18a3) We will not deal with any claim submitted by a third party company on your behalf if you have not first followed the process in clause 18a1) above.”
5.5.
De overeenkomst tussen British Airways en de passagier moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). British Airways is immers een rechtspersoon die handelt in het kader van haar privaatrechtelijke bedrijfsactiviteit en de passagier is een natuurlijk persoon, waarvan niet is gebleken dat zij bedrijfs- of beroepsmatig handelt. In de richtlijn is bepaald (artikel 3) dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld – British Airways heeft dit niet gesteld – als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter is dan ook verplicht om ambtshalve na te gaan of het beding, waarop British Airways zich beroept, oneerlijk is in de zin van de richtlijn, en moet dat beding vernietigen indien het beding oneerlijk is (Hoge Raad, 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691).
5.6.
De passagier doet bij repliek een beroep op de oneerlijkheid van het beding, omdat het volgens haar een belemmering vormt voor de indiening van de vordering. Het beding waarop British Airways zich in deze procedure beroept (artikel 18 van haar algemene voorwaarden), houdt onder meer in dat een beroep op compensatiebetaling op grond van de Verordening door British Airways niet in behandeling wordt genomen, indien de passagier zich bij de indiening van deze claim laat vertegenwoordigen door een derde. Eerst nadat British Airways de vordering heeft afgewezen of niet binnen 28 dagen heeft gereageerd, kan de passagier – aldus British Airways – een derde inschakelen om een vordering te innen. British Airways voert in deze procedure aan dat van het voorgaande geen sprake is geweest.
5.7.
British Airways voert in haar conclusie van dupliek aan dat het beding er niet op gericht is om passagiers van de rechter af te houden. Daarbij sluit artikel 18 van de algemene voorwaarden uitdrukkelijk niet uit dat de passagiers voorafgaand aan de indiening van de vordering bij adviseurs te rade gaan. British Airways vraagt enkel dat passagiers eerst zelf met British Airways contact opnemen, in plaats van het contact meteen via een jurist of andere gemachtigde te laten verlopen. Nu de passagier al het contact via AirHelp heeft laten verlopen, is de onderhavige procedure volgens British Airways onnodig aanhangig gemaakt. De procedure wordt enkel doorgezet door de gemachtigde van de passagier in het kader van diens verdienmodel, aldus British Airways. Niet gebleken is dat British Airways door het contact via de gemachtigde van de passagier te laten verlopen wordt benadeeld. De bepaling heeft kennelijk tot doel het uitschakelen van claimbureaus, doch dit mag nimmer ten koste gaan van de rechten van een consument. Daarbij komt dat niet duidelijk is waarom een passagier zich wel mag laten adviseren door een gemachtigde, maar deze gemachtigde mag vervolgens niet online of per brief de compensatievordering indienen. Wat daarbij het probleem voor British Airways is, is onduidelijk gebleven.
5.8.
Het staat British Airways wel vrij om aan haar passagiers mee te geven dat wanneer passagiers rechtstreeks een compensatievordering bij haar indienen dit tot een snellere afwikkeling van de claim leidt, maar British Airways mag daar niet de voorwaarde aan verbinden dat de claim niet in behandeling wordt genomen indien de passagier zich daarbij laat vertegenwoordigen door een gemachtigde. Het laten bijstaan door een gemachtigde is een recht dat de consument heeft. British Airways heeft geen gerechtvaardigd belang om deze bijstand aan de consument te ontzeggen met daaraan ook nog eens gekoppeld de bepaling dat de claim niet zal worden behandeld (zie artikel 18a3 van die voorwaarden). Door op deze wijze het recht op bijstand aan de consument te ontzeggen, wordt het evenwicht ten nadele van de consument verstoord. Het is ook aannemelijk te achten dat British Airways zelf bij de afhandeling van claims wel gebruik maakt van ter zake deskundigen. Door vervolgens in deze procedure aan te voeren dat de passagier, nu deze zich direct heeft laten bijstaan door een gemachtigde, de proceskosten nodeloos heeft gemaakt, is duidelijk dat British Airways met deze bepaling louter de bedoeling heeft de rechten van de consument te beperken. Op grond van de bijlage bij de Richtlijn 93/13 punt 1, sub q van die bijlage (de zgn. blauwe lijst) worden bedingen, die tot doel of gevolg hebben het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren, vermoed oneerlijk te zijn. Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat artikel 18 van de algemene voorwaarden van British Airways als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt, zodat deze bepaling moet worden vernietigd en buiten toepassing dient te blijven.
5.9.
Ten slotte heeft British Airways aangevoerd dat niet gebleken is dat voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding met British Airways is gecorrespondeerd, zodat rauwelijks is gedagvaard. Dat standpunt deelt de kantonrechter niet. De gemachtigde van de passagier heeft bij dagvaarding gesteld dat voorafgaand aan de betekening van de dagvaarding AirHelp namens de passagier compensatie heeft gevorderd in verband met de annulering van de vlucht, de gemachtigde heeft vervolgens op 12 augustus 2019 British Airways schriftelijk aangemaand. Bij conclusie van repliek zijn zowel de claim, de reactie van British Airways daarop als de schriftelijke sommatie van 12 augustus 2019 overgelegd. Van rauwelijks dagvaarden zoals British Airways aanvoert, is dan ook geen sprake.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 72,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter