b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan
[…]is bepaald.
Artikel 2.11, eerste lid,
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan
[…], wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is
[…].
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend als bedoeld in lid 4,
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm,
het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers, en andere wateren,
het verlagen of verhogen van het waterpeil,
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd,
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties, of apparatuur,
het scheuren van grasland.
de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden gericht op:
de bruikbaarheid van de weg;
het doelmatig en veilig gebruik van de weg;
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
e bescherming van de groenvoorziening in de gemeente.