Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
nietakkoord met een behandeling buiten zitting, nu het een gevoelige en ingewikkelde zaak betreft, die zich niet leent voor een schriftelijke behandeling.
2. Feiten en omstandigheden
3.Standpunt verdediging
- geen redelijk vermoeden van schuld aan valsheid in geschrift of aan overtreding van de Algemene douanewet. Zelfs al zou hier sprake van zijn, dan is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter bij een eventuele veroordeling een verbeurdverklaring, een geldboete of ontnemingsmaatregel zal opleggen. Gewezen is op het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2020 waarin de FIOD aangeeft dat geen sprake is van een verdenking van artikel 225 Sr of artikel 10:1 van de Algemene douanewet;
- na gedeeltelijke gegrondverklaring van het eerder ingediende klaagschrift, is er beslag gelegd op grond van artikel 94a Sv. Dit levert misbruik van recht op;
- hoewel het beslag niet is gelegd op grond van de verdenking van witwassen is hier ook geen sprake van. Klager is open geweest over de herkomst van zijn vermogen en heeft zijn bitcoinwallet laten zien. Uit onderzoek is gebleken dat deze verklaring klopt. Het vermogen van klager is afkomstig van eigen speculatie en handelen. De vermogensaangifte is van voor 2018, de stijging van het vermogen is van erna. De raadsman heeft het Openbaar Ministerie in overweging gegeven nadere vragen over de witwasverdenking per email te stellen, maar hier is het Openbaar Ministerie niet op ingegaan. Nu er verder geen criminele herkomst van het vermogen van klager is gevonden, is het hoogst onwaarschijnlijk dat klager voor witwassen zal worden veroordeeld en dus ook onwaarschijnlijk dat verbeurdverklaring, een geldboete of een ontnemingsmaatregel zal volgen.
- artikel 94a Sv biedt geen ruimte voor het leggen van conservatoir beslag op grond van verdenking van overtreding van artikel 10:1, lid 1 onder d of lid 2 Algemene douanewet. Voor deze overtreding kan immers geen geldboete van de 5e categorie worden opgelegd. Bovendien volgt uit artikel 10:14 Algemene douanewet dat op bij die wet strafbaar gestelde feiten artikel 36e Sr niet van toepassing is;
- beslag op grond van artikel 94a Sv is niet proportioneel nu de machtiging ziet op een bedrag ter hoogte van € 159.505,-. De waarde van de inbeslaggenomen goederen overstijgt dit bedrag ruimschoots. Klager leidt enorme schade door het voortduren van het beslag, in het bijzonder het beslag op het onder 1 genoemde goed.
4.Standpunt officier van justitie
- op de goederen 3, 5 en 7 rust mede beslag op grond van artikel 94 Sv. Nu er na de beschikking van 20 december 2018 geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, moet klager in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
- op alle goederen rust beslag op grond van artikel 94a Sv. Op 8 november 2018 heeft de rechter-commissaris een machtiging afgegeven voor het instellen van een SFO. Dit onderzoek loopt nog. Op dit moment wordt klager verdacht van het overtreden van de Algemene douanewet (artikel 10:1 en 10:5), valsheid in geschrift (artikel 225 Sr) en witwassen (artikel 420bis Sr). Van de dounefraude/valsheden is een dossier opgemaakt, van het witwassen een voorlopig dossier. Dit onderzoek loopt nog. Gelet op de verdenkingen is het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter – later oordelend – komt tot toewijzing van een ontnemingsvordering, nu er sprake is van vijfde geldboetecategorie feiten. Het feitencomplex is niet louter fiscaal van aard en de beschreven feiten en omstandigheden wijzen er op dat klager over een zeer groot wederrechtelijk verkregen voordeel kan beschikken, verworven door of met behulp van deze of andere feiten.
- ten aanzien van het belang van klager bij teruggave acht de officier van justitie weinig concreet en onderbouwd dat klager het onder 1 inbeslaggenomen goed heeft aangeschaft met het oog op publiciteit, als extra marketing tool om zijn bedrijf een positieve impuls te geven. Bovendien staat hier tegenover dat klager wordt verdacht van ernstige feiten voor een hoog bedrag, waarbij het onder 1 genoemde horloge (waarde € 200.000,-) verreweg het duurste voorwerp onder het beslag is.
- ten aanzien van de verdenking witwassen heeft de officier van justitie er op gewezen dat klager er niets aan doet om onderhavige zaak te bespoedigen, terwijl klager nu juist de informatiebron is en graag zijn spullen terug wil hebben. Een witwasonderzoek is nu eenmaal een langlopend onderzoek, zo ook in onderhavige zaak waarin meerdere rechtshulpverzoeken met het buitenland openstaan. Klager heeft weliswaar een verklaring afgelegd, maar deze verklaring blijkt na onderzoek niet juist te zijn. Aldus blijft het volstrekt duister en onnavolgbaar waar klager het vermogen vandaan heeft om de in het geding zijnde (en andere) dure voorwerpen te kopen.