In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toekenning van hulp bij het huishouden en begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die lijdt aan een progressieve spieraandoening, had bij de gemeente Heerhugowaard verzocht om een persoonsgebonden budget (pgb) voor minimaal 16 uur ondersteuning per week. De gemeente kende haar echter slechts 7 uur hulp bij het huishouden toe en wees haar aanvraag voor begeleiding af. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door medewerkers van Met Welzijn Heerhugowaard.
De rechtbank constateerde dat de gemeente bij de besluitvorming niet de juiste procedure had gevolgd en onvoldoende onderzoek had verricht naar de begeleidingsbehoefte van eiseres. De medisch adviseur was enkel bevraagd over de huishoudelijke hulp, maar niet over de individuele begeleiding. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig was en dat de gemeente niet had gemotiveerd waarom de toegekende uren voor huishoudelijke hulp onvoldoende waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank benadrukte dat de gemeente bij het nemen van besluiten over maatschappelijke ondersteuning voldoende kennis moet vergaren over de hulpvraag en de problemen die de aanvrager ondervindt bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet had voldaan aan deze verplichtingen, waardoor het besluit niet in stand kon blijven. Eiseres heeft recht op een herbeoordeling van haar aanvraag, waarbij ook de begeleidingsbehoefte in kaart moet worden gebracht.